4.1.Bij brief van 28 maart 2025 heeft de burgemeester verzoekster naar aanleiding van daarvan in kennis gesteld van het voornemen om de woning te sluiten. Verzoekster heeft vervolgens haar desgevraagd haar zienswijze kenbaar gemaakt. De burgemeester heeft in die zienswijze geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken, zodat de burgemeester het sluitingsbesluit heeft genomen. Verzoekster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en dit verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ingediend. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Is sprake van een spoedeisend belang?
5. De voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen indien er een spoedeisend belang is, waardoor verzoekster niet kan wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter dient dus eerst te beoordelen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang in dezen is gelegen in de aard en kern van de zaak. De voorzieningenrechter acht daarvoor van belang dat verzoekster in de woning woont en (nog) geen alternatieve woonruimte heeft.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
7. Verzoekster heeft niet betwist dat de politie in haar woning 369,59 gram (netto) amfetamine, 189,83 gram (netto) MDMA, 0,71 gram (netto) 2C-B, 120,98 gram (netto) 2-MMC, 82 gram (bruto) ketamine, 3 gram (bruto) heroïne/mescaline, twee flesjes met heroïne/mescaline (van een onbekend gewicht) en 101 LSD-zegels heeft aangetroffen. Verzoekster heeft ook niet betwist dat de burgemeester naar aanleiding daarvan bevoegd is haar woning te sluiten. De voorzieningenrechter zal daarover dan ook niet oordelen. Verzoekster heeft wel de noodzaak en evenredigheid van de woningsluiting betwist. Wat zij daarover heeft aangevoerd, beoordeelt de voorzieningenrechter daarom hierna.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Verzoekster voert aan dat de sluiting van de woning niet (meer) noodzakelijk is, aangezien de overtreding op het moment van de constatering op 13 januari 2025 al is beëindigd. De burgemeester heeft het (definitieve) besluit tot sluiting van de woning vervolgens pas vier maanden later (op 20 mei 2025) genomen. De woningsluiting is door dat tijdsverloop geen geschikt middel meer, mede gezien het feit dat zich in de tussenliggende periode (en ook daarna) in en/of rondom de woning van verzoekster geen drugsgerelateerde incidenten meer hebben voorgedaan en de stress die verzoekster door de aanstaande sluiting ervaart tot gevolg heeft dat dergelijke incidenten zich ook niet meer zullen voordoen. Verzoekster heeft ter (nadere) onderbouwing daarvan verwezen naar de uitspraken van de Afdeling van 16 juli 2025.
9. De voorzieningenrechter is -anders dan verzoekster- van oordeel dat het tijdsverloop niet tot gevolg heeft dat er geen noodzaak (meer) is om tot sluiting van de woning over te gaan, althans dat de burgemeester dat op dit moment al nader dan wel opnieuw had moeten motiveren. Verzoekster heeft in dat kader weliswaar terecht opgemerkt dat de doorzoeking van de woning en constatering van de overtreding al heeft plaatsgevonden op
13 januari 2025, maar in de daaropvolgende periode van vier maanden heeft er een onderzoek naar de drugs plaatsgevonden, is een bestuurlijke rapportage uitgebracht (op
18 februari 2025) en heeft de burgemeester een voornemen uitgebracht (op 28 maart 2025). Verzoekster is middels dat voornemen in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze kenbaar te maken, die zij vervolgens heeft ingediend op 16 april 2025. De burgemeester heeft naar aanleiding daarvan het (definitieve) besluit tot sluiting van de woning genomen op 20 mei 2025. Zoals de Afdelingal vaker heeft overwogen is een dergelijke handelswijze van (onder meer) de burgemeester en een dergelijke termijn nodig met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit. Van belang is daarvoor ook dat de burgemeester op geen enkel moment heeft stilgezeten. De burgemeester heeft dus zorgvuldig en voldoende voortvarend gehandeld, zodat het tijdsverloop niet afdoet aan de noodzaak. De burgemeester heeft die noodzaak in het bestreden besluit dan ook (nog) niet nader hoeven te motiveren, maar in de beslissing op bezwaar zal dat wellicht wel het geval zijn.
Is sluiting van de woning evenredig?
10. Verzoekster voert aan dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid, doordat zij niet betrokken is geweest bij de drugs(handel) en van de aanwezigheid daarvan in haar woning ook slechts beperkte wetenschap heeft gehad door haar medische (psychische) problematiek. Zo heeft verzoekster ter zitting toegelicht dat er onder meer sprake is van paniekaanvallen, slaapproblemen, OCD en psychotische klachten, alsook suïcidaliteit. Verzoekster is daardoor zeer kwetsbaar, waardoor het niet in haar belang is als haar woning gesloten zou worden, terwijl zij (nog steeds) wacht op passende hulpverlening. De woning (haar “bunker”) is voor verzoekster namelijk de enige plek, waar zij zich nog enigszins veilig voelt. Daarnaast is van belang dat verzoekster huisdieren heeft (twee honden, drie katten en een konijn) die ze (waarschijnlijk) niet mee kan nemen naar een andere woning. Verzoekster is erg gehecht aan haar dieren en die bieden haar steun in deze voor haar moeilijke periode in het leven.
11. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Als de sluiting noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting zijn (onder andere) de verwijtbaarheid en de eventuele bijzondere binding met het pand van belang.
12. De voorzieningenrechter realiseert zich dat het belang van de burgemeester om het woon- en leefklimaat bij de woning te beschermen en de openbare orde te herstellen zwaar weegt. Echter, de voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster extreem kwetsbaar is en dat haar in mindere mate kan worden verweten dat zij niet heeft ingegrepen tegen de drugs(handel) in de woning.