Beoordelingskader
2. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of het Uwv de ZW-uitkering van eiseres terecht heeft stopgezet. Hiervoor heeft de rechtbank bekeken of het Uwv de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch uit de rapporten voortvloeien. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts, dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
3. Eiseres vindt dat geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden, omdat de verzekeringsartsen alleen afgegaan zijn op de beschikbare medische informatie en niet zelf informatie hebben opgevraagd.
4. De rechtbank vindt dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoen aan de voorwaarden voor een zorgvuldig onderzoek. Het is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter in ZW-zaken, niet onzorgvuldig als geen medische informatie wordt opgevraagd.Indien een verzekeringsarts van mening is dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene, mag hij in principe afgaan op zijn eigen oordeel en heeft hij de vrijheid om af te zien van het (nader) opvragen van medische informatie. Raadpleging van de behandelend sector is slechts aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid, of als eiseres stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over haar beperkingen.
5. Uit de stukken blijkt dat de eerste verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] eiseres op het spreekuur heeft gesproken en onderzocht. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts 2] heeft eiseres op de hoorzitting gesproken, kennis genomen van het bezwaarschrift en dossieronderzoek verricht. Hij heeft in zijn rapport van 9 oktober 2019 gemotiveerd dat hij geen aanleiding heeft gezien om medische informatie op te vragen, omdat het dossier geen medische vragen oproept. Hij heeft uit de beschikbare gegevens van voorgaande jaren meegenomen dat eiseres vele jaren een WIA-uitkering heeft ontvangen, gebaseerd op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid wegens persoonlijk en sociaal disfunctioneren als gevolg van een ernstige psychiatrische stoornis. In die medische stukken heeft [verzekeringsarts 2] aanleiding gezien om meer beperkingen aan te nemen. Ook is hem tijdens de hoorzitting gebleken dat sprake is van een verminderde belastbaarheid van de rechterhand.
6. In beroep heeft het Uwv geconcludeerd dat uitgegaan moet worden van een andere beëindigingsdatum, namelijk 21 januari 2020. Om die reden is ter zitting afgesproken dat eiseres nog gelegenheid krijgt om medische informatie van haar huisarts over te leggen die ziet op die datum. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts 2] heeft daarop nog gerapporteerd. Nu ook alle beschikbare medische informatie tot rond de nieuwe datum
21 januari 2020 is betrokken bij de medische beoordeling, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest.
De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres voert aan dat zij verdergaand beperkt is. Haar persoonlijk en sociaal functioneren, maar ook haar fysiek functioneren leiden ertoe dat zij niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten. Zelfs fysiek licht werk kan zij niet verrichten, omdat dit voor haar psychisch belastend is en zij niet in staat is een bepaald aantal uren aaneensluitend werk te verrichten. Eiseres wijst daarbij erop dat zij niet meer geheel zelfstandig functioneert en dat zij daarom aangewezen is op hulp van een sociaal-juridisch dienstverlener. Het syndroom van Tietze zorgt ervoor dat zij vooral bij bewegingen pijn op de borst heeft. Zij wijst in dat verband op medische informatie van [medisch centrum] uit Leuven. Ook wijst eiseres op informatie van de huisarts, waaruit ook af te leiden is dat zij een verlaagd foliumzuurgehalte heeft en tekorten aan ijzer en vitamine D. Tekorten daaraan geven symptomen als vermoeidheid, tintelingen, gevoeligheid voor infecties en geheugenstoornissen.
Eiseres is het dus niet eens met de medische beoordeling en verzoekt daarom de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen om nader onderzoek te verrichten.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts 2] heeft in tegenstelling tot de primaire verzekeringsarts ook de medische informatie uit voorgaande jaren, die betrekking heeft op het sociaal en persoonlijk functioneren van eiseres, betrokken in zijn beoordeling. Ook heeft hij rekening gehouden met de geconstateerde verminderde belastbaarheid van de rechterhand. Om die reden heeft hij meer beperkingen aangenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank kan de conclusies en redeneringen van [verzekeringsarts 2] volgen. De medische stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd maken dat niet anders. In het aanvullend rapport van 31 augustus 2020 heeft [verzekeringsarts 2] inzichtelijk gemotiveerd waarom de informatie van de thoraxchirurg en het huisartsenjournaal over de periode 12 juni 2018 tot en met 18 februari 2020 geen aanleiding geven meer beperkingen aan te nemen. Eiseres is al beperkt voor zwaar fysiek werk en daarmee is al rekening gehouden met het syndroom van Tietze. Ook is rekening gehouden met de buikproblematiek -zuurbranden en prikkelbare darmsyndroom- door eiseres te beperken op buikdrukverhogende activiteiten. [verzekeringsarts 2] heeft daarbij ook de vermelding van de huisarts over de relatie tussen stress en de door eiseres ervaren pijn op de borst meegewogen.
9. De rechtbank vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beperkingen die in de FML van 9 oktober 2019 staan niet goed zijn of dat daarmee niet genoeg rekening is gehouden met haar aandoeningen. Eiseres heeft niet met nadere medische informatie onderbouwd, waaruit blijkt dat er meer beperkingen aangenomen dienen te worden op de datum 21 januari 2020. Dat eiseres vindt dat zij verdergaand beperkt is dan [verzekeringsarts 2] heeft aangenomen of dat eiseres haar klachten anders ervaart, maakt nog niet dat de medische beoordeling niet juist is. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is het juist de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om klachten en aandoeningen te vertalen naar arbeidsbeperkingen.
De beroepsgrond slaagt niet.
10. Omdat er geen twijfel is over de juistheid van de medische beoordeling, is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Het verzoek om benoeming van een onafhankelijke deskundige wijst de rechtbank daarom af.
Arbeidskundige beoordeling
11. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat vanwege het selecteren van andere functies de aanzegtermijn niet goed is toegepast, waardoor de beëindigingsdatum niet juist is.
Het Uwv heeft in beroep onderkend dat de aanzegtermijn niet is toegepast en heeft de rechtbank verzocht om het beroep gegrond te verklaren in die zin dat de Ziektewetuitkering per 21 januari 2020 eindigt in plaats van 13 augustus 2019.
De beroepsgrond slaagt. Wat dit betekent voor deze procedure licht de rechtbank hierna verder toe.
12. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres verder geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen van eiseres, zoals opgenomen in de FML van 9 oktober 2019, juist zijn. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de functies die geduid zijn op grond van die FML niet zou kunnen doen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [arbeidsdeskundige] in haar rapport van 12 november 2019 en de daarbij behorende resultaten functiebeoordeling toereikend heeft gemotiveerd waarom daarin de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De rechtbank kan haar redeneringen en conclusies volgen.
13. Gelet op de medische onderbouwing heeft het Uwv de uitkering van eiseres naar het oordeel van de rechtbank terecht beëindigd. Omdat er in bezwaar nieuwe functies zijn gebruikt voor de berekening van het verdienvermogen van eiseres, moest het Uwv echter wel een aanzegtermijn in acht nemen. In het bestreden besluit heeft het Uwv dit nagelaten. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat de ZW-uitkering van eiseres, met inachtneming van de aanzegtermijn, per 21 januari 2020 eindigt.
14. Omdat de rechtbank het beroep van eiseres vanwege de onjuiste beëindigingsdatum gegrond verklaart, veroordeelt zij het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de in beroep door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar is niet gebleken.
15. De rechtbank bepaalt tot slot dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt.