ECLI:NL:RBMNE:2021:63

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
20/2641
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AIO-aanvulling op basis van niet aangetoond vermogen

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) door de Sociale Verzekeringsbank. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. De eisers hadden eerder een AIO-aanvulling ontvangen, maar deze was in 2018 ingetrokken vanwege te veel ontvangen uitkeringen. In 2019 dienden zij een nieuwe aanvraag in, maar deze werd afgewezen omdat zij niet konden aantonen dat hun vermogen onder de geldende vermogensgrens lag. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd van hun financiële situatie, met name met betrekking tot de waarde van landbouwgrond in Turkije en de opbrengst van een eerder verkocht appartement. De rechtbank concludeerde dat eisers niet hadden aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere intrekking van de AIO-aanvulling. De rechtbank benadrukte dat het op de weg van eisers lag om de waarde van hun vermogen aan te tonen en dat de door hen overgelegde documenten niet voldoende waren om hun stellingen te onderbouwen. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman, en de griffier was S.J. van Ravenhorst. De beslissing werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2641

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres) te [woonplaats], eisers
(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Zuidersma-Hovers).

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 19 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2020 door middel van een Skype-beeldverbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluiten van 27 december 2018 heeft verweerder de AIO-aanvulling van eisers met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken en teveel betaalde AIO-aanvulling tot een bedrag van
€ 41.250,14 teruggevorderd. Bij besluit van 13 december 2019 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen die besluiten ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank van 6 oktober 2020 (UTR 20/85) ongegrond verklaard. Eisers hebben daartegen hoger beroep ingesteld.
2. Op 1 maart 2019 hebben eisers opnieuw een AIO-aanvulling aangevraagd.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de waarde van het vermogen van eisers niet kan worden vastgesteld.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eisers niet hebben aangetoond dat zij nu wel aan de voorwaarden voldoen om voor een AIO-aanvulling in aanmerking te komen. Eisers hebben niet aangetoond dat hun vermogen onder de vermogensgrens ligt. Eisers hebben landbouwgrond in Turkije en zij moeten de commerciële waarde hiervan aantonen. Er kan niet worden uitgegaan van de waarde zoals vermeld in het Turkse kadaster, zijnde
€ 375,00. Volgens verweerder moeten eisers zelf een geldig taxatierapport regelen. Daarnaast heeft verweerder er op gewezen dat eisers geen stukken hebben overgelegd waaruit volgt wat de opbrengst uit de verkoop van het appartement is geweest, hoeveel daarvan aan eisers toekwam, dat eisers een privéschuld hadden en hoeveel daarvan zou zijn afgelost. Eisers hebben ook geen stukken overgelegd waaruit de exacte vaststelling van een erfdeel volgt.
5. De te beoordelen periode loopt van 1 maart 2019 (de datum van de aanvraag) tot en met
7 februari 2020 (de datum van het primaire besluit).
6. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag heeft gelegd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere intrekking van de AIO-aanvulling. Eisers hebben in die zin volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij niet beschikken over vermogen boven de voor hen van toepassing zijnde vermogensgrens.
7. Eisers stellen dat zij geen vermogen hebben boven de voor hen van toepassing zijnde vermogensgrens. Zij hebben alleen landbouwgrond met een waarde van € 375,00. Ter zitting hebben eisers toegelicht dat deze waarde blijkt uit het overgelegde taxatierapport van een makelaar uit Turkije. Eisers vinden het onredelijk dat zij een extra onafhankelijk taxatierapport moeten inbrengen. Zij hebben daarvoor niet de financiële mogelijkheden en bovendien is het vanwege corona niet mogelijk om naar Turkije te reizen. Overigens heeft een makelaar op
25 juni 2019 al een taxatie opgemaakt.
Eisers wijzen er verder op dat zij in 2016 een appartement hebben verkocht voor € 10.000,00. Eisers hebben dat bedrag gebruikt om een schuld contant af te betalen.
Over het erfdeel voeren eisers aan dat de erfenis in de loop van de jaren deels is verdeeld. De waarde is nagenoeg nihil, maar exacte data zijn niet te achterhalen.
Verder stellen eisers dat niet duidelijk is waarom verweerder geen rekening heeft gehouden met de schuld die zij aan verweerder hebben van € 41.250,14.
8. De rechtbank overweegt het volgende. Over de landbouwgrond in Turkije hebben eisers in de schriftelijke beroepsgronden verwezen naar de waarde die volgt uit het kadaster. Ter zitting hebben zij echter toegelicht dat zij niet naar de waarde uit het kadaster, maar naar de waarde die is vastgesteld door een makelaar in Turkije verwijzen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarin geen aanleiding heeft hoeven zien voor een ander standpunt. Uit de stukken die eisers in dit kader aan verweerder hebben overgelegd blijkt geen deugdelijk onderbouwde taxatie. Uit die stukken, die zijn opgemaakt door [A], administratief medewerker, volgt onder andere niet op welke wijze de waarde is bepaald. De rechtbank is van oordeel dat verweerder van eisers een geldig taxatierapport mag verlangen. Het ligt immers op de weg van eisers om de waarde van de landbouwgrond aan te tonen. Niet is gebleken dat eisers daartoe niet in staat zijn. Wat zij hebben aangevoerd is daarvoor onvoldoende. Eisers kunnen op afstand een makelaar in Turkije inschakelen. Dat zij daarvoor niet de financiële mogelijkheden hebben, is niet onderbouwd.
8.1.
Verder heeft verweerder aan eisers mogen tegenwerpen dat niet duidelijk is wat de verkoop van het appartement in Turkije eisers heeft opgeleverd. Eisers hebben niet met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat de opbrengst € 10.000,- bedroeg. Eisers hebben in dit kader ter zitting verwezen naar een tapu senedi, maar volgens vaste rechtspraak [1] is een tapu senedi daarvoor onvoldoende. Voor zover eisers hebben beoogd in dit kader ook te verwijzen naar de overgelegde stukken die zijn opgemaakt door een makelaarskantoor in Turkije, overweegt de rechtbank dat verweerder die in dit kader ook onvoldoende heeft mogen vinden. Daaruit volgt onder andere niet op welke wijze de waarde is bepaald.
8.2.
De rechtbank stelt verder vast dat eisers hun stellingen over het erfdeel van eiseres niet met objectiveerbare en controleerbare gegevens hebben onderbouwd.
8.3.
Uit het voorgaande volgt dat eisers niet hebben aangetoond dat sprake was van een wijziging in hun omstandigheden, in die zin dat zij nu wel voldoen aan de voorwaarden om voor een AIO-aanvulling in aanmerking te komen. Als gevolg van de al bestaande en niet weggenomen onduidelijkheid over de waarde van het vermogen, is saldering met schulden niet mogelijk [2] . De beroepsgronden slagen niet.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J. van Ravenhorst, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd omdeze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 22 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2869
2.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 3 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3844