ECLI:NL:RBLIM:2025:6855

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
ROE 22/2283
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van hulp bij het huishouden op basis van de Wmo 2015 met terugwerkende kracht

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 15 juli 2025, staat de toekenning van hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) centraal. Eiseres, die hulp bij het huishouden heeft aangevraagd, is het niet eens met het aantal toegekende uren. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond de aanvraag voor hulp bij het huishouden aanvankelijk ontoereikend heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft het college verzocht om nader extern medisch advies in te winnen, waaruit blijkt dat eiseres wel in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden. De rechtbank heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend met terugwerkende kracht vanaf de datum van de melding van eiseres, 28 september 2020. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten in bezwaar en beroep, en heeft de ingangsdatum van de hulp bij het huishouden vastgesteld op 28 september 2020, in plaats van de door het college voorgestelde datum van 17 oktober 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres recht heeft op hulp bij het huishouden voor 1 uur en 25 minuten per week en 9 uur extra per kalenderjaar, tegen een uurtarief dat is gebaseerd op de cao VVT.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.C.A. van Niftrik),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond

(gemachtigde: mr. I. van Driel-Kuiper)

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de door het college aan eiseres toegekende hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres is het niet eens met het toegekende aantal uren. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is. De rechtbank is van oordeel dat het primaire besluit en het bestreden besluit 1, waarin de hulp bij het huishouden is afgewezen onder verwijzing naar het advies van Oreon uit 2021 ontoereikend zijn gemotiveerd. De rechtbank heeft daarom het college verzocht om nader extern medisch advies in te winnen. Dat nieuw onderzoek was nodig om het geconstateerde gebrek te herstellen. Het college is naar het oordeel van de rechtbank daarom ten onrechte niet tot een proceskostenvergoeding van de kosten in bezwaar overgegaan. Uit het nieuwe advies volgt dat eiseres wel in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden. De beroepsgronden van eiseres over de omvang en de hoogte van het pgb-tarief slagen naar het oordeel van de rechtbank niet. Met eiseres is de rechtbank wel van oordeel dat de ingangsdatum van de hulp bij het huishouden de datum van de melding van eiseres moet zijn. Eiseres krijgt dus deels gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft, na een melding op 28 september 2020, op 1 december 2020 een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 11 januari 2022 afgewezen. Het college heeft het besluit, omdat de motivering van de afwijzing ontbrak, aangevuld met het besluit van 11 maart 2022. Met het primaire besluit van 13 april 2022 heeft het college een apart besluit genomen over de afwijzing van de aanvraag voor hulp bij het huishouden [1] . Met het bestreden besluit 1 van 16 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Per brief van 2 oktober 2023 heeft de rechtbank het college verzocht om nader extern medisch advies in te winnen en daarbij de vraag voor te leggen aan de medisch adviseur welke concrete huishoudelijke taken eiseres niet kan verrichten door haar beperkingen bij het hoofd buigen.
2.3.
Op 17 oktober 2024 heeft het college het advies van Sociaal Medische Advisering Midden-Limburg (Hierna: SMA) ontvangen, waaruit blijkt dat er hulp bij het huishouden geïndiceerd dient te worden.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. Het onderzoek is op zitting geschorst, zodat het college een nieuwe beslissing op bezwaar kan nemen naar aanleiding van het SMA advies.
2.5.
Het college heeft daarna op 27 november 2024 een nieuw bestreden besluit genomen (bestreden besluit 2). Hierop heeft de gemachtigde van eiseres schriftelijk gereageerd. Het college heeft daarna een nader verweerschrift ingediend.
2.6.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek op 6 mei 2025 gesloten en meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft op 1 december 2020 een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden. Het college heeft Oreon gevraagd medisch advies uit te brengen. Oreon heeft op 14 juni 2021 advies uitgebracht. Het advies heeft lang op zich laten wachten omdat eiseres de afspraak kort voor het spreekuur heeft afgezegd, de arts moest rappelleren voor het ontvangen van de toestemmingsverklaring voor het opvragen van medische informatie en omdat het ruim drie maanden heeft geduurd voordat de medische informatie van de huisarts werd ontvangen. Uit het advies van Oreon blijkt dat eiseres beperkingen heeft. Het advies vermeldt onder meer “
bij poetsen moet mn hoofd omlaag en omhoog wat de duizeligheid doet toenemen”. Op de vraag of eiseres zelf de lichte en/of zware huishoudelijke taken kan verrichten of de wasverzorging kan doen antwoordt de arts van Oreon: “
Mw. kan alle taken kort, mits er niet te veel hoofdbuigen is.” Bij besluit van 11 januari 2022 heeft het college de aanvraag voor hulp bij het huishouden afgewezen onder verwijzing naar het advies van Oreon. Het college heeft het besluit aangevuld met het besluit van 11 maart 2022, waarbij het gebrek van een ontbrekende motivering is hersteld. Met het primaire besluit van 13 april 2022 heeft het college een apart besluit genomen over de afwijzing van de aanvraag voor hulp bij het huishouden. Volgens het college kan eiseres de huishoudelijke taken gedoseerd, verdeeld over de dag/week zelf uitvoeren, mits er niet teveel sprake is van hoofdbuigen. Eiseres kan daarbij gebruikmaken van geschikte hulpmiddelen volgens het college. Met het bestreden besluit 1 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3.1.
Per brief van 2 oktober 2023 heeft de rechtbank het college bericht dat het voor de rechtbank op basis van het advies van Oreon niet duidelijk is of eiseres beperkingen ervaart bij het uitvoeren van de huishoudelijke taken ten gevolge van duizelig bij hoofdbuigen. De rechtbank wil graag weten bij welke huishoudelijke taken er sprake is van hoofdbuigen. De rechtbank heeft daarom het college verzocht om nader extern medisch advies in te winnen en de vraag voor te leggen welke concrete huishoudelijke taken eiseres niet kan verrichten door haar beperkingen bij het hoofdbuigen.
3.2.
Het college heeft (met spoed) advies gevraagd aan SMA. Het college heeft de rechtbank laten weten dat SMA de opdracht heeft teruggegeven aan het college omdat eiseres verschillende uitnodigingen van SMA voor een spreekuurconsult heeft afgezegd en telefonisch niet bereikbaar was voor SMA. Eiseres heeft daarna laten weten medewerking te willen verlenen aan het onderzoek. In dezelfde periode werd in het kader van de aanvraag voor individuele begeleiding een medisch expertise onderzoek uitgevoerd naar de psychische en fysieke belastbaarheid van eiseres door WPEX. Besloten is de uitkomsten van het onderzoek van WPEX te gebruiken voor het advies over de noodzaak van hulp bij het huishouden. Op of rond 12 april 2024 heeft SMA kennisgenomen van het advies van WPEX en een vertaalslag gemaakt ter beantwoording van de vragen over hulp bij het huishouden. Eiseres heeft die vertaalslag op 8 mei 2024 geblokkeerd en later gedeblokkeerd. Op 17 oktober 2024 heeft het college het advies van SMA ontvangen, waaruit blijkt dat er hulp bij het huishouden geïndiceerd dient te worden. Volgens SMA is het uitvoeren van alle zware huishoudelijke taken en de werkzaamheden die eiseres op hoogte moet verrichten vanuit medisch oogpunt beperkt. De lichte huishoudelijke taken zijn wel mogelijk voor haar, evenals het koken en de wasverzorging wanneer eiseres deze taken gefaseerd, met tussendoor een rustmoment en verdeeld over de dag en de week uitvoert.
3.3.
Op de zitting is met partijen afgesproken dat eiseres een budgetplan opstuurt naar het college en dat het college vervolgens een nieuwe beslissing op bezwaar neemt naar aanleiding van het SMA advies.
3.4.
Het college heeft daarna op 27 november 2024 bestreden besluit 2 genomen waarin aan eiseres een persoonsgebonden budget (pgb) is toegekend voor hulp bij het huishouden vanaf 17 oktober 2024 voor 1 uur en 25 minuten per week en 9 uur extra per kalenderjaar voor onbepaalde tijd tegen een uurtarief van € 21,-. Het beroep van eiseres heeft, gelet op artikel 6:19, eerste lid van de Awb, van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 2.
Standpunten van partijen
4. Eiseres kan zich niet vinden in bestreden besluit 2 en heeft daartegen beroepsgronden aangevoerd. Volgens eiseres laat het college ten onrechte de voorziening pas ingaan vanaf 17 oktober 2024 (datum ontvangst SMA-advies door het college). Eiseres heeft recht op hulp bij het huishouden vanaf 28 september 2020 ( datum melding). Vanaf die datum moet ze ook de reeds geleverde ondersteuning voor het huishouden kunnen betalen. Verder voert eiseres aan dat het gelet op de conclusie van de medisch adviseur van SMA onnavolgbaar is dat eiseres geen ondersteuning bij de wasverzorging nodig zou hebben, omdat je bij deze taak juist ook moet bukken, tillen, dragen, duwen en balans houden. De conclusie van de adviseur is dat eiseres in al deze opzichten fors beperkt is. Daarnaast is eiseres van mening dat haar tenminste drie uur per week moet worden toegekend voor de huishoudelijke taken. De door het college gehanteerde normtijden zijn niet gebaseerd op objectieve criteria, steunend op deugdelijk onderzoek. Tot slot stelt eiseres dat het pgb-tarief van € 21,- opgehoogd moet worden conform de eisen van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] .
5. Het college stelt zich in bestreden besluit 2 en het verweerschrift op het standpunt dat 17 oktober 2024 als ingangsdatum wordt gehanteerd, omdat dit de datum is waarop het medisch advies van SMA door het college is ontvangen. Vastgesteld is dat eiseres vanaf deze datum de geobjectiveerde beperkingen ten aanzien van de zware huishoudelijke taken en de lichte huishoudelijke taken op hoogte ondervindt. Anders dan eiseres stelt is het medisch advies van Oreon uit 2021 niet herzien en vervangen door het medisch advies van SMA, maar is de situatie van eiseres in de tussenliggende periode gewijzigd. Gelet op het procesverloop en de vele, al dan niet tijdig, door eiseres afgezegde afspraken bij SMA, is het tijdsverloop tussen de aanvraag en de indicatiestelling te wijten aan eiseres zelf. Volgens het college is hierdoor niet vast te stellen wat de situatie van eiseres was in deze tussenliggende periode en dient dit voor rekening en risico van eiseres te blijven. Het college stelt zich op het standpunt dat het advies van Oreon uit 2021 op basis waarvan is besloten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor hulp bij het huishouden een zorgvuldig genomen en juist advies was. Dat de nu gerechtvaardigde indicatie met terugwerkende kracht tot 28 september 2020 zou moeten worden toegekend kan het college niet volgen, gelet op het advies van Oreon, het ontbreken van contra-expertise en het langdurig niet meewerken aan een onderzoek door eiseres en de onduidelijkheid van de situatie van eiseres in die tussenliggende periode. Tot slot wijst het college erop dat het tarief voor hulp bij het huishouden is gebaseerd op de uurlonen uit de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT). Het uurtarief van € 21,- geldt voor de periode vanaf oktober 2024 en tot een andere CAO wordt vastgesteld ook voor 2025. In het bestreden besluit heeft het college het pgb-budget voor 2024 en 2025 verder uitgewerkt.
Beroep tegen bestreden besluit 1 is niet-ontvankelijk
6. De rechtbank overweegt dat nu het college bestreden besluit 1 niet heeft gehandhaafd, eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep tegen dat besluit, zodat de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.
Omvang indicatie hulp bij het huishouden
7. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen in geschil is welke huishoudelijke taken moeten worden overgenomen en het aantal toegekende uren voor het uitvoeren van die taken (de omvang van de hulp). Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hulp bij het huishouden kunnen toekennen voor 1 uur en 25 minuten per week (75 minuten zware huishoudelijke taken en 10 minuten lichte, hoge huishoudelijke taken) en 9 uur extra per kalenderjaar voor incidenteel grondig werk. De rechtbank licht dat oordeel hierna toe.
7.1.
Voor het vaststellen van de aard van de hulp bij het huishouden die eiseres nodig heeft, heeft het college zich mogen baseren op het advies van SMA. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat dit advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is. De vaststelling door de medisch adviseur dat eiseres beperkt is op zwaar tillen, zwaar dragen, zwaar duwen, zwaar trekken, veelvuldig belast bukken, op alle zware huishoudelijke taken en op het verrichten van werkzaamheden op hoogte, zoals op ladders en opstapjes, is niet strijdig met de conclusie dat eiseres geen ondersteuning bij de wasverzorging nodig heeft. In dat kader neemt de rechtbank in aanmerking dat de arts van SMA heeft toegelicht dat eiseres de wasverzorging wel kan verrichten, net als de lichte huishoudelijke taken (die niet op hoogte zijn), wanneer ze deze taken gefaseerd, met tussendoor een rustmoment en verdeeld over de dag en de week uitvoert. Onder verwijzing naar het advies van SMA heeft het college daarom naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd dat eiseres alleen in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden voor de zware huishoudelijke taken en de lichte huishoudelijke taken op hoogte.
7.2.
Het college heeft de omvang van de indicatie gebaseerd op de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2020 (hierna: de beleidsregels), welke in overeenstemming zijn met het normenkader hulp bij het huishouden door bureau HHM. Dat het college zich mag baseren op dit normenkader ten aanzien van de hulp bij het huishouden is meermaals door de CRvB bevestigd. [3] De rechtbank heeft geen aanleiding om eraan te twijfelen dat het HHM-rapport op de juiste wijze is toegepast door het college in de Beleidsregels. Dit is door eiseres namelijk niet concreet aangevoerd. Eiseres noemt wel hogere aantallen minuten voor verschillende soorten taken, maar verwijst daarbij naar het CIZ- en MO-protocol. De normen in het CIZ-protocol zijn ruim, terwijl de CRvB inmiddels heeft geoordeeld dat ook het HHM normenkader als uitgangspunt kan dienen bij het vaststellen van de omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijk hulp. [4] Het college mag daarom op grond van de normtijden in de Beleidsregels hulp bij het huishouden (voor de zware huishoudelijke taken en de lichte huishoudelijke taken op hoogte) indiceren. Voor zware huishoudelijke taken is dat 75 minuten per week [5] . Voor lichte huishoudelijke taken is dat 40 minuten per week [6] , maar nu eiseres daarvan alleen de taken op hoogte niet zelf kan uitvoeren, heeft het college daarvoor 10 minuten kunnen indiceren. Niet gebleken is dat in het geval van eiseres vanwege bijzondere omstandigheden meer tijd moet worden toegekend.
7.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Hoogte pgb-tarief
8. Partijen verschillen van mening over de hoogte van het toegekende pgb-tarief.
Eiseres voert aan dat het pgb-tarief van € 21,- opgehoogd moet worden conform de eisen van de uitspraak van de CRvB van 16 augustus 2023 [7] . De CRvB heeft in deze uitspraak besloten dat het college voor het minimale pgb-uurtarief dient aan te sluiten bij de CAO VVT.
8.1.
De hoogte van het pgb uurtarief heeft het college bij het bestreden besluit vastgesteld overeenkomstig de uitspraak van 16 augustus 2023, [8] waarin de CRvB heeft geoordeeld dat het pgb-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk minimaal de hoogte moet hebben van het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren. Het is de rechtbank niet gebleken dat het college bij het bestreden besluit geen goede toepassing heeft gegeven aan deze uitspraak. Eiseres heeft niet gemotiveerd waarom het uurtarief van
€ 21,00 niet zou voldoen aan de eisen die de CRvB daaraan stelt. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Ingangsdatum en proceskostenvergoeding in bezwaar
9. Tussen partijen is tot slot in geschil vanaf welke datum de hulp bij het huishouden moet worden toegekend en of het college terecht niet tot een proceskostenvergoeding in bezwaar is overgegaan. Het college heeft de hulp bij het huishouden met terugwerkende kracht toegekend vanaf 17 oktober 2024, de datum waarop het college het medisch advies van SMA heeft ontvangen. Eiseres is van mening dat er recht op hulp bij het huishouden bestaat vanaf 28 september 2020, de datum van de melding en dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres onder verwijzing naar het advies van Oreon uit 2021 ontoereikend was gemotiveerd. Het standpunt van het college dat het advies van Oreon op basis waarvan is besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden een zorgvuldig genomen en juist advies was, volgt de rechtbank niet. Op basis van het advies van Oreon was niet duidelijk of eiseres beperkingen ervaart bij het uitvoeren van de huishoudelijke taken doordat ze duizelig wordt van hoofdbuigen en, zo ja, bij welke huishoudelijke taken dat dan het geval is. De rechtbank heeft daarom het college verzocht om nader extern medisch advies in te winnen en de vraag voor te leggen welke concrete huishoudelijke taken eiseres niet kan verrichten door haar beperkingen bij het hoofdbuigen. Dat nieuw onderzoek was nodig om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit 1 te herstellen. Naar aanleiding van het nieuwe onderzoek heeft het college het bestreden besluit 2 genomen, ter vervanging van het bestreden besluit 1. Het college had dit nader onderzoek eigenlijk zelf moeten laten uitvoeren alvorens een (primair) besluit te nemen over de hulp bij het huishouden. Anders dan het college ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor de vooronderstelling dat dan niet (toen al) was gebleken dat eiseres de zware huishoudelijke taken en de taken op hoogte niet zelf kan uitvoeren en dat het college dus bij het huishouden had moeten verstrekken. Het standpunt van het college dat de situatie van eiseres in de tussenliggende periode is gewijzigd, volgt de rechtbank dus niet. Dat – in beroep – het traject om te komen tot het SMA-advies moeizaam is verlopen, omdat afspraken door eiseres zijn afgezegd en het advies door haar is geblokkeerd, doet daar niet aan af. Het college is naar het oordeel van de rechtbank daarom ten onrechte bij het bestreden besluit 2 niet overgegaan tot herroeping van het primaire besluit en tot een vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
9.2.
De rechtbank overweegt dat de Wmo 2015 niet bepaalt wat de ingangsdatum van een voorziening is. De Wmo 2015 verzet zich niet tegen het verlenen van een pgb voor hulp bij het huishouden met terugwerkende kracht (tot een datum gelegen voor het toekenningsbesluit). Het college heeft niet gesteld dat de Verordening, het Beleid of de bestendige praktijk van het college voorschrijven dat toekenning van een pgb niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden of per welke datum een pgb wordt toegekend. De rechtbank stelt verder vast dat het college het pgb op 27 november 2024 heeft toegekend met ingang van 17 oktober 2024. Daaruit maakt de rechtbank op dat het pgb ook volgens het college met terugwerkende kracht kan worden toegekend. Er moet onder deze omstandig-heden een beoordeling plaatsvinden in het individuele geval van eiseres, waarbij rekening moet worden gehouden met de alle relevante omstandigheden van het geval. [9] Eiseres heeft een melding gedaan voor hulp bij het huishouden op 28 september 2020. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat er geen aanknopingspunt is voor de stelling dat eiseres niet al eerder was aangewezen op hulp bij het huishouden dan 17 oktober 2024. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat er hulp bij het huishouden is ingezet door eiseres en dat deze hulp betaald wil worden voor de geleverde ondersteuning. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de hulp bij het huishouden daadwerkelijk is verleend en dat eiseres daarvoor nog betaling verschuldigd is. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het hanteren van de ingangsdatum van 17 oktober 2024 onjuist. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de ingangsdatum van de hulp bij het huishouden 28 september 2020 moet zijn. De rechtbank zal daarom de ingangsdatum bepalen op 28 september 2020.
9.3.
Ten overvloede benadrukt de rechtbank het volgende. Zoals in het bestreden besluit 2 staat vermeld, maakt het college het pgb over aan de Sociale Verzekeringsbank (de SVB). De SVB beheert het pgb en zorg na declaratie voor de betaling aan de zorgverlener. Er zal dus alleen tot uitbetaling van het pgb worden overgegaan als eiseres middels declaraties aantoont dat zij daadwerkelijk betaalde hulp bij het huishouden heeft ingezet.
9.4.
Deze beroepsgronden slagen.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit 2 te worden vernietigd voor wat betreft de ingangsdatum van de hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb en de afwijzing van proceskostenvergoeding in bezwaar. Met het oog op de definitieve beslechting van het geschil en gelet op de lange duur van de procedure ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door het bezwaar gegrond te verklaren, het besluit van 11 januari 2022, besluit van 11 maart 2022 en het primaire besluit te herroepen en aan eiseres vanaf 28 september 2020 voor onbepaalde tijd hulp bij het huishouden toe te kennen in de vorm van een pgb, voor 1 uur en 25 minuten per week en 9 uur extra per kalenderjaar. Het bestreden besluit 2 wordt niet vernietigd voor zover daarbij het uurtarief is vastgesteld voor 2024 en 2025. Het uurtarief voor 2020 tot en met 2023 is bij het bestreden besluit niet vastgesteld. De rechtbank zal bepalen dat voor 2020 tot en met 2023 het uurtarief geldt ter hoogte van minimaal het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren. Daarnaast kent de rechtbank aan eiseres een proceskostenvergoeding in bezwaar toe van € 647,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 647,- en een wegingsfactor 1).
10.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten in beroep. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt), aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt) en een nieuw beroepschrift ingediend naar aanleiding van het bestreden besluit 2 (1 punt). Aan proceskosten in beroep is het college dan ook een bedrag verschuldigd van € 2.721,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit 2 voor wat betreft de ingangsdatum van de hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb en de afwijzing van proceskostenvergoeding in bezwaar;
  • herroept het besluit van 11 januari 2022, het besluit van 11 maart 2022 en primaire besluit en kent aan eiseres toe:
o met ingang van 28 september 2020, voor onbepaalde tijd, een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb voor 1 uur en 25 minuten per week en 9 uur extra per kalenderjaar, tegen een uurtarief in 2020 tot en met 2023 van minimaal het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren en
o een proceskostenvergoeding in bezwaar van € 647,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit 2;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.721,- te betalen aan de rechtsbijstandverlener van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025.
De griffier is verhinderde de uitspraak
rechter
te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 juli 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bij de besluiten van 11 januari 2022 en 11 maart 2022 was ook individuele begeleiding aan de orde.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 16 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1394.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835, van 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2470 en van 9 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:46.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1605.
5.Bij een woning met twee slaapkamers.
6.Bij een woning met twee slaapkamers.
9.Zie de uitspraak van de CRvB van 13 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1387.