7.2Eisers hebben uitgebreid toegelicht dat zij afwisselend in hun twee recreatiewoningen verblijven en dat dit uitsluitend recreatief is en ter ontspanning. Tussendoor zijn zij ook vaak op reis in het buitenland en verblijven zij in hun woning in Frankrijk. Vast staat dat de twee recreatiewoningen in [woonplaats] voor eisers volwaardige woningen zijn, waarin eisers verblijven als zij in Nederland zijn. Bij gebreke van een ander hoofdverblijf, fungeren die woningen daardoor ook als centra van hun sociale en maatschappelijke activiteiten. Dat eisers de beide woningen, zoals zij stellen, uitsluitend recreatief gebruiken en daar zijn om volledig tot rust te komen van en na het werk, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat ook planologisch gezien sprake is van recreatief gebruik. Gelet op de planregels kan de aard van het gebruik van eisers van de woningen in [woonplaats] niet worden aangemerkt als recreatief gebruik. Eisers hebben immers geen vaste woon- of verblijfplaats elders. Dat zij ook veel in het buitenland verblijven en slechts gefaseerd gebruik maken van de recreatiewoningen doet daar niet aan af. In het door eisers aangehaalde vonnis van 16 mei 2012 ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om anders te oordelen. De feiten en omstandigheden in onderhavige zaak zijn anders dan in die zaak. Bovendien gaat het om een vonnis in een civiele zaak, waarin sprake is van een ander beoordelingskader.
8. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zijn vermoeden van overtreding van de planregels voldoende heeft onderbouwd. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat eisers de feiten en omstandigheden niet ontkennen, maar dat zij daaraan een andere conclusie verbinden.
9. Het voorgaande betekent dat verweerder bevoegd is handhavend op te treden vanwege de overtreding van de hier van toepassing zijnde planregels. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
10. Ter zitting hebben eisers aangevoerd dat door jegens hen handhavend op te treden, verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt. Er zijn volgens eisers meerdere recreatiewoningen op het park [park 1] die op dezelfde wijze worden bewoond. Ook is bekend dat op dat park permanente bewoning is gedoogd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat tegen alle gevallen van permanente bewoning wordt opgetreden. In de specifieke situatie waarop eisers doelen, is sprake geweest van een eenmalige en niet vergelijkbare situatie waarin de permanente bewoning vanwege bijzondere omstandigheden is gedoogd.
Gelet op verweerders toelichting op het in gang gezette handhavingstraject op het park [park 1] en er verder niet gebleken is van gevallen waarin door verweerder niet handhavend wordt opgetreden, slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet.
11. Eisers betogen verder dat zij erop hebben mogen vertrouwen dat verweerder niet handhavend zou optreden, omdat in de aankoopovereenkomst staat dat de woning 40 weken per jaar gebruikt mag worden. Zij houden zich daaraan, omdat zij ook in hun andere woningen verblijven en veel op reis zijn. De voorzieningenrechter volgt eisers daarin niet. Voorop staat dat het bestemmingsplan bepaalt welk gebruik planologisch is toegestaan. Dat eisers de recreatiewoning op grond van een kettingbeding maximaal 40 weken per jaar recreatief mogen gebruiken, maakt nog niet dat het gebruik van de recreatiewoning als hoofdverblijf is toegestaan. Zoals de ABRvS meerdere keren heeft geoordeeld gaat het bij deze regel niet alleen om de duur, maar ook om de aard van het verblijf (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2005:AU7985 en ECLI:NL:RVS:2013:1296). 12. Nu ook niet is gebleken van omstandigheden die handhavend optreden in dit geval onevenredig maken in verhouding tot de daarmee te dienen belangen en voorts geen sprake is van concreet zicht op legalisatie, concludeert de voorzieningenrechter dat in hetgeen is aangevoerd geen bijzondere omstandigheden zijn gevonden op grond waarvan verweerder in redelijkheid had moeten afzien van handhaving.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.