ECLI:NL:RBLIM:2025:8138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
ROE 25/1314
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van artikel 13b Opiumwet met aandacht voor medische problematiek verzoekster

Op 20 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, een inwoner van Landgraaf, en de burgemeester van de gemeente Landgraaf. De burgemeester had op 20 mei 2025 besloten om de woning van verzoekster te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, na het aantreffen van aanzienlijke hoeveelheden drugs in de woning. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 8 augustus 2025 behandeld en geconcludeerd dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is, gezien de medische (psychische) problematiek van verzoekster en het feit dat er geen drugsgerelateerde incidenten meer hebben plaatsgevonden sinds de constatering van de overtreding. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester verzocht om de sluiting te heroverwegen en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de sluiting van de woning voorlopig is geschorst. De burgemeester is ook veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/1314

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 augustus 2025 in de zaak tussen

[naam] , uit Landgraaf, verzoekster,

(gemachtigde: mr. S.J.F. van Merm),
en

de burgemeester van de gemeente Landgraaf,

(gemachtigde: mr. L.M.E. Embregts).

Inleiding

1. Bij besluit van 20 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekster (de woning) te sluiten en voor de duur van zes maanden gesloten te houden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft de burgemeester voorafgaand aan de zitting gevraagd of hij bereid is om in afwachting van de zitting en de uitspraak op de voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit. De burgemeester heeft daarmee ingestemd. Daarnaast heeft de burgemeester op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Verzoekster heeft daarna nog aanvullende stukken aan de rechtbank toegezonden.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen vervolgens op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, tezamen met haar partner, [naam] , en bijgestaan door haar gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester verzoekster in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor de duur van zes maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter doet dat aan de hand van de gronden die verzoekster in deze procedure en in de bezwaarschriftprocedure heeft aangevoerd.
2.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Als verzoekster het niet eens is met de beslissing op het bezwaar (die door de burgemeester nu nog moet worden genomen), kan verzoekster daartegen op dat moment beroep instellen bij de rechtbank. De rechtbank mag in die (bodem)procedure anders oordelen over de zaak dan de voorzieningenrechter nu.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
4. De voorzieningenrechter is uitgegaan van de volgende, vaststaande feiten. Verzoekster woont in de woning, het betreft een koopwoning. Haar partner, de heer [naam] staat niet op het adres ingeschreven, maar verblijft wel bij verzoekster. De politie heeft in de woning in totaal 369,59 gram (netto) amfetamine, 189,83 gram (netto) MDMA, 0,71 gram (netto) 2C-B, 120,98 gram (netto) 2-MMC, 82 gram (bruto) ketamine,
3 gram (bruto) heroïne/mescaline, twee flesjes met heroïne/mescaline (van een onbekend gewicht) en 101 LSD-zegels aangetroffen. Daarnaast heeft de politie tasers, messen, (accessoires van) vuurwapens en bijbehorende patronen, verpakkingsmaterialen en een (ongeopende) kluis, alsook productiemiddelen en een handleiding aangetroffen.
4.1.
Bij brief van 28 maart 2025 heeft de burgemeester verzoekster naar aanleiding van daarvan in kennis gesteld van het voornemen om de woning te sluiten. Verzoekster heeft vervolgens haar desgevraagd haar zienswijze kenbaar gemaakt. De burgemeester heeft in die zienswijze geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken, zodat de burgemeester het sluitingsbesluit heeft genomen. Verzoekster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en dit verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ingediend. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Is sprake van een spoedeisend belang?
5. De voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen indien er een spoedeisend belang is, waardoor verzoekster niet kan wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter dient dus eerst te beoordelen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang in dezen is gelegen in de aard en kern van de zaak. De voorzieningenrechter acht daarvoor van belang dat verzoekster in de woning woont en (nog) geen alternatieve woonruimte heeft.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
7. Verzoekster heeft niet betwist dat de politie in haar woning 369,59 gram (netto) amfetamine, 189,83 gram (netto) MDMA, 0,71 gram (netto) 2C-B, 120,98 gram (netto) 2-MMC, 82 gram (bruto) ketamine, 3 gram (bruto) heroïne/mescaline, twee flesjes met heroïne/mescaline (van een onbekend gewicht) en 101 LSD-zegels heeft aangetroffen. Verzoekster heeft ook niet betwist dat de burgemeester naar aanleiding daarvan bevoegd is haar woning te sluiten. De voorzieningenrechter zal daarover dan ook niet oordelen. Verzoekster heeft wel de noodzaak en evenredigheid van de woningsluiting betwist. Wat zij daarover heeft aangevoerd, beoordeelt de voorzieningenrechter daarom hierna.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Verzoekster voert aan dat de sluiting van de woning niet (meer) noodzakelijk is, aangezien de overtreding op het moment van de constatering op 13 januari 2025 al is beëindigd. De burgemeester heeft het (definitieve) besluit tot sluiting van de woning vervolgens pas vier maanden later (op 20 mei 2025) genomen. De woningsluiting is door dat tijdsverloop geen geschikt middel meer, mede gezien het feit dat zich in de tussenliggende periode (en ook daarna) in en/of rondom de woning van verzoekster geen drugsgerelateerde incidenten meer hebben voorgedaan en de stress die verzoekster door de aanstaande sluiting ervaart tot gevolg heeft dat dergelijke incidenten zich ook niet meer zullen voordoen. Verzoekster heeft ter (nadere) onderbouwing daarvan verwezen naar de uitspraken van de Afdeling van 16 juli 2025. [1]
9. De voorzieningenrechter is -anders dan verzoekster- van oordeel dat het tijdsverloop niet tot gevolg heeft dat er geen noodzaak (meer) is om tot sluiting van de woning over te gaan, althans dat de burgemeester dat op dit moment al nader dan wel opnieuw had moeten motiveren. Verzoekster heeft in dat kader weliswaar terecht opgemerkt dat de doorzoeking van de woning en constatering van de overtreding al heeft plaatsgevonden op
13 januari 2025, maar in de daaropvolgende periode van vier maanden heeft er een onderzoek naar de drugs plaatsgevonden, is een bestuurlijke rapportage uitgebracht (op
18 februari 2025) en heeft de burgemeester een voornemen uitgebracht (op 28 maart 2025). Verzoekster is middels dat voornemen in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze kenbaar te maken, die zij vervolgens heeft ingediend op 16 april 2025. De burgemeester heeft naar aanleiding daarvan het (definitieve) besluit tot sluiting van de woning genomen op 20 mei 2025. Zoals de Afdeling [2] al vaker heeft overwogen is een dergelijke handelswijze van (onder meer) de burgemeester en een dergelijke termijn nodig met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit. Van belang is daarvoor ook dat de burgemeester op geen enkel moment heeft stilgezeten. De burgemeester heeft dus zorgvuldig en voldoende voortvarend gehandeld, zodat het tijdsverloop niet afdoet aan de noodzaak. De burgemeester heeft die noodzaak in het bestreden besluit dan ook (nog) niet nader hoeven te motiveren, maar in de beslissing op bezwaar zal dat wellicht wel het geval zijn.
Is sluiting van de woning evenredig?
10. Verzoekster voert aan dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid, doordat zij niet betrokken is geweest bij de drugs(handel) en van de aanwezigheid daarvan in haar woning ook slechts beperkte wetenschap heeft gehad door haar medische (psychische) problematiek. Zo heeft verzoekster ter zitting toegelicht dat er onder meer sprake is van paniekaanvallen, slaapproblemen, OCD en psychotische klachten, alsook suïcidaliteit. Verzoekster is daardoor zeer kwetsbaar, waardoor het niet in haar belang is als haar woning gesloten zou worden, terwijl zij (nog steeds) wacht op passende hulpverlening. De woning (haar “bunker”) is voor verzoekster namelijk de enige plek, waar zij zich nog enigszins veilig voelt. Daarnaast is van belang dat verzoekster huisdieren heeft (twee honden, drie katten en een konijn) die ze (waarschijnlijk) niet mee kan nemen naar een andere woning. Verzoekster is erg gehecht aan haar dieren en die bieden haar steun in deze voor haar moeilijke periode in het leven.
11. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Als de sluiting noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting zijn (onder andere) de verwijtbaarheid en de eventuele bijzondere binding met het pand van belang. [3]
12. De voorzieningenrechter realiseert zich dat het belang van de burgemeester om het woon- en leefklimaat bij de woning te beschermen en de openbare orde te herstellen zwaar weegt. Echter, de voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster extreem kwetsbaar is en dat haar in mindere mate kan worden verweten dat zij niet heeft ingegrepen tegen de drugs(handel) in de woning.
12.1.
Uit de overgelegde (medische) informatie volgt dat verzoekster vanuit haar werk als social worker is uitgevallen met psychische klachten en dat is vastgesteld dat verzoekster psychoses, stemmingsproblematiek, OCD en chronische suïcidaliteit heeft. Verzoekster heeft meerdere suïcidepogingen gedaan, waarbij haar partner steeds 112 heeft moeten bellen, waarna verzoekster op de eerste hulp en bij de crisisdienst terecht is gekomen. Daarnaast is verzoekster soms meerdere dagen achter elkaar wakker en slaapt zij vervolgens meerdere dagen achter elkaar. Ter zitting heeft verzoekster aangevoerd dat zij door de psychoses en OCD vaak niet kan vertellen wat zij in de uren of op de dagen dat zij wakker was heeft gedaan en dat ze achteraf vaak ook niet kan aangeven wat wel en wat niet echt was. Verzoekster weet dus ook niet of ze de drugs heeft gezien of had kunnen/moeten zien. Het voelt voor haar alsof ze in een nachtmerrie zit, waarbij ze hoopt wakker te worden. Ze had een goede baan en de hoop haar zelf gekochte klushuis op te knappen. Verzoekster gebruikt geen drugs, afgezien van de voorgeschreven medicatie.
12.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de medische informatie niet volgt dat verzoekster om medische redenen aan de woning gebonden is. Echter, de voorzieningenrechter stelt wel vast dat verzoekster al jaren op zoek is naar passende hulp voor haar psychische klachten, waarbij verschillende organisaties (waaronder PAAZ, PSYQ en de crisisdienst van Mondriaan) haar niet de hulp konden bieden die zij nodig had en ook nog steeds nodig heeft. Ter zitting heeft verzoekster aangegeven dat er inmiddels (na ruim een jaar op de wachtlijst te hebben gestaan) een intake heeft plaatsgevonden bij Mondriaan, maar dat op dit moment het behandelplan nog niet af is.
12.2.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de rol van de partner van verzoekster tweeledig is. Enerzijds is de partner verslaafd aan drugs en is hij degene die de drugs in de woning heeft gebracht waardoor hij verzoekster in deze situatie heeft gebracht, maar aan de andere kant is hij ook degene die voor haar zorgt, op haar let en 112 belt op het moment dat het mis gaat. Ook is haar partner degene die zorgt dat ze naar afspraken gaat, omdat het verzoekster zelf simpelweg niet lukt. Ter zitting heeft hij aangegeven dat hij geen drugs meer wil gebruiken, dat hij alle drugs uit de woning heeft verwijderd en dat hij zou worden opgenomen voor zijn verslaving. Echter, toen bleek dat het heel slecht ging met verzoekster is hij eerder teruggekomen uit angst dat ze een nieuwe suïcidepoging zou doen en hij op dat moment niet in de buurt zou zijn om hulp in te schakelen. De voorzieningenrechter ziet daarin de belangrijke rol van de partner van verzoekster en geeft hem daarom het voordeel van de twijfel, helemaal in deze periode waarin ze nog steeds geen passende hulp heeft voor haar psychische klachten.
12.3.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat, gelet op de extreme kwetsbaarheid van verzoekster en het feit dat de juiste hulp nog moet worden opgestart (en dat dan pas duidelijk wordt welk effect de sluiting van de woning op verzoekster zal hebben), een sluiting van de woning niet in de rede ligt. De voorzieningenrechter acht een sluiting van de woning op dit moment te risicovol gelet op haar medische problematiek.
13. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester om overweging om de woningsluiting te heroverwegen en te volstaan met een lichter middel, zoals een last onder dwangsom, een voorwaardelijke sluiting of een waarschuwing. Dit als stok achter de deur zodat verzoekster -maar zeker ook de partner van verzoekster- weet wat de gevolgen zijn als hij nog een keer drugs meeneemt naar de woning of in de woning maakt. Indien de burgemeester toch een woningsluiting noodzakelijk acht, dan is de voorzieningenrechter van oordeel dat er in deze situatie een verdergaande zorgplicht geldt gelet op de medische problematiek van verzoekster. In haar situatie kan van verzoekster namelijk niet verwacht worden dat zij zelf voor een vervangende woonruimte kan zorgen, uit de medische informatie volgt dat zij daarvoor niet belastbaar is. Ook kan verzoekster met haar medische klachten niet naar een daklozenopvang.

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat de burgemeester de woning vooralsnog niet mag sluiten.
15. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op
bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. D.D. Kock, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. mr. S.C. Mellendijk-Leinders, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 20 augustus 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1333.