ECLI:NL:RBMNE:2022:1440

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/4363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA en zorgvuldigheid van medisch onderzoek in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 17 maart 2022, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering ongegrond verklaard. Eiseres had verzocht om een uitkering op grond van de Wet WIA, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat zij volgens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de procedure en de overwegingen van het UWV beoordeeld, waarbij de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek centraal stond.

Eiseres had zich ziek gemeld en was in de periode voorafgaand aan de aanvraag voor de WIA-uitkering meerdere keren ziek geweest. De rechtbank oordeelde dat het UWV op basis van medische rapporten van verzekeringsartsen had vastgesteld dat eiseres 26,55% arbeidsongeschikt was. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd, onder andere omdat er geen fysiek spreekuur had plaatsgevonden en omdat er geen natte handtekening van de primaire verzekeringsarts op het rapport stond. De rechtbank verwierp deze argumenten en stelde vast dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende waren om de beslissing van het UWV te onderbouwen.

De rechtbank benadrukte dat de zorgvuldigheid van de medische beoordeling ook bij digitale handtekeningen gewaarborgd is en dat protocollen slechts als hulpmiddel dienen. Eiseres had geen nieuwe medische informatie ingebracht die haar standpunt onderbouwde dat zij meer beperkt was dan door het UWV was aangenomen. De rechtbank concludeerde dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat het bestreden besluit in stand bleef. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4363

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: Y. Huisman).

Procesverloop

In het besluit van 25 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet WIA [1] afgewezen per 12 december 2020, omdat zij volgens verweerder minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 14 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Geheimhouding
1. Om te beginnen overweegt de rechtbank het volgende. Omdat eiseres geen toestemming heeft gegeven om haar medische gegevens te delen met de ex-werkgever, zal de rechtbank haar oordeel zo motiveren dat wordt voorkomen dat de medische gegevens van eiseres alsnog openbaar worden.
Inleiding
2. Eiseres heeft voor het laatste gewerkt als front office medewerker voor 40 uur in de week. Op 4 september 2017 heeft eiseres zich ziek gemeld. Eisers is op 12 september 2017 ziek uit dienst gegaan. Nadat eiseres een uitkering had gekregen op grond van de WAZO [2] , heeft zij zich op 15 december 2018 opnieuw ziek gemeld. Daarna heeft er een WIA-beoordeling plaatsgevonden per einde wachttijd (12 december 2020).
Standpunt van verweerder
3. Verweerder heeft aan de hand van de medische en arbeidskundige rapporten vastgesteld dat eiseres 26,55% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder dan 35% is, komt eiseres niet in aanmerking voor een WIA-uitkering. Verweerder heeft bij deze beoordeling gekeken naar de gezondheidstoestand van eiseres op 12 december 2020, de datum waar het in deze zaak over gaat en die ook wel de datum in geding wordt genoemd.
Beoordeling door de rechtbank
4. Bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak van eiseres stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
  • op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
  • geen tegenstrijdigheden bevatten; en
  • voldoende begrijpelijk zijn.
5. De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Is de medische beoordeling zorgvuldig?
6. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd, omdat het onduidelijk is of en op welke wijze de primaire verzekeringsarts het medisch onderzoek dat is verricht door een gewone arts, heeft getoetst. Eiseres ziet namelijk geen natte handtekening van de primaire verzekeringsarts op het rapport van 16 maart 2021. Daarnaast heeft er ten onrechte geen fysiek spreekuur heeft plaatsgevonden met een geregistreerd verzekeringsarts. Tot slot is het onderzoek onzorgvuldig, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij het vaststellen van haar beperkingen ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de NVVG-richtlijn ‘Angststoornis, Beroerte en Borstkanker’ (hierna: het protocol).
7. De stelling van eiseres dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is, omdat er onderdaan het rapport van 16 maart 2021 geen natte handtekening staat van de primaire verzekeringsarts, volgt de rechtbank niet. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat er geen aanleiding is om een rapport van een gewone arts als onzorgvuldig aan te merken, als de verzekeringsarts in zijn hoedanigheid van mentor/begeleider dit rapport met zijn handtekening voor zijn rekening heeft genomen. [3] De zorgvuldigheid van de medische beoordeling is naar het oordeel van de rechtbank ook bij een digitale handtekening voldoende gewaarborgd. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019 [4] .
8. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig is, omdat eiseres niet lichamelijk is onderzocht. Uit recente rechtspraak van de CRvB volgt dat er tijdens de medische beoordeling door verweerder in beginsel één keer sprake moet zijn van fysiek contact met een verzekeringsarts. Een uitzondering is mogelijk als een verzekeringsarts kan uitleggen waarom in het licht van de aard van de klachten en de beschikbaar medische stukken, fysiek contact met een verzekeringsarts niets aan zijn beoordeling zou toevoegen. [5]
9. In het geval van eiseres vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een lichamelijk onderzoek niet nodig was. In zijn rapport van 5 oktober 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres in de tussentijd is geopereerd aan haar hernia. Een lichamelijk onderzoek in bezwaar en beroep zou daarom niks zeggen over de gezondheidstoestand van eiseres op de datum in geding. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de telefonische hoorzitting aanvullende medische informatie uitgevraagd over de psychische en lichamelijke problematiek van eiseres. Ook heeft de verzekeringsarts nog medische informatie opgevraagd bij de huisarts en de fysiotherapeut. Er was voldoende informatie om een zorgvuldig oordeel te vormen over de belastbaarheid van eiseres, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts in bezwaar en beroep goed volgen. Anders dan wat eiseres stelt, is de rechtbank van oordeel dat tijdens de telefonische hoorzitting ook genoeg aandacht geweest voor de psychische klachten van eiseres.
10. De stelling van eiseres dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen gebruik heeft gemaakt van het protocol, volgt de rechtbank evenmin. Protocollen zijn slechts een hulpmiddel bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling en zeggen niets over een individueel persoon. Daarom moet per geval worden bekeken welke betekenis aan het protocol toekomt. [6] Dat de verzekeringsarts bezwaar en bezwaar niet expliciet verwijst naar het door eiseres genoemde protocol, doet er niet aan af dat het verrichte medisch onderzoek zorgvuldig is geweest.
Is de medische beoordeling juist?
11. Eiseres voert verder aan dat zij meer beperkt is dan door verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij de onderzoeken onvoldoende gekeken naar de verslavingsklachten en de burn-out klachten van eiseres en had hierover informatie moeten opvragen bij haar behandeld artsen. Gelet op deze klachten had de verzekeringsarts bezwaar en beroep verdergaande beperkingen moeten aannemen in de rubriek persoonlijk en sociaal functioneren en in de rubriek werktijden. Daarnaast had de verzekeringsarts een urenbeperking moeten aannemen, omdat eisers maximaal 16 uur per week kan werken. Om haar standpunt te onderbouwen dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen, heeft eiseres een zelf ingevulde functionele mogelijkhedenlijst (FML) overgelegd en verwijst zij naar het protocol genoemd onder 6.
12. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Voor zijn besluit mag verweerder uitgaan van de rapporten van zijn verzekeringsartsen. Als eiseres het niet eens is met de medische beoordeling dan moet zij een rapport of een brief van een arts overleggen waaruit volgt dat zij meer beperkt is. Dit staat ook uitgelegd in rechtsoverweging onder 6 van deze uitspraak. Eiseres heeft in deze procedure geen nieuwe medische informatie ingebracht om haar standpunt dat zij meer beperkt is te onderbouwen. In de door eiseres zelf ingevulde FML ziet de rechtbank evenmin aanleiding om te twijfelen aan de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen. Het invullen van een FML behoort immers tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts. Met de verwijzing naar het protocol heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat zij meer beperkt is, omdat het protocol niet ziet op eiseres zelf. Dat betekent dat de rapporten van de verzekeringsartsen van verweerder door eiseres onvoldoende zijn weerlegd.
13. Dat, zoals eiseres heeft aangevoerd, de verzekeringsartsen informatie hadden moeten opvragen bij de behandeld artsen, doet niet af aan de conclusie dat de medische beoordeling juist is verricht. Niet is gebleken dat eiseres op de datum in geding onder behandeling stond bij een arts. In de brief van huisarts van 26 augustus 2021 staat namelijk dat eiseres op de datum in geding niet onder behandeling stond bij een psycholoog of een arts. Verder staat in deze brief dat eiseres zich pas op 14 april 2021, dus ver na de datum in geding, heeft gemeld met haar psychische klachten. De rechtbank heeft eiseres op de zitting gevraagd of zij op of rond de datum in geding onder behandeling stond bij een arts, maar eiseres kon op die vraag geen duidelijk antwoord geven.
14. Nu er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van medische beoordeling, hoefde verweerder ook geen verdergaande beperkingen aan te nemen in de rubrieken zoals genoemd in 11 of een urenbeperking.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
15. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres in de FML van 5 oktober 2021 juist zijn. Er bestaat daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat verweerder per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De geduide functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Conclusie
16. Het voorgaande betekent dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid per 12 december 2020 terecht heeft vastgesteld op 26,55%, zodat het bestreden besluit in stand blijft.
17. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Wet arbeid en zorg.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 december 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC0360.
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:957.
5.Uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
6.Zie voorbeeld de uitspaak van de CRvB van 8 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3069.