ECLI:NL:RBMNE:2021:4044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/2424
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekerdheid werknemer en toerekening van uitkering in het kader van de Ziektewet

In deze zaak gaat het om de vraag of de werknemer ten tijde van zijn ziekmelding op 26 augustus 2014 verzekerd was voor de Ziektewet en of de (vervolg)uitkering aan de eiseres kan worden toegerekend. Eiseres, een uitzendbureau, had de werknemer in 2014 uitgezonden naar een inlener. Na een dag gewerkt te hebben, meldde de werknemer zich ziek. Het UWV kende de werknemer een uitkering toe, maar verklaarde het bezwaar van eiseres tegen deze beslissing ongegrond. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat de werknemer niet verzekerd was op het moment van ziekmelding, omdat hij op eigen initiatief bij de inlener aan de slag was gegaan. De rechtbank oordeelde echter dat er op de datum van ziekmelding sprake was van een dienstverband, aangezien de werknemer op die dag verloond was, ongeacht of het loon daadwerkelijk was uitbetaald of verrekend. De rechtbank concludeerde dat eiseres de rol van werkgever op zich had genomen en dat de ziekmelding bij haar bekend was.

Daarnaast betwistte eiseres dat de uitkering van de werknemer via de premie aan haar werd toegerekend, en stelde dat het UWV toezeggingen had gedaan over de verloning. De rechtbank oordeelde dat eiseres deze toezeggingen niet had onderbouwd en dat de bewijslast bij haar lag. De rechtbank concludeerde dat eiseres verzekeringsplichtig was en dat er geen reden was om van toerekening af te zien.

Tot slot oordeelde de rechtbank dat de medische beroepsgronden van eiseres buiten de omvang van het geding vielen, omdat deze niet meer ter discussie waren gesteld in het bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2424

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.J.M. Stoop),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Inleiding

1. Eiseres is een uitzendbureau. In 2014 is [werknemer] (de werknemer) door eiseres (onder meer) uitgezonden naar [de inlener] (de inlener). Op 25 augustus 2014 heeft de werknemer zich gemeld bij de inlener en daar een dag gewerkt. De werknemer heeft zich op 26 augustus 2014 ziekgemeld bij de inlener. Op 17 september 2014 heeft hij zich ziekgemeld bij het UWV.
2. In het besluit van 7 januari 2015 heeft het UWV per 26 augustus 2014 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend aan de werknemer. Dit besluit is eind 2019 naar eiseres gestuurd. In de beslissing op bezwaar van 14 mei 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres is in beroep gegaan tegen die beslissing op bezwaar.
3. Het beroep is via een beeldverbinding behandeld op de zitting van 8 juli 2021. Namens eiseres waren directeur [A] en [B] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Het UWV is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot die conclusie gekomen is.
Was de werknemer ten tijde van de ziekmelding verzekerd voor de Ziektewet?
5. Eiseres voert aan dat de werknemer ten tijde van de ziekmelding op 26 augustus 2014 niet verzekerd was voor de Ziektewet, of in ieder geval niet via eiseres. Volgens eiseres is de werknemer 18 juli 2014 voor het laatst uitgezonden. De werknemer is op 25 augustus 2014 uit eigen beweging, zonder opdracht van eiseres, aan de slag gegaan bij de inlener. Eiseres stelt dat vanwege bedreigingen door de werknemer en onder druk van het UWV besloten is om 25 augustus 2014 alsnog te verlonen. Op de zitting heeft de directeur toegelicht dat hij zich op dat moment de consequenties niet gerealiseerd heeft. Eiseres wijst er nog op dat er niet daadwerkelijk is uitbetaald, maar dat er is verrekend met vorderingen op de werknemer.
6. Het UWV stelt zich op het standpunt dat er op 25 augustus 2014 sprake was van een dienstverband. De inlener heeft bevestigd dat er werkzaamheden zijn verricht, en er was sprake van een gezagsverhouding en loonbetaling.
7. Naar het oordeel van de rechtbank was de werknemer ten tijde van de ziekmelding op 26 augustus 2014 verzekerd voor de Ziektewet. Het staat vast dat eiseres die dag verloond heeft. Of dat loon uitbetaald of verrekend is maakt geen verschil. Eiseres is overgegaan tot verloning en heeft daarmee (in ieder geval achteraf) de rol van werkgever op zich genomen. Op dat moment was de ziekmelding al bekend bij eiseres. Het feit dat eiseres zich niet heeft gerealiseerd welke consequenties een dergelijke verloning mogelijk (in de toekomst) voor haar zou kunnen hebben, komt voor haar rekening en risico.
Mag de (vervolg)uitkering worden toegerekend aan eiseres?
8. Eiseres voert aan dat de (vervolg)uitkering van de werknemer ten onrechte via de premie aan haar wordt toegerekend. Volgens eiseres heeft een medewerker van het UWV toegezegd dat de verloning van 25 augustus 2014 voor eiseres geen verdere consequenties zou hebben en dat eiseres gevrijwaard zou worden van aansprakelijkheid. Dat heeft bij eiseres het vertrouwen gewekt dat zij zonder verdere gevolgen kon verlonen.
9. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres niet heeft aangetoond dat er toezeggingen zijn gedaan dat een eventuele uitkering niet aan haar zou worden toegerekend.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres de gestelde toezeggingen niet onderbouwd. De bewijslast daarvan ligt bij eiseres. Het UWV heeft op 14 november 2014 een brief naar eiseres gestuurd, waarin is uiteengezet dat als eiseres 25 augustus 2014 zou verlonen het UWV een Ziektewetuitkering zou toekennen aan de werknemer. Als eiseres niet zou verlonen, zou de werknemer geen recht hebben op een Ziektewetuitkering via het UWV. Uit het dossier blijkt wel dat er een toezegging gedaan is dat eiseres geen boete zou krijgen vanwege een te late ziekmelding, en dat is ook niet gebeurd. Dat er verdergaande toezeggingen zijn gedaan is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
11. Eiseres was verzekeringsplichtig, en de rechtbank ziet geen reden waarom van toerekening afgezien zou moeten worden.
Mogen de medische beroepsgronden in de procedure worden meegenomen?
12. Eiseres voert aan dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van de werknemer op 26 augustus 2014 onvoldoende onderzocht en onderbouwd heeft. Eiseres vermoedt dat de latere ziekmelding bij het UWV op 17 september 2014 een andere medische oorzaak had.
13. Het UWV stelt zich op het standpunt dat (overeenkomstige toepassing van) artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht zich ertegen verzet dat de medische beroepsgronden in de procedure worden meegenomen, omdat de arbeidsongeschiktheid in bezwaar niet ter discussie is gesteld. Het UWV verwijst naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 19 februari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:366) en van 8 oktober 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BO0511).
14. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de medische beroepsgronden van eiseres buiten de omvang van het geding. In het inleidend bezwaarschrift van 30 december 2019 noemt eiseres als bezwaargrond dat vooralsnog bij gebrek aan wetenschap wordt betwist dat de werknemer op 26 augustus 2014 arbeidsongeschikt was. Eiseres geeft vervolgens aan dat zij kennis wenst te nemen van de stukken. Zij kondigt aan dat zij van plan is daarna een aanvullend bezwaarschrift in te dienen dat een nadere toelichting en aanvulling bevat van deze bezwaargrond en dat mogelijk nog andere bezwaargronden bevat. Na ontvangst van de stukken gaat eiseres in de aanvullende bezwaarschriften van 17 februari 2020 en 17 maart 2020 helemaal niet meer in op deze bezwaargrond. In de concluderende paragraaf van het aanvullend bezwaarschrift van 17 maart 2020 wordt enkel nog over de verzekering voor de Ziektewet en de toerekening aan eiseres gesproken. De aangekondigde toelichting en aanvulling op de medische bezwaargrond is niet meer gekomen. De rechtbank concludeert daaruit dat eiseres de oorspronkelijke bezwaargrond over de arbeidsongeschiktheid van de werknemer na ontvangst van de stukken heeft laten vallen en ervoor heeft gekozen op andere aspecten te focussen. Omdat eiseres deze grond in bezwaar heeft prijsgegeven vallen de medische beroepsgronden van eiseres buiten de omvang van het geding.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 augustus 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.