De beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank komt tot de conclusie dat de motivering van de beslissing op bezwaar door het Uwv onvoldoende is geweest, maar dat de loonsanctie terecht aan eiseres is opgelegd. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen en welke gevolgen dat heeft.
De motivering van de beslissing op bezwaar
8. Eiseres heeft in bezwaar onder meer aangevoerd dat een verschil tussen de beoordeling door de bedrijfsarts en de verzekeringsarts nog niet betekent dat het oordeel van de bedrijfsarts onjuist is; dat het Uwv ook niet heeft gemotiveerd dat er re-integratiekansen zijn gemist; dat juist geprobeerd is om het herstel van de werknemer niet in de weg te staan; en dat het Uwv geen redelijkheidstoets heeft uitgevoerd.
9. De motivering van de beslissing op bezwaar is opgenomen in de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (11 april 2019) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (15 mei 2019), die onderdeel uitmaken van de beslissing op bezwaar. De bezwaargronden van eiseres worden in deze rapporten opgesomd, maar in de beoordeling wordt daarop vervolgens niet of slechts zijdelings ingegaan. Het Uwv had daar meer aandacht aan moeten besteden en beter moeten uitleggen waarom hij tot deze beslissing komt, omdat de bezwaargronden juist de motivering van de beslissing betreffen. Daarnaast heeft eiseres op de zitting er terecht op gewezen, dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte uitgaat van een urenbeperking door de bedrijfsarts van 2 uur per dag. Uit het dossier blijkt dat de bedrijfsarts per 22 september 2017 uitgaat van een belastbaarheid van ongeveer 4 uur per dag en 20 uur per week. De beslissing op bezwaar is hiermee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd en daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid,van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is dit gebrek in beroep niet hersteld. In het verweerschrift wordt wel op de beroepsgronden ingegaan, maar de reactie daarop is naar het oordeel van de rechtbank te summier en ten aanzien van verschillende beroepsgronden te algemeen om het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank vindt het jammer dat het Uwv niet vertegenwoordigd was op de zitting om hierop een nadere toelichting te geven.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal de beslissing op bezwaar vernietigen. De rechtbank beoordeelt in het vervolg van deze uitspraak of de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op bezwaar wel in stand kunnen blijven. Hiervoor moet de rechtbank beoordelen of de beslissing op bezwaar inhoudelijk wel juist was, en dus of er terecht een loonsanctie is opgelegd aan eiseres. Als dat het geval is, kan de rechtbank besluiten dat het beroep wel gegrond is maar dat de inhoud van de beslissing op bezwaar toch blijft gelden.
12. Een loonsanctie wordt opgelegd als blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.Bij de beoordeling wordt afgewogen of de werkgever en de werknemer in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
Heeft eiseres voldoende re-integratie-inspanningen verricht?
13. De rechtbank constateert dat het Uwv niet aan de loonsanctie ten grondslag heeft gelegd dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen in het eerste spoor heeft verricht. De primaire arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 20 augustus 2018 namelijk geconcludeerd dat er geen mogelijkheden tot re-integratie bij de eigen werkgever bestaan. Bepalend is dus of eiseres voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht binnen het tweede spoor, waarbij de re-integratie gericht is op het vergroten van de mogelijkheden van de werknemer om te hervatten in passende arbeid bij een andere werkgever.
13. De primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv hebben vastgesteld dat er geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden en dat de werknemer al vanaf najaar 2017 belastbaar was conform de Functionele Mogelijkhedenlijst die is opgesteld op 9 augustus 2018. Daarin is onder meer opgenomen dat de werknemer gemiddeld ongeveer 6 uur per dag en 30 uur per week kan werken.
15. Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in dit soort zaken, blijkt dat als er benutbare mogelijkheden zijn er re-integratie-inspanningen verricht moeten worden. Dat geldt ook als de arbeidsmogelijkheden van de werknemer als gering worden ingeschat.Tussen eiseres en het Uwv is niet in geschil dat er vanaf het haalbaarheidsonderzoek in november 2017 tot aan het einde van de wachttijd in september 2018 geen re-integratieactiviteiten in het tweede spoor zijn uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee al vast dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, aangezien er geen sprake was van geen benutbare mogelijkheden.
16. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen re-integratiekansen zijn gemist, omdat uit het haalbaarheidsonderzoek blijkt dat re-integratieactiviteiten in het tweede spoor er niet toe zouden hebben geleid dat de kansen van de werknemer op passende arbeid groter zouden zijn geweest, of dat instroom in de WIA voorkomen had kunnen worden. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Re-integratie betreft een inspanningsverplichting, niet een resultaatsverplichting.Eiseres had activiteiten kunnen en moeten uitvoeren. Aangezien zij dat niet gedaan heeft, heeft eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht.
17. Eiseres wijst erop dat de werknemer inmiddels een volledige WIA-uitkering heeft. Daaruit kunnen echter geen conclusies worden getrokken met betrekking tot de vraag of eiseres tijdens de wachttijd voldoende gedaan heeft aan re-integratie.
Is er een deugdelijke grond?
18. Volgens eiseres heeft zij met de werknemer in redelijkheid kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Eiseres is afgegaan op het advies van de bedrijfsarts, die een professionele marge heeft. Zij wilde voorkomen dat de gezondheid van de werknemer juist zou verslechteren. In het haalbaarheidsonderzoek werd ook negatief geadviseerd over het inzetten van een traject in het tweede spoor. Bovendien werd gewacht op de uitslag van de vervroegde WIA-aanvraag. Toen de beslissing op bezwaar over de vervroegde WIA-aanvraag werd genomen was de wachttijd al bijna om. Bovendien zou de werknemer op grond van zijn leeftijd al snel na het aflopen van de wachttijd vrijgesteld worden van re-integratieverplichtingen.
19. De bedrijfsarts heeft in het kader van de eerstejaarsevaluatie op 22 september 2017 een Functionele Mogelijkhedenlijst opgesteld. Daarin zijn meerdere beperkingen opgenomen, waaronder een urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week. Als met die beperkingen rekening wordt gehouden, is er geen reden om aan te nemen dat het uitvoeren van re-integratieactiviteiten tot gezondheidsschade voor de werknemer zou leiden. De bedrijfsarts heeft bij de eerstejaarsevaluatie niet vastgesteld dat er sprake was van geen benutbare mogelijkheden. Ongeacht of de bedrijfsarts in redelijkheid een andere belastbaarheid heeft kunnen vaststellen dan de verzekeringsartsen van het Uwv, is dat voor eiseres dus geen deugdelijke grond om in het geheel geen re-integratieactiviteiten uit te voeren. Datzelfde geldt voor het negatieve advies van Amplooi. Ten aanzien van het advies van de bedrijfsarts en van Amplooi geldt bovendien dat de werkgever volgens vaste rechtspraak van de CRvB verantwoordelijk blijft voor de re-integratie. Het komt voor risico van een werkgever als hij afgaat op een advies dat achteraf onjuist blijkt te zijn geweest.
20. Bij de eerstejaarsbeoordeling had eiseres dus al kunnen weten dat zij re-integratie-activiteiten moest uitvoeren. Maar dat geldt zeker na ontvangst van het besluit van 19 januari 2018 over de vervroegde WIA-aanvraag. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft toen beoordeeld dat de werknemer belastbaar is voor relatief eenvoudig werk in een rustige werkomgeving, voor maximaal 6 uur per dag. Dat had voor eiseres een signaal moeten zijn dat er geen grond was voor het ontbreken van re-integratieactiviteiten.
21. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar stelling dat de vrijstelling van de sollicitatieplicht in verband met de leeftijd van de werknemer, mede een reden was om geen verdere re-integratieactiviteiten te ontplooien. Onbetwist is dat deze vrijstelling voor de werknemer pas inging geruime tijd na einde wachttijd, zodat dit geen reden kan zijn om met re-integratieactiviteiten te stoppen.
22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht en is de loonsanctie terecht opgelegd.
23. De beslissing op bezwaar is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit wel in stand te laten, omdat het Uwv terecht een loonsanctie heeft opgelegd aan eiseres.
24. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).