In deze zaak verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om toekenning van een transitievergoeding op basis van artikel 7:673 BW, na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met Timing Uitzendteam B.V. De arbeidsovereenkomst is beëindigd op 29 september 2015, na ondertekening van een vaststellingsovereenkomst op 20 juli 2015. [verzoeker] stelt dat de beëindiging feitelijk op initiatief van de werkgever heeft plaatsgevonden, en dat hij recht heeft op een transitievergoeding. Timing betwist dit en voert aan dat de beëindiging met wederzijds goedvinden is geschied, waardoor er geen recht op transitievergoeding zou bestaan.
De kantonrechter overweegt dat de vaststellingsovereenkomst en de omstandigheden rondom de beëindiging erop wijzen dat er sprake is van een beëindiging met wederzijds goedvinden. De kantonrechter wijst erop dat de werkgever in beginsel geen transitievergoeding verschuldigd is bij een beëindiging met wederzijds goedvinden. Bovendien is er geen bewijs dat Timing een mededelingsplicht had om [verzoeker] te wijzen op zijn mogelijke aanspraak op een transitievergoeding. De kantonrechter concludeert dat [verzoeker] niet voldoende heeft aangetoond dat hij recht heeft op de gevraagde vergoeding en wijst het verzoek af. Tevens wordt [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van Timing, begroot op € 600,-- aan salaris voor de gemachtigde.
De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 11 december 2015.