Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
8 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die sinds 16 februari 2011 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. Verweerder heeft een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van eiseres, waarbij informatie is opgevraagd en waarnemingen zijn verricht. Uit het onderzoek bleek dat eiseres op de bankrekeningen van haarzelf en haar kinderen inkomsten van derden had ontvangen. Dit leidde tot de herziening van de bijstand over de periode van 27 februari 2011 tot en met 10 december 2019 en de terugvordering van een bedrag van € 19.472,97.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat de bijschrijvingen op de bankrekeningen van haar kinderen geen inkomsten waren, omdat zij niet redelijkerwijs over deze tegoeden kon beschikken. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van de bijschrijvingen. De rechtbank concludeerde dat de bijschrijvingen terecht als inkomsten zijn aangemerkt en dat verweerder terecht is overgegaan tot herziening en terugvordering van de bijstand. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenplicht voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de subsidiaire beroepsgrond van eiseres te bespreken, omdat dit niet tot een andere uitkomst zou leiden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.