Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met in totaal 17 producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitaantekeningen van [eiser]
- de pleitnotities van Start People.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de werknemer, [eiser], wedertewerkstelling na vrijstelling van werkzaamheden door zijn werkgever, Start People Beheer B.V. De werknemer was sinds 1 september 2006 in dienst en vervulde laatstelijk de functie van directeur van [bedrijfsnaam 1] B.V. In september 2016 werd hij geïnformeerd over een wijziging in de organisatie, waarbij werd gesteld dat dit geen gevolgen zou hebben voor banen. Echter, in november 2016 werd hem meegedeeld dat zijn functie kwam te vervallen. De kantonrechter oordeelt dat er geen juridisch relevant onderscheid is tussen vrijstelling van werkzaamheden en schorsing. De toewijsbaarheid van de vordering moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:611 BW, dat de verplichtingen van een goed werkgever beschrijft. De kantonrechter concludeert dat de vrijstelling van de werknemer niet gerechtvaardigd was, maar wijst de vordering tot wedertewerkstelling af omdat het UWV op korte termijn een beslissing zal nemen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.