ECLI:NL:RBMNE:2016:6560

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
16/705023-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrijfsinbraak en bedreigingen met ernstige gevolgen voor slachtoffers

Op 8 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een bedrijfsinbraak en meerdere bedreigingen heeft geuit. De verdachte, die in 2013 zijn baan verloor, heeft ernstige vernielingen aangericht bij zijn voormalig werkgever. Hij gooide onder andere zoutzuur en thinner over meubelstukken en machines en sneed de V-snaar van een camper door. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gebaseerd op rapportages die een aanpassingsstoornis en mogelijk autisme aantoonden. De rechtbank legde geen TBS met dwangverpleging op, maar stelde wel strikte voorwaarden aan de behandeling van de verdachte. Hij moet zich onder elektronische controle laten stellen en mag geen contact opnemen met zijn voormalig werkgever en diens familie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor bedreigingen aan het adres van meerdere slachtoffers, waaronder zijn voormalig werkgever en diens gezin. De bedreigingen waren zo ernstig dat de slachtoffers vreesden voor hun leven. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705023-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 december 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,
thans gedetineerd in PI Flevoland – HvB Almere Binnen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 7 mei 2016 te Wilnis opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven door de officier van justitie op 10 maart 2016 door zich opzettelijk te begeven op het erf van de woning van [slachtoffer 1] en contact te zoeken met één of meer familieleden van [slachtoffer 2] ;
feit 2
op 7 mei 2016 te Wilnis heeft bedreigd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
feit 3
op 18 augustus 2016 te Wilnis heeft bedreigd [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;
feit 4
op 27 maart 2015 te Mijdrecht heeft bedreigd [slachtoffer 2] ;
feit 5
op 7 april 2015 te Mijdrecht heeft bedreigd [slachtoffer 2] ;
feit 6
primair
in de periode van 17 november 2015 tot 18 november 2015 te Mijdrecht uit een bedrijfspand heeft weggenomen goederen toebehorende aan [slachtoffer 2] of [bedrijfsnaam] waarbij de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
in de periode van 17 november 2015 tot 18 november 2015 te Mijdrecht een of meer bedrijfsgoederen, gereedschap en machines toebehorende aan [slachtoffer 2] of [bedrijfsnaam] heeft vernield;
feit 7
in de periode van 17 november 2015 tot en met 18 november 2015 te Mijdrecht een of meer machines, gereedschap, administratie, meubels en een camper toebehorende aan [slachtoffer 2] of [bedrijfsnaam] heeft vernield.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle 7 feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit h et dossier niet blijkt dat de bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 2] deze ook daadwerkelijk hebben bereikt en dat verdachte voor dat deel dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de inhoud van wat verdachte tegen zijn psycholoog heeft gezegd gekwalificeerd kan worden als bedreiging met een misdrijf waaruit gevaar zou ontstaan voor de algemene veiligheid van personen en zwaar lichamelijk letsel gericht tot [slachtoffer 2] en diens vrouw en kinderen. Gelet op de aard van de uitlatingen kon de redelijke vrees ontstaan bij [slachtoffer 2] , zijn vrouw en kinderen dat verdachte zijn bedreigingen ook daadwerkelijk zou uitvoeren. Door de bedreigingen te uiten heeft verdachte zich willens en weten blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat die bedreigingen ook bij hen terecht zouden komen. Dat maakt dat de officier van justitie van mening is dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de feiten 2, 4, 5, 6 en 7 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van opzet op het handelen in strijd met de gedragsaanwijzing, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte was in de veronderstelling dat de gedragsaanwijzing enkel zag op het niet in contact komen met [slachtoffer 2] en diens vrouw en kinderen.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van opzet dan wel voorwaardelijke opzet. Verdachte heeft in vertrouwen gesproken met zijn psycholoog over zijn nachtmerries en hij is nooit daadwerkelijk van plan geweest om aangever iets aan te doen. Dat hetgeen verdachte in vertrouwen heeft besproken met zijn psycholoog ook uiteindelijk bij aangever terecht zou komen, had verdachte nooit verwacht. Als er al een aanmerkelijke kans was dat hetgeen verdachte in vertrouwen aan zijn psycholoog heeft verteld uiteindelijk aangever zou bereiken, dan heeft verdachte die niet bewust aanvaard. De psycholoog had niet eerder aangegeven dat de uitlatingen van verdachte dusdanig waren dat hij zijn geheimhoudingsplicht moest verbreken. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de uitlatingen geen bedreiging opleveren in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Daarvoor zijn de uitlatingen te vaag, te weinig concreet en moet er te veel worden ingevuld, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Verdachte heeft op 10 maart 2016 een gedragsaanwijzing uitgereikt gekregen waarin, onder andere, wordt bevolen dat verdachte zich zal onthouden van contact (op geen enkele wijze) met de volgende perso(o)n(en): [slachtoffer 2] , geboren op [1956] te [geboorteplaats] en/of zijn familieleden.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij dacht dat onder familie viel [slachtoffer 2] en diens vrouw en kinderen, maar niet de broer van [slachtoffer 2] . De raadsman heeft betoogd dat er daarmee geen sprake is van opzet op het handelen in strijd met de gedragsaanwijzing, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank overweegt dat de in de gedragsaanwijzing gebezigde term ‘familie’ onvoldoende eenduidig is en dat verdachte aldus mocht menen dat deze term slechts zag op [slachtoffer 2] en diens vrouw en kinderen. Van opzet kan dan geen sprake zijn, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd.
4.3.2
Feiten en omstandigheden
Aangezien de verdachte het tenlastegelegde onder feit 2, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7 heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van deze feiten, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen onder feit 2, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
feit 2
- De aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 13 mei 2016 [2] ;
- De verklaring van getuige [getuige 1] d.d. 16 juni 2016 [3] ;
- De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016 [4] .
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat slechts de bedreiging aan het adres van [slachtoffer 1] , in het tijdsbestek waarop de tenlastelegging betrekking heeft, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte tevens zou hebben gezegd dat hij binnenkort bloemen kon gaan bestellen voor zijn broer [slachtoffer 2] en dat hij de reden daarvoor wel uit de krant zou halen. Echter, uit het proces-verbaal blijkt niet dat [slachtoffer 2] daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van deze bedreiging, hetgeen wel vereist is. De rechtbank zal verdachte voor dat deel van het tenlastegelegde onder feit 2 dan ook vrijspreken.
feit 3
[A] , klinisch psycholoog van verdachte, heeft bij de politie verklaard dat verdachte op 18 augustus 2016 omstreeks 12:00 uur op zijn afspraak was verschenen met een taart en dat verdachte hem vertelde dat het zijn laatste consult was, dat hij afscheid aan het nemen was van iedereen, dat hij iets besteld had online en dat hij nu het hele gezin van [slachtoffer 2] in één keer zou treffen. [5] [A] heeft verklaard dat hij hier erg van schrok en bang was dat verdachte deze mensen echt wat aan zou doen. Hij hoorde dat verdachte tegen hem zei dat hij iets online had besteld, dat zijn twee kinderen (de rechtbank begrijpt: de twee kinderen van [slachtoffer 2] ) nooit meer aan een partner zullen komen, dat hij het hele gezin zal aantasten, dat hij dit midden in de nacht zal doen en hij het hele gezin in één klap zou pakken. [6] [A] heeft verklaard dat hij in zijn 43-jarige loopbaan nooit eerder zijn zwijgplicht had verbroken, maar dat het dit keer niet anders kon omdat er mensen in levensgevaar waren. [7]
[slachtoffer 2] is door de politie ingelicht over de melding die werd gedaan door [A] . [slachtoffer 2] heeft daarop, mede namens zijn vrouw [slachtoffer 3] en zijn kinderen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aangifte gedaan. [8] [slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij, zijn vrouw en zijn kinderen, zich door de uitlatingen van verdachte enorm bedreigd voelen. [9]
Bewijsoverweging
Door de raadsman is betoogd dat het opzet dan wel het voorwaardelijk opzet ontbreekt, nu verdachte nooit had verwacht dat hetgeen hij in vertrouwen met zijn psycholoog besprak ook daadwerkelijk bij aangever terecht zou komen.
De rechtbank overweegt dat om te beoordelen of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreigingen terecht zouden komen bij degene op wie ze betrekking hadden, gekeken moet worden naar de inhoud van de gebezigde bedreigingen, de indringende wijze waarop deze werden geuit en de personen tegenover wie of in wiens kennelijke aanwezigheid deze werden geuit. Verdachte heeft in een gesprek met zijn psycholoog aangegeven dat dit zijn laatste consult was en dat hij afscheid aan het nemen was van iedereen. Daarbij heeft verdachte gezegd dat hij spullen online had besteld, dat hij het gezin van [slachtoffer 2] in één klap zou pakken en dat zijn twee kinderen nooit een partner zouden krijgen. De rechtbank overweegt dat verdachte, in het licht van de eerdere bedreigingen en de bedrijfsinbraak en vernielingen die op dat moment al waren gepleegd, gelet op de inhoud van zijn uitlatingen en gelet op de context waarin verdachte deze uitlatingen heeft gedaan, namelijk bij zijn psycholoog terwijl hij had meegedeeld dat dit zijn laatste consult was en hij afscheid aan het nemen was van iedereen, verdacht wel degelijke willens en weten de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bedreigingen bij [slachtoffer 2] en zijn vrouw en kinderen terecht zouden komen. De door verdachte gebezigde bewoordingen impliceren bedreiging met (ten minste) zware mishandeling.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen is.
feit 4
- De aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 27 maart 2015 [10] ;
- De verklaring van getuige [getuige 2] d.d. 13 april 2015 [11] ;
- De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016 [12] .
feit 5
- De verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 7 april 2015 [13] ;
- De bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 14 januari 2016 [14] ;
- De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016 [15] .
feit 6, primair
- De aangifte van [slachtoffer 2] mede namens [bedrijfsnaam] , [getuige 2] en [slachtoffer 6] d.d. 18 november 2015 [16] ;
- De verklaring van aangever [slachtoffer 2] d.d. 19 november 2015 [17] ;
- De bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 1 december 2015 [18] ;
- De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016 [19] .
feit 7
- De aangifte van [slachtoffer 2] mede namens [bedrijfsnaam] , d.d. 18 november 2015 [20] ;
- De verklaring van aangever [slachtoffer 2] d.d. 19 november 2015 [21] ;
- De bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 1 december 2015 [22] ;
- De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016 [23] .
Bewijsoverweging
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat machines in het bedrijf zijn vernield, onder andere de zaagmachine doordat over de elektrische plaat zoutzuur is gegooid.
Verdachte heeft ontkend dat hij de grote machines heeft vernield. Hij heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat hij niet aan de machines heeft gezeten, maar alleen aan zaagjes en losse onderdelen.
Daarentegen heeft verdachte ter zitting ook verklaard dat hij die nacht “vrij druk is geweest” en nu niet meer kan zeggen of hij ook zoutzuur over de elektrische plaat van de zaagmachine heeft gegooid.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] , de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , maar ook de verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat ook dit onderdeel van het onder feit 7 ten laste gelegde, namelijk het gooien van zoutzuur over de machines, wettig en overtuigend bewezen kan worden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 2
op 07 mei 2016 te Wilnis [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "ik ben in staat om je kop van je romp te trekken";
feit 3
(gevoegde zaak 660016-16)
op 18 augustus 2016 te Mijdrecht, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, waarbij verdachte opzettelijk, ten overstaan van verdachtes klinisch psycholoog, [A] , heeft gezegd: "ik heb iets online besteld", "zijn twee kinderen zullen nooit meer aan een partner komen", "ik zal het hele gezin aantasten", "ik doe dit midden in de nacht" en "ik pak het hele gezin in één klap";
feit 4
op 27 maart 2015 te Mijdrecht, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "als jij ( [getuige 2] ) binnenkomt, draai ik zijn ( [slachtoffer 2] ) nek om" en "ik ga je hond in brand steken" en "ik ga je huis in brand steken" en "ik ga je vermoorden" en "ik weet alles over martelpraktijken" en "en jij zitten, anders sla ik je in elkaar";
feit 5
op 07 april 2015 te Mijdrecht, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling en met brandstichting immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "je zal de rest van je leven over je schouder moeten kijken, als ik je nog niet gepakt heb, vandaag of morgen of overmorgen" en "je zal willen dat je niet meer leeft, want wat ik met je van plan ben is veel erger" en "je zou wensen dat je in de kist zou liggen nadat ik geweest ben" en "en dat kasteel van je, dat wordt één rokende puinhoop”;
feit 6, primair
in de periode van 17 november 2015 tot en met 18 november 2015 te Mijdrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen bedrijfsgoederen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , [bedrijfsnaam] of andere personen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van verbreking van een raam van voornoemd bedrijfspand;
feit 7
in de periode van 17 november 2015 tot en met 18 november 2015 te Mijdrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfspand, machines, gereedschap, administratie, meubels en een camper, toebehorende aan [slachtoffer 2] en [bedrijfsnaam] , heeft vernield of beschadigd of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk op gestructureerde wijze bedrijfsgoederen te vernielen door onder andere:
- de chiffons uit de gootstenen te draaien en de kranen open te zetten en
- zoutzuur en thinner over de meubelstukken en machines te gooien en
- administratie in tonnen met spuitlijm en thinner te gooien en
- de V-snaar van voornoemde camper door te snijden en
- suiker in de tank van voornoemde camper te doen en
- olie uit voornoemde camper weg te laten lopen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
bedreiging met zware mishandeling;
feit 4
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling, bedreiging met brandstichting;
feit 5
bedreiging met zware mishandeling, bedreiging met brandstichting;
feit 6
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
feit 7
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages over verdachte van de psychiater E.A.M. Schouten van 21 november 2016 en van de GZ-psycholoog F.C.P. Zuidhof van 19 november 2016. Deze rapportages zijn door de psychiater en de GZ-psycholoog ter terechtzitting van 24 november 2016 mondeling toegelicht. De psychiater is van mening dat er bij verdachte sprake is van een aanpassingsstoornis die het denken en het overwegen van betrokkene negatief beïnvloed heeft. De gebrekkige sociale vaardigheden van betrokkene hebben een verdere negatieve invloed op het gedrag van betrokkene. Zijn visie en boosheid worden hierdoor niet geremd, maar eerder verder aangewakkerd.
De psycholoog is van mening dat bij alle feiten een persisterende en geobsedeerde wijze van denken, voelen en gedrag speelt, enerzijds opgeroepen door zijn autisme, anderzijds versterkt en actueel gemaakt door zijn aanpassingsstoornis na zijn ontslag. Verdachte ervaart daarbij een enorme lijdensdruk. Een lijden dat hij ondergaat, doch als het hem uiteindelijk te veel wordt, dan slaat het passief ondergaan van lijden zich om in een actieve explosie, gericht op de bron van zijn lijden.
Zowel de psycholoog als de psychiater hebben geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank neemt de conclusies met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid uit de rapporten over en zal verdachte verminderd toerekeningsvatbaar achten.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder feit 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair en 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest en TBS met dwangverpleging.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat het volgende aangevoerd. Vanwege het ontslag en het conflict dat daardoor is ontstaan, is bij verdachte een hevig gevoel van onrecht ontstaan en door het autisme is de verwerking daarvan moeilijk. Verdachte heeft niet om kunnen gaan met de grote veranderingen. Hij kreeg de situatie niet uit zijn hoofd en ontwikkelde een aanpassingsstoornis. Dat maakt hem verminderd toerekeningsvatbaar.
Het merendeel van de feiten is relatief oud. Gelet op deze feiten zou een werkstraf het meest passend zijn. Verdachte heeft ruim 3 maanden in voorlopige hechtenis gezeten en heeft daarmee wat betreft de verdediging zijn straf er ruimschoots opzitten en is er eigenlijk geen ruimte meer voor een voorwaardelijk deel. Verdachte is al ouder en heeft een blanco strafblad. Verdachte ziet in dat hij een aandeel heeft gehad in deze zaak. Hij ziet in dat aan de aanpassingsstoornis moet worden gewerkt, dat hij behandeling moet krijgen voor zijn autisme en dat hij moet leren omgaan met eventuele toekomstige tegenslagen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak, vernieling en meerdere bedreigingen van [slachtoffer 2] en diens familie, waarbij hij werd gedreven door niet ophoudende onvrede over de wijze waarop zijn dienstverband met het bedrijf van voornoemde [slachtoffer 2] is geëindigd. Al deze feiten hebben een grote impact gehad op het leven van [slachtoffer 2] en zijn familie. Bij de bedrijfsinbraak heeft verdachte ernstige vernielingen aangericht. Door deze bedrijfsinbraak en de vernielingen werd bij [slachtoffer 2] en diens familie de vrees dat verdachte zijn geuite bedreigingen ten aanzien van hen persoonlijk daadwerkelijk zou uitvoeren alleen maar groter.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van voornoemde Pro Justitia-rapportages, het reclasseringsadvies van 29 september 2016 en van hetgeen door de psycholoog, de psychiater en de reclasseringsmedewerker ter terechtzitting naar voren is gebracht. Volgens het rapport van de psycholoog past het gedrag van verdachte na zijn ontslag in 2013 binnen een aanpassingsstoornis. Aan de basis ligt een autismespectrum problematiek. Het gedrag en beleven van verdachte worden bepaald door zijn starre houding, zijn gebrek aan sociaal gevoel, zijn hypersensitiviteit en krenkbaarheid. Verdachte heeft zijn ontslag onvoldoende kunnen verwerken, hetgeen geleid heeft in een persisterende aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Er is een hoog risico op herhaling van soortgelijke delicten. Om dit in te perken zijn beschermende en behandelmaatregelen nodig. Gelet op de autisme spectrumproblematiek is het advies een behandeling bij GGZ Altrecht – autisme team volwassenen – en tevens met inschakeling van het FACT-team.
Volgens het rapport van de psychiater was bij verdachte sprake van een chronische aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag en antisociaal gedrag van een volwassene. Er zou sprake kunnen zijn van – onder meer- een autismespectrumstoornis, maar de diagnose chronische aanpassingsstoornis beschrijft het best de symptomen in mei 2016. Verdachte legt de verantwoordelijkheid voor zijn handelen buiten zichzelf. Hij toont geen empathie of berouw en ervaart zichzelf als slachtoffer. De aanpassingsstoornis belemmert verdachte om objectief en helder te kunnen denken. Het risico dat verdachte zal recidiveren wordt als matig tot hoog ingeschat. De aanpassingsstoornis moet behandeld worden waarbij rekening dient te worden gehouden met de sociale beperkingen van verdachte. Tevens dient verdachte ondersteuning te krijgen bij het creëren van dagstructuur en afleiding.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft verder gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 oktober 2016. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Door de deskundigen is in de rapportages en ter terechtzitting, naar het oordeel van de rechtbank, duidelijk naar voren gebracht dat het terugbrengen van het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau voldoende gewaarborgd wordt door het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden strikte bijzondere voorwaarden waaronder een ambulante behandeling en dreigingsmanagement door middel van elektronische controle en een locatieverbod en-gebod. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot oplegging van TBS met dwangverpleging, zoals geëist door de officier van justitie.
Gelet op de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een fors voorwaardelijk strafdeel waaraan bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden, passend en geboden is.
Naar het oordeel van de rechtbank behelzen de misdrijven waarvoor verdachte met dit vonnis wordt veroordeeld, geen misdrijven die waren gericht tegen of gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen in de zin van artikel 14b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Daarom kan ook niet worden gezegd dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde “wederom” een dergelijk misdrijf zal begaan. Dit betekent dat voor het voorwaardelijk strafdeel, anders dan door een van de deskundigen werd geadviseerd, geen langere proeftijd kan worden opgelegd dan 3 jaar.
De rechtbank acht het opleggen van een vrijheidsbenemende straf voor de duur van
12 maandenwaarvan
6 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaarpassend en geboden.
Aan het voorwaardelijk strafdeel verbindt de rechtbank naast de algemene voorwaarwaarden de volgende bijzondere voorwaarden:
verdachte moet zich binnen een dag na afloop van zijn detentie melden bij de reclassering Utrecht, Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zal zich vervolgens blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verdachte moet zich ambulant laten behandelen bij de GGZ Altrecht – autisme team volwassenen – en/of het FACT-team, of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
verdachte zal zich onthouden van iedere vorm van contact met [slachtoffer 2] , diens gezinsleden en diens broers en hun gezinsleden;
verdachte zal zich niet ophouden binnen een afstand van 25 meter van de woonhuizen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gelegen aan respectievelijk de [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] , de betreffende straten zal verdachte voorts slechts mogen oversteken en er niet doorheen rijden. Ook zal verdachte zich niet mogen ophouden aan de [adres] te [woonplaats] ;
verdachte zal zich gedurende de proeftijd onder elektronisch toezicht laten stellen ter handhaving van het locatiegebod, op basis van de aanwijzingen van Reclassering Nederland, zolang als de Reclassering dit noodzakelijk acht;
verdachte zal meewerken aan een traject gericht op dagbesteding, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde [bedrijfsnaam] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van
€ 6.133,70, bestaande uit materiële schade.
Benadeelde [slachtoffer 2] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van
€ 1.000,00, bestaande uit immateriële schade.
Benadeelde [slachtoffer 3] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 8.319,32, bestaande uit € 7.319,32 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
9.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen volledig kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen primair dienen te worden afgewezen, subsidiair niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de benadeelde partijen hebben gesteld psychisch leed te hebben opgelopen als gevolg van het handelen van verdachte, maar dat deze gestelde psychische schade onvoldoende aannemelijk is geworden bij gebreke van enige onderbouwing waaruit deze schade blijkt.
Met betrekking tot de materiële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De vorderingen zijn te complex, onvoldoende onderbouwd en leveren aldus een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het aanleggen van het camerasysteem is geen rechtstreekse schade als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust. Tevens heeft de raadsman opgemerkt dat voor de opgegeven kosten weliswaar facturen zijn ingediend, maar dat een uitleg daarbij ontbreekt. Gelet op de vele onduidelijkheden, de gebrekkige onderbouwing en het ontbreken van controlemogelijkheden door de verdediging, dienen de benadeelden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vorderingen van [bedrijfsnaam] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarom zijn de benadeelde partijen daarin niet-ontvankelijk.
De rechtbank overweegt daartoe dat de vorderingen weliswaar zijn aangeleverd met een onderbouwing van de verschillende posten, maar dat deze posten door de verdediging gemotiveerd worden betwist, hetgeen nader onderzoek en mogelijk nadere bewijslevering vereist. Daar is in dit strafproces echter geen ruimte voor.
De benadeelde partijen kunnen de vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 285, 310, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
bedreiging met zware mishandeling;
feit 4
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling, bedreiging met brandstichting;
feit 5
bedreiging met zware mishandeling, bedreiging met brandstichting;
feit 6
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
feit 7
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden:
verdachte moet zich binnen een dag na afloop van zijn detentie melden bij de reclassering Utrecht, Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zal zich vervolgens blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verdachte moet zich ambulant laten behandelen bij de GGZ Altrecht – autisme team volwassenen – en/of of het FACT-team, of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
verdachte zal zich onthouden van iedere vorm van contact met [slachtoffer 2] , diens gezinsleden en diens broers en hun gezinsleden;
verdachte zal zich niet ophouden binnen een afstand van 25 meter van de woonhuizen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gelegen aan respectievelijk de [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] , de betreffende straten zal verdachte voorts slechts mogen oversteken en er niet doorheen rijden. Ook zal verdachte zich niet mogen ophouden aan de [adres] te [woonplaats] ;
verdachte zal zich gedurende de proeftijd onder elektronisch toezicht laten stellen, ter handhaving van het locatiegebod, op basis van de aanwijzingen van Reclassering Nederland, zolang de Reclassering dat noodzakelijk acht;
verdachte zal meewerken aan een traject gericht op dagbesteding, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland, afdeling Reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering benadeelde partij
Verklaart [bedrijfsnaam] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat deze vorderingen kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten, aan de zijde van verdachte begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P. van Tricht, voorzitter,
mrs. E.M. de Stigter en J.W. Frieling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Passchier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 december 2016.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 mei 2016 te Wilnis, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 10 maart 2016 gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland, immers heeft verdachte opzettelijk zich begeven op het erf van de woning van [slachtoffer 1]
en/of contact gezocht met één of meer familieleden van [slachtoffer 2] ;
art 184a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 07 mei 2016 te Wilnis, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :""ik ben in staat om je kop van je romp te trekken" en/of "je kan binnenkort bloemen gaan bestellen voor je broer [slachtoffer 2] . De reden hiervoor haal je wel uit de kranten.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(gevoegde zaak 660016-16)
hij op of omstreeks 18 augustus 2016 te Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, waarbij verdachte opzettelijk, ten overstaan van verdachtes klinisch psycholoog, [A] , heeft gezegd/geroepen: "ik heb iets online besteld" en/of "zijn twee kinderen zullen nooit meer aan een partner komen" en/of "ik zal het hele gezin aantasten" en/of "ik doe dit midden in de nacht" en/of "ik pak het hele gezin in één klap", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 27 maart 2015 te Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of met mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [getuige 2] dreigend de woorden toegevoegd :"als jij ( [getuige 2] ) binnenkomt, draai ik zijn ( [slachtoffer 2] ) nek om" en/of "ik ga je hond in brand steken" en/of "ik ga je huis in brand steken" en/of "ik ga je vermoorden" en/of "ik weet alles over martelpraktijken" en/of "en jij zitten, anders sla ik je in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 07 april 2015 te Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"je zal de rest van je leven over je schouder moeten kijken, als ik je nog niet gepakt heb, vandaag of morgen of overmorgen" en/of "je zal willen dat je niet meer leeft, want wat ik met je van plan ben is veel erger" en/of "je zou wensen dat je in de kist zou liggen nadat ik geweest ben" en/of "en dat kasteel van je, dat wordt één rokende puinhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 november 2015 tot en met 18 november 2015 te Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfs)pand (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen één of meer (bedrijfs)goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijfsnaam] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen (bedrijfs)goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van een ruit en/of een raam van voornoemd (bedrijfs)pand;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 november 2015 tot en met 18 november 2015 te Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer (bedrijfs)goed(eren) en/of gereedschap en/of machine(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijfsnaam] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde goederen in een sloot te gooien;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 november 2015 tot en met 18 november 2015 te Mijdrecht, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een (bedrijfs)pand en/of één of meer machine(s) en/of gereedschap en/of administratie en/of meubel(s) en/of een camper, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijfsnaam] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk op gestructureerde wijze één of meer (bedrijfs)goed(eren) te vernielen door onder andere:
- de chiffons uit de gootstenen te draaien en de kranen open te zetten en/of
- zoutzuur en/of thinner over de meubelstukken en machines te gooien en/of
- administratie in tonnen met spuitlijm en/of thinner en/of verf te gooien en/of
- de V-snaar van voornoemde camper door te snijden en/of
- suiker in de tank van voornoemde camper te doen en/of
- olie uit voornoemde camper weg te laten lopen.
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2016139429 (feit 2) PL0900-2016254393 (feit 3) en PL0900-2015388827 Z (feit 4 tot en met 7), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , d.d. 13 mei 2016, pagina 18 tot en met 22.
3.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , d.d. 16 juni 2016, p. 25 tot en met 26.
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016.
5.Het proces-verbaal verhoor getuige [A] , d.d. 18 augustus 2016, pagina 22.
6.Het proces-verbaal verhoor getuige [A] , d.d. 18 augustus 2016, pagina 23.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [A] , d.d. 18 augustus 2016, pagina 22.
8.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] mede namens [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , d.d. 18 augustus 2016, pagina 18 en 19.
9.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] mede namens [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , d.d. 18 augustus 2016, pagina 20.
10.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , d.d. 27 maart 2015, pagina 238 tot en met 240.
11.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 13 april 2015, pagina 261 tot en met 262.
12.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016.
13.Het proces-verbaal verhoor benadeelde [slachtoffer 2] , d.d. 7 april 2016, pagina 241 tot en met 243.
14.Het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant] , d.d. 14 januari 2016, pagina 245 tot en met 249.
15.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016.
16.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] mede namens [bedrijfsnaam] , [getuige 2] en [slachtoffer 6] , d.d. 18 november 2015, pagina 146 tot en met 150.
17.Het proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] , d.d. 19 november 2015, pagina 154 tot en met 159.
18.Het proces-verbaal sporenonderzoek, verbalisant [verbalisant] , d.d. 1 december 2015, pagina 183 tot en met
19.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016.
20.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] mede namens [bedrijfsnaam] , d.d. 18 november 2015, pagina 151 tot en met 153.
21.Het proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] , d.d. 19 november 2015, pagina 154 tot en met 159.
22.Het proces-verbaal sporenonderzoek, verbalisant [verbalisant] , d.d. 1 december 2015, pagina 183 tot en met
23.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2016.