ECLI:NL:RBMNE:2022:2140

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
21/3266
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van een ex-werkneemster. De ex-werkneemster had zich op 1 oktober 2018 ziek gemeld en na de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd, welke door het Uwv was afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%. Na bezwaar werd dit percentage herzien naar 61,31%, wat leidde tot een WGA-uitkering met terugwerkende kracht. Eiseres was het niet eens met deze herziening en stelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet correct was vastgesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de ex-werkneemster geen toestemming had gegeven voor het delen van medische gegevens met de werkgever. Dit leidde tot een beperking in de motivering van de rechtbank. De kern van het geschil was of het Uwv de arbeidsongeschiktheid van de ex-werkneemster op 28 september 2020 correct had vastgesteld. Eiseres betwistte de motivering van het Uwv en stelde dat de urenbelastbaarheid onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de urenbelastbaarheid van de ex-werkneemster adequaat had gemotiveerd, gebaseerd op medische rapporten en de omstandigheden van de ex-werkneemster.

De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van het Uwv deugdelijke grondslagen had en dat de ex-werkneemster terecht was aangemerkt als 61,31% arbeidsongeschikt. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3266

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.L. Schuren),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: G.A. Tellinga).

Inleiding

[ex-werkneemster] (hierna: ex-werkneemster) is bij eiseres werkzaam geweest als Warehouse operator voor 32,67 uur in de week. Op 1 oktober 2018 heeft ex-werkneemster zich ziek gemeld en een ZW-uitkering gekregen. Per einde wachttijd – in dit geval 28 september 2020 – heeft ex-werkneemster een uitkering aangevraagd op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wia).
Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 7 december 2020 (het primaire besluit) afgewezen. Volgens het Uwv is ex-werkneemster minder dan 35 % arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft zich daarbij gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten.
Ex-werkneemster is het niet eens met het primaire besluit en heeft bezwaar ingediend.
Met de beslissing op bezwaar van 25 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van ex-werkneemster gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Naar aanleiding van een nieuw medisch en arbeidskundige onderzoek heeft het Uwv geoordeeld dat ex-werkneemster voor 61,31% arbeidsongeschikt wordt geacht vanwege haar medische klachten. In het bestreden besluit wordt met terugwerkende kracht aan ex-werkneemster vanaf 28 september 2020 een WGA [1] -uitkering toegekend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld omdat zij vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet op een juiste manier is vastgesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, J.M.W.N. Derks als arts-gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Ex-werkneemster heeft geen toestemming gegeven om dossierstukken die medische gegevens bevatten aan de (ex-)werkgever te verstrekken. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken om te voorkomen dat die gegevens via deze uitspraak alsnog in de openbaarheid worden gebracht
.Waar gaat deze zaak over?
Deze zaak gaat over de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van ex-werkneemster op 28 september 2020 (de datum in geding) juist heeft vastgesteld op 61,31%. Eiseres vindt dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat ex-werkneemster voor 61,31% arbeidsongeschikt is. Het Uwv vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid juist is vastgesteld.
Het geschil
Tussen partijen is in geschil of het Uwv de urenbelastbaarheid van ex-werkneemster juist heeft vastgesteld. Partijen zijn het erover eens dat de medische beperkingen voor het overige juist zijn vastgesteld in de FML. Het Uwv is van mening dat ex-werkneemster voor 20 tot maximaal 22 uur per week belastbaar is voor werk. Eiseres vindt dat het Uw deze urenbelastbaarheid onvoldoende heeft gemotiveerd en verwijst hiervoor naar de medische rapportage van Derks die eiseres in deze zaak heeft laten opstellen. Op grond van deze rapportage vindt eiseres dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is geweest.
Daarnaast is eiseres van mening dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde functies door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn verworpen. Ook vindt eiseres dat het Uwv ten onrechte functies in bepaalde richtingen zijn uitgesloten, als gevolg waarvan mogelijk te weinig functies zijn geselecteerd.
Toetsingskader
Op grond van de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep geldt dat in het geval een belanghebbende werkgever de mate van arbeidsongeschiktheid van een (ex)werknemer betwist, stellende dat die (ex)werknemer niet arbeidsongeschikt is dan wel minder arbeidsongeschikt dan van de zijde van het Uwv is aangenomen, brengt de aard van de betrokken belangen mee dat het Uwv het besluit ten aanzien van die arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk motiveert. Dit geldt voor zowel de medische als de arbeidskundige kant van een schatting. [2]
6. In geschillen over arbeidsongeschiktheidswetten kan een belanghebbende werkgever niet veel anders doen dan trachten aannemelijk te maken dat het onderzoek van het Uwv onvoldoende is geweest of dat de door het Uwv gegeven motivering de beslissing niet kan dragen. [3] Medische grondslag van het bestreden besluit
7. Derks vindt dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd waarom ex-werkneemster belastbaar is voor maximaal 20 uur per week. Op de datum in geding volgde ex-werkneemster een HBO-opleiding. Daaruit volgt volgens Derks dat ex-werkneemster, gelet op het volgen van de colleges en het verrichten van zelfstudie, heeft aangetoond dat zij een belastbaarheid aankan van meer dan 20 uur. Daarnaast voert ex-werkneemster ook een huishouden waar ex-werkneemster tijd aan moet besteden. Gelet op deze omstandigheden vindt Derks een urenbelastbaarheid van 20 uur per week onvoldoende gemotiveerd.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 3 juni 2021 een urenbelastbaarheid aangenomen van 20 tot maximaal 22 uur per week aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden die in de bezwaarfase naar voren zijn gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep baseert zich daarbij op de gespannen en kwetsbare indruk die ex-werkneemster maakte op het spreekuur en de brief van 29 april 2021 van de behandelaar van ex-werkneemster van Kemink, behandelaar bij het Therapeutisch Centrum GGZ. Uit de brief van Kemink volgt dat ex-werkneemster in het afgelopen jaar zeer gering belastbaar was door haar klachten. Vanwege de fors verminderde belastbaarheid acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet volledig belastbaar qua werktijden. Deze aangenomen beperkte belastbaarheid is deels preventief en deels om het huidige evenwicht niet te verstoren. De preventieve beperking wordt door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen zodat ex-werkneemster meer kan toe komen aan een privéleven en ter voorkoming van verergering van de klachten, conform de ‘Standaard verminderde arbeidsduur’ (Standaard). Steun voor deze urenbeperking vindt de verzekeringsarts in het gegeven dat ex-werkneemster vanwege haar medische klachten op de datum in geding een opleiding volgde op ‘halve kracht’, waarbij zij dat jaar de helft van de vakken volgde.
9. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom een urenbelastbaarheid van 20 tot maximaal 22 uur bij ex-werkneemster is aangenomen. De verzekeringsarts heeft zich daarbij gebaseerd op de brief van Kemink waaruit volgt dat ex-werkneemster op de datum in geding zeer gering belastbaar was door haar medische klachten, de onregelmatig verlopen gesprekken met haar behandelaars en de studiebelasting van haar opleiding. De urenbeperking op preventieve gronden is naar het oordeel van de rechtbank ook in overeenstemming met de Standaard. In de Standaard staat dat er een beperkte urenbelastbaarheid kan worden aangenomen bij aandoeningen die gepaard kunnen gaan met een patroon van overschrijding van de eigen grenzen met recidief of toename van symptomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een beperkte urenblastbaarheid aangenomen ter voorkoming van de toename van de medische klachten van ex-werkneemster. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundig grondslag van het bestreden besluit
10. Volgens eiseres heeft het Uwv ten onrechte bepaalde richtingen uitgesloten vanwege het feit dat ex-werkneemster geen diploma heeft behaald in die richtingen. Eiseres stelt dat het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet vereist dat een diploma moet zijn behaald, het met enkele jaren volgen van een opleiding maakt ex-werkneemster ook geschikt voor een functie in een bepaalde richting. Daarnaast heeft het Uwv niet voldoende gemotiveerd waarom de functies Monteur 3 (SBC-code 267041) en de functie Medewerker Schoonmaak (SBC-code 372060) zijn verworpen als geschikte functies voor ex-werkneemster.
11. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 juni 2021 ex-werkneemster geschikt geacht voor de geselecteerde functies van Administratief medewerker (SBC-code 315133), monteur printplaten (SBC-code 267051) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010). In Recapitulatie Voorselectie van het CBBS heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep de functie Monteur 3 niet geselecteerd is omdat de werkplek niet geschikt is. De functie van Medewerker schoonmaak is niet geselecteerd vanwege de deadlines waar ex-werkneemster mee te maken kan krijgen. In het verweerschrift heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep nader uitgelegd waarom beide functies niet zijn geselecteerd als geschikte functies. Zo is de werkplek bij de functie van Monteur 3 niet geschikt omdat ex-werkneemster is aangewezen op een werkplek waarbij zij niet snel wordt afgeleid door lawaai. In deze functie is sprake van enig rumoer, geluid van werkende machines en van pratende directe collega’s. De functie van Medewerker Schoonmaak is niet geselecteerd door de arbeidskundige bezwaar en beroep omdat bij deze functie er een kenmerkende belasting is waarbij er wekelijks sprake is van grotere fysieke inspanning als een patiënt uit de zorg ontslagen wordt, een kamer moet in die situatie sneller schoongemaakt worden buiten het reguliere werk om.
12. Ook heeft de arbeidskundige de opleidingsrichtingen Agrarisch, Technisch, Diensten, Gezondheidszorg, Commercieel, Administratief en Kunst en Cultuur uitgesloten voor een geschikte functie voor ex-werkneemster. De arbeidskundige bezwaar en beroep stelt dat op grond van de basisinformatie CBBS opleidingsrichtingen uitgesloten worden als geen opleiding is gevolgd in die richting. Hierdoor komen functies waarvoor een opleiding of diploma in een bepaalde richting is vereist, niet in de voorselectie voor. Ex-werkneemster heeft een HAVO-diploma, volgde op de datum in geding enkele maanden een ICT-opleiding op het HBO en heeft in het verleden een opleiding aan de Hogeschool voor de Kunsten gevolgd. Voor de laatste twee opleidingen heeft ex-werkneemster geen diploma. Ook kan volgens de arbeidskundige bezwaar en beroep niet gesteld worden dat ex-werkneemster voldoet aan het niveau van deze opleidingen.
13. De rechtbank kan de toelichting van de arbeidskundige bezwaar en beroep volgen. Uit de FML volgt dat ex-werkneemster is aangewezen op vaste, bekende werkwijzen (routine-afhankelijk). Ook is ex-werkneemster aangewezen op een voorspelbare weksituatie zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Eiseres kan zich vinden in de FML ten aanzien van de vastgestelde beperkingen op deze onderdelen. Met de functieomschrijving van de functie Medewerker Schoonmaak heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat bij deze functie ex-werkneemster te maken krijgt met deadlines doordat zij op onverwachte momenten meer moet schoonmaken als een patiënt uit de zorg wordt ontslagen. Omdat ex-werkneemster aangewezen is op werk zonder veelvuldige deadlines is de functie van Medewerker Schoonmaak niet geschikt voor ex-werkneemster. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook inzichtelijk gemotiveerd waarom de functie van Monteur 3 niet is geselecteerd gelet op de omgevingsgeluiden. Daar komt bij dat uit de FML volgt dat ex-werkneemster is aangewezen op werk waarbij zij niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen. Het opzetten van een geluiddempende hoofdtelefoon, zoals door de gemachtigde van eiseres op de zitting is betoogd, is om die reden geen toereikende oplossing omdat afleiding niet alleen hoeft plaats te vinden door (omgevings)lawaai.
14. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidskundige bezwaar en beroep ook toereikend heeft gemotiveerd waarom de opleidingsrichtingen zijn uitgesloten, gelet op de gevolgde opleidingen van ex-werkneemster. Niet in geschil is dat ex-werkneemster één jaar heeft gestudeerd in de opleidingsrichting Kunst en Cultuur en dat zij geen opleiding heeft gevolgd in de overige opleidingsrichtingen. De overige opleidingsrichtingen zijn daarmee terecht uitgesloten. Eiseres verwijst ter ondersteuning van haar standpunt naar het voorbeeld uit de basisinformatie van het CBBS waarbij het enkele jaren volgen van een VMBO-groen betekent dat die opleidingsrichting (Agrarisch) niet kan worden uitgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit voorbeeld dat bij het volgen van een opleiding van meerdere jaren een diploma niet vereist hoeft te zijn, afhankelijk van de eisen van de werkgever. Daar is in het geval van ex-werkneemster geen sprake van, ex-werkneemster heeft één jaar een opleiding gevolgd aan de Hogeschool van de Kunsten, waardoor zij niet op gelijke voet te plaatsen is met een potentiële werknemer die enkele jaren een opleiding heeft gevolgd in een bepaalde opleidingsrichting. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
15. Het bestreden besluit is voorzien van een deugdelijke verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige grondslag voorzien. Het Uwv heeft op basis daarvan ex-werkneemster dan ook terecht met ingang van 28 september 2020 een WGA-uitkering toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,31%.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2022.
(de rechter is verhinderd om de uitspraak mede te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
2.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 6 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4492.
3.Volgens de uitspraak van 13 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:606.