ECLI:NL:RBMNE:2022:485

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
UTR - 21 _ 3961
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot sluiting van een woning wegens drugshandel en de rechtmatigheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een gezin dat in een huurwoning woont, en de burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden, die de woning had gesloten wegens drugshandel. De burgemeester had op 25 maart 2021 besloten de woning voor drie maanden te sluiten, nadat de politie 66 ponypacks met cocaïne en een aanzienlijk bedrag aan contant geld in de woning had aangetroffen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 16 december 2021 behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn sluitingsbevoegdheid. De rechtbank oordeelde dat er voldoende procesbelang was voor eisers, aangezien de sluiting een inbreuk maakte op hun woonrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester voldoende redenen had om de sluiting noodzakelijk te achten, gezien de aangetroffen drugs en de betrokkenheid van eiser bij drugshandel. De rechtbank heeft ook overwogen dat de sluiting evenredig was, ondanks de gevolgen voor het gezin, waaronder de aanwezigheid van een minderjarig kind met autisme. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van eisers, alsook tot vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3961

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), uit [woonplaats] , samen eisers

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

de burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Stuij).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde-partij] .

Procesverloop

In het besluit van 25 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder besloten de woning aan de [adres] in [plaats] met ingang van 9 april 2021 te sluiten voor drie maanden.
In het besluit van 17 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en wordt bijgestaan door [A] . Namens derde-partij is verschenen [B] .

Overwegingen

Wat is de aanleiding van deze uitspraak?
1. Eisers wonen met hun vijfjarige zoon (inmiddels zes) op de [adres] in [plaats] . Eisers huren de woning van derde-partij. Op 15 februari 2021 heeft de politie de woning doorzocht en heeft daar 66 ponypacks aangetroffen met in totaal 25,66 gram cocaïne. Verder is er € 5.500,- cash geld aangetroffen. De politie heeft deze informatie met verweerder gedeeld en vervolgens heeft verweerder besloten om de woning drie maanden te sluiten. De woning is daadwerkelijk op 16 april gesloten en op 15 juli 201 vrijgegeven. Derde-partij heeft de huurovereenkomst met eisers ontbonden.
Waarom heeft verweerder besloten de woning te sluiten?
2. Verweerder heeft aan de sluiting ten grondslag gelegd dat de woning is betrokken bij drugshandel. Er is een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen, ponypacks en cash geld. Daarnaast wordt eiser in verband gebracht met een crimineel samenwerkingsverband gericht op de handel in verdovende middelen. Volgens verweerder is sprake van een ernstige situatie die de sluiting van de woning rechtvaardigt. Verweerder baseert zijn besluit op informatie verkregen van de politie. [1]
Hebben eisers procesbelang?
3. De rechtbank is van oordeel dat eisers voldoende procesbelang hebben bij het voeren van de procedure. Nu eisers als gevolg van de sluiting niet in hun woning kunnen verblijven waarmee een inbreuk is gemaakt op hun woonrecht is daarin al voldoende belang gelegen. [2]
Heeft verweerder de bevoegdheid om de woning te sluiten?
4. De rechtbank gaat er vanuit dat verweerder de bevoegdheid heeft om de woning te sluiten. Tussen partijen is dit namelijk niet in geschil. De vraag is of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
5. Eisers voeren aan dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is. Volgens eisers wordt met de sluiting het door verweerder beoogde doel niet bereikt. Daar merken eisers bij op dat nergens uit blijkt dat de woning bekend stond als drugspand, dat er een ‘loop’ naar de woning was vanwege drugsactiviteiten of dat sprake was van drugsoverlast. Bovendien was het doel al bereikt door de strafrechtelijke aanpak van eiser. Verder merken eisers op dat geen sprake is van recidive, eiseres wist niet van de drugs en had geen betrokkenheid en eisers merken op dat verweerder het kennelijk niet noodzakelijk vond om direct op te treden. Pas anderhalve maand na de huiszoeking is besloten om de woning te sluiten. Volgens eisers is niet gebleken waarom verweerder de sluiting toch noodzakelijk vond. Verweerder heeft dit onvoldoende gemotiveerd. Ter onderbouwing verwijzen eisers onder meer naar een uitspraak van deze rechtbank. [3]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de sluiting van de woning noodzakelijk heeft kunnen vinden. Daarvoor is het volgende van belang.
6.1.
De politie heeft in de woning 25,66 gram cocaïne aangetroffen. Bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs in een woning, is het in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken heeft recentelijk opnieuw het volgende uitgangspunt geformuleerd. Als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, mag aangenomen worden dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals verpakkingsmaterialen en grote hoeveelheden contant geld. [4]
6.2.
De politie heeft naast de handelshoeveelheid harddrugs, verdeeld over 66 ponypacks, ook een contant bedrag van € 5.500,- aangetroffen. Verder blijkt uit de informatie van de politie dat uit onderzoek is gebleken dat eiser een rol had in het afleveren van verdovende middelen. Hierbij maakte hij gebruik van zijn woning als uitvalsbasis. De afnemers konden in de directe omgeving van zijn woning drugs afgeleverd krijgen. Op de zitting heeft eiser erkend dat hij in de directe omgeving van zijn woning drugs verhandelde. Eiser betwist echter dat hij zijn woning als uitvalsbasis gebruikte. Hij zou alleen vanuit zijn auto dealen, bewaarde daar zijn voorraad en nam geen drugs mee in huis vanwege zijn zoontje. Gelet op de hiervoor aangehaalde informatie van de politie, welke is opgenomen in de bestuurlijke rapportages van 26 februari 2021 en 19 maart 2021, ziet de rechtbank geen aanleiding om die enkele stelling van eisers aan te nemen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder namelijk in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage, tenzij tegenbewijs is geleverd waaruit blijkt dat de inhoud van de bestuurlijke rapportage niet aannemelijk is. [5] Dat tegenbewijs hebben eisers onvoldoende geleverd. Verweerder heeft zich dan ook kunnen baseren op de inhoud van de bestuurlijke rapportages en gelet op de combinatie van aangetroffen attributen samen met de drugs kunnen uitgaan van de betrokkenheid van de woning bij drugshandel. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met de sluiting van de woning wordt beoogd de bekendheid van het pand in het criminele circuit teniet te doen, de ‘loop’ naar de woning eruit te halen en drugsoverlast in de buurt te voorkomen. Dit doel was niet bereikt met de enkele afwezigheid van eiser (vanaf de ingang van de woningsluiting tot 15 mei 2021 verbleef eiser in detentie). De sluiting richt zich op de woning en is een zichtbaar signaal naar drugscriminelen en buurtbewoners met het oog op het voorkomen van overtredingen. Het tijdsverloop tussen de huiszoeking en de besluitvorming door verweerder, doet niet af aan de noodzaak van de sluiting. Daarbij is van belang dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld door eerst een voornemen tot sluiting van de woning kenbaar te maken, waartegen eisers een zienswijze hebben ingediend. Daarnaast heeft verweerder nog nadere informatie bij de politie opgevraagd om vervolgens, op basis van alle beschikbare informatie, het primaire besluit te nemen. Overigens gaat het om een periode van 1,5 maand tussen het in de woning aantreffen van de drugs en het besluit om de woning te sluiten, zodat geen sprake is van een onredelijk lange periode. [6] Verweerder heeft aldus de sluiting van de woning noodzakelijk kunnen vinden. Dat er geen sprake zou zijn van betrokkenheid van eiseres doet, daargelaten of dat zo is, aan het voorgaande niet af nu persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor toepassing van de bevoegdheid. Evenmin doet aan het voorgaande af dat er geen sprake zou zijn van recidive nu verweerder op grond van het voorgaande al heeft kunnen vinden dat er sprake is van een ernstige situatie die sluiting van de woning noodzakelijk maakt.
Is de sluiting evenredig en had verweerder moeten volstaan met een waarschuwing?
7. Eisers voeren aan dat de sluiting niet evenredig is en dat verweerder had moeten volstaan met een waarschuwing. Niet gemotiveerd is waarom niet met een lichter middel had kunnen worden volstaan. Eiser is reeds strafrechtelijk aangepakt. Daarbij merken eisers op dat eiseres geen wetenschap had van de aangetroffen drugs en dat zij op geen enkele manier betrokken is bij drugshandel. Verder merken eisers op dat er geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van hun minderjarige zoon in de woning. Hun minderjarige zoon heeft autisme en is gebaat bij een veilige, duidelijke, gestructureerde en voorspelbare omgeving. Een verhuizing komt hem niet ten goede. Ter onderbouwing verwijzen zij naar de stukken die hierover in de zienswijzeprocedure zijn ingediend. Eisers hebben verder aangevoerd dat eiseres zwanger is en verweerder daar ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met de plaatsing van eisers op de zogenoemde ‘black list’. Eisers hebben op dit moment geen eigen woning en verblijven nu bij vrienden en familie.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning voor drie maanden evenredig is. Daarvoor is het volgende van belang.
8.1.
Inherent aan de sluiting van de woning is dat eisers de woning moeten verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De bijkomende gevolgen van de woningsluiting zijn voor eisers zwaar. Eisers kunnen namelijk niet terugkeren naar de woning, omdat hun huurcontract is ontbonden. In dat kader moet ook betekenis worden toegekend aan de omstandigheid dat de derde-partij, naar aanleiding van de sluiting en de ontvangen informatie van politie en de gemeente daarover, een aantekening heeft gemaakt dat eisers in strijd met de huurovereenkomst hebben gehandeld. Deze aantekening kan van invloed zijn op het verkrijgen van een nieuwe woning. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze omstandigheid ten onrechte niet bij de besluitvorming betrokken maar zich enkel op het standpunt gesteld dat de ontbinding van de woning los staat van deze procedure. Dit is een gebrek in de besluitvorming, maar de rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren nu eisers daardoor niet zijn benadeeld. Immers ondanks het voorgaande, verzetten deze omstandigheden zich niet tegen de sluiting. Daarbij is relevant dat verweerder in het primaire besluit heeft opgemerkt dat eiseres contact kan opnemen met het Sociaal Loket van de gemeente Vijfheerenlanden (of de Stichting Tussenvoorziening in Utrecht voor Crisisopvang) voor ondersteuning voor het vinden van vervangende woonruimte. Op de zitting is gebleken dat eiseres dit ook heeft gedaan, maar uiteindelijk zelf geen verder gebruik heeft gemaakt van de ondersteuning van het Sociaal Loket. Verder is relevant dat verweerder de sluiting een week heeft uitgesteld om het voor eiseres en haar zoon mogelijk te maken om alternatieve woonruimte te vinden, wat is gelukt bij haar schoonfamilie. Verder zijn er geen stukken overgelegd die inzichtelijk maken wat eisers hebben gedaan om aan vervangende woonruimte te komen en die laten zien dat zij er alles aan hebben gedaan om vervangende woonruimte te vinden. Het is dan ook niet aannemelijk gemaakt dat eisers niet binnen een redelijke termijn in vervangende woonruimte kunnen voorzien, ook niet vanwege de door derde-partij gemaakte aantekening.
8.2.
Verweerder heeft zich ter zitting verder niet ten onrechte op het standpunt kunnen stellen dat eiseres verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat zich afspeelt in de woning. Gelet daarop valt haar wel een verwijt te maken. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat eiser reeds strafrechtelijk is aangepakt de toepassing van de bevoegdheid ook niet onevenredig maakt nu de sluiting van de woning is gericht op het herstel van de leefomgeving en de openbare orde, welk doel nog niet gediend was met de strafrechtelijke aanpak van eiser.
8.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich voldoende rekenschap heeft gegeven van het feit dat in de woning een minderjarig kind woonde. Zo heeft verweerder het belang om de woning aan het drugscircuit te onttrekken nog groter geacht, omdat er een minderjarig kind in de woning woonde. Verweerder vreest dat als van sluiting zou worden afgezien vanwege de aanwezigheid van minderjarigen dit in de hand werkt dat criminelen juist om die reden woningen van gezinnen met jonge kinderen zullen gebruiken om een rol in de drugsketen te vervullen. Dit betekent niet dat verweerder zich niet hoeft te informeren over geschikte opvang, waarbij moet worden bezien in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen. [7] De rechtbank is van oordeel dat verweerder dat voldoende heeft gedaan. Verweerder heeft er namelijk voor gezorgd dat eiseres in contact is gekomen met het Sociaal Loket van de gemeente Vijfheerenlanden voor ondersteuning voor het vinden van vervangende woonruimte. Daarnaast heeft verweerder de sluiting een week uitgesteld om het voor eiseres en haar zoon mogelijk te maken om alternatieve woonruimte te vinden, wat is gelukt.
8.4.
Verder heeft verweerder beoordeeld of de sluiting vanwege de gevolgen voor de autistische zoon een schrijnende situatie oplevert. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat dit niet het geval is, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun zoon een bijzondere binding heeft met de woning vanwege zijn autisme. Uit de door eisers overgelegde stukken blijkt dat hun zoon autisme heeft en een ontwikkelingsachterstand. De huisarts merkt nog op dat mensen met autisme slecht tegen veranderingen kunnen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de lastige situatie waarin eisers zitten, blijkt uit de stukken niet dat het voor de zoon van eisers noodzakelijk is om in de woning te blijven wonen. [8]
8.5.
Verder heeft verweerder met de omstandigheid dat eiseres zwanger is geen rekening kunnen en hoeven houden. Dit is namelijk voor het eerst tijdens de hoorzitting in bezwaar (op 20 juli 2021) naar voren gebracht. Toen was de sluiting al opgeheven.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in de door eisers aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om af te zien van de sluiting. Niet is gebleken dat de sluiting onevenredig is. Verweerder had dan ook niet hoeven volstaan met het geven van een waarschuwing.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
10. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik heeft kunnen maken. Wat eisers hiertegen hebben aangevoerd, slaagt niet.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Get op dat wat onder 8.1. is overwogen bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
13. Gelet op het voorgaande is de rechtbank tevens van oordeel dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 181,- moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Een bestuurlijke rapportage van 26 februari 2021 en een aanvullende bestuurlijke rapportage van 19 maart 2021.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 april 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ8430).
3.De uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:1917).
4.Zie de uitspraak van de ABRvS van 6 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2243).
5.Zie de uitspraak van de ABRvS van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2222).
6.Zie de uitspraak van de ABRvS van 6 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2243).
7.Zie ro. 7.10. van de uitspraak van de ABRvS van 6 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2243).
8.Zie ro. 6.2. van de uitspraak van de ABRvS van 6 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:730).