Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 februari 2021 met 9 producties;
- de conclusie van antwoord van 28 april 2021;
- de uitnodiging van 28 juli 2021 (per e-mail) voor een mondelinge behandeling;
- de akte overlegging producties van [eiser] .
De griffier heeft tijdens de zitting aantekeningen gemaakt. Mr. Korver heeft het standpunt toegelicht met spreekaantekeningen. Mr. De Vaan heeft het standpunt mondeling toegelicht. Verder hebben de advocaten en [eiser] vragen van de rechter beantwoord en over en weer op elkaars standpunten gereageerd. Aan het einde van de zitting heeft de rechter partijen meegedeeld dat 27 oktober 2021 uitspraak zal worden gedaan.
2.De overwegingen
rechtbankis bewezen verklaard dat 1) [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan dood door schuld meermalen gepleegd, 2) het aan zijn schuld te wijten is dat een vaartuig onbruikbaar wordt gemaakt terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat en 3) [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk niet nakomen van de verplichting tot hulpverlening die een schipper heeft (artikel 785 van het Wetboek van Koophandel).
is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en hem is een ontzegging van de vaarbevoegdheid opgelegd van vijf jaar.
hofdezelfde strafbare feiten als de rechtbank bewezen verklaard. Het gerechtshof heeft [gedaagde] een hogere straf opgelegd: hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar met een ontzegging van de vaarbevoegdheid van vijf jaar.
Hoge Raadheeft op 28 mei 2019 uitspraak gedaan, waarbij het cassatieberoep is verworpen. De uitspraak van 11 december 2017 van het hof is daardoor onherroepelijk geworden.
Dat laatste - stuiting door voeging als benadeelde partij in de strafprocedure - is in deze zaak (in eerste instantie) aan de orde. In lid 2 van artikel 3:316 BW staat, voor zover dat hier nu van belang is, dat als een ingestelde eis niet wordt toegewezen, de verjaring alleen is gestuit als binnen zes maanden nadat de procedure met een uitspraak is geëindigd een nieuwe eis wordt ingesteld en deze wel wordt toegewezen.
Aan het beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid gaat de rechtbank ook voorbij. In het arrest van 28 april 2000 van de Hoge Raad waarnaar wordt verwezen gaat het over de absolute verjaringstermijn van 30 jaar die in uitzonderlijke gevallen op grond van maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 lid 2 BW) buiten toepassing zou kunnen blijven en waarvoor de Hoge Raad in dat arrest gezichtspunten geeft. Van een situatie waarin schade naar haar aard verborgen is gebleven en pas veel later zichtbaar wordt (zoals bij mesothelioom, waarover de zaak ging) is geen sprake; zowel de schade als de veroorzaker daarvan is hier bekend. [eiser] heeft ook van meet af aan de schade waarvan hij nu bij de civiele rechter nog vergoeding vraagt in de strafprocedure gevorderd.
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)