ECLI:NL:RBMNE:2023:2088

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/5488
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit tot onderzoek naar rijgeschiktheid na drugsgebruik

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder, de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, waarin eiser wordt verplicht om medewerking te verlenen aan een onderzoek naar zijn drugsgebruik en zijn rijbewijs is geschorst. Het primaire besluit werd op 18 oktober 2022 genomen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bestreden besluit van 24 november 2022 bevestigde het eerdere besluit, waarna eiser beroep instelde. De rechtbank behandelde het beroep op 9 maart 2023, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat verweerder op basis van een mededeling van de politie, waarin werd aangegeven dat eiser onder invloed van drugs een voertuig bestuurde, het onderzoek naar rijgeschiktheid heeft opgelegd. Eiser had 9,2 microgram THC per liter bloed, wat boven de toegestane grenswaarde ligt. Eiser betwistte dat hij onder invloed had gereden en voerde aan dat het THC-gehalte in zijn bloed afkomstig was van cannabisgebruik een halve dag eerder. De rechtbank oordeelt dat verweerder de bevindingen van de politie aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen, aangezien eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen om aan de juistheid van deze bevindingen te twijfelen.

De rechtbank concludeert dat het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid gerechtvaardigd was en dat de schorsing van het rijbewijs rechtmatig is. Eiser komt niet in aanmerking voor een proceskostenvergoeding. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Sheikchote).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder waarin eiser wordt verplicht om medewerking te verlenen aan een onderzoek naar zijn drugsgebruik en zijn rijbewijs is geschorst.
Op 18 oktober 2022 heeft verweerder het primaire besluit genomen. Tegen dat besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 24 november 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Het bestreden besluit
1. Verweerder heeft van de politie eenheid Midden-Nederland een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) ontvangen naar aanleiding van een voorval dat heeft plaatsgevonden op 12 september 2022. De politie heeft bericht dat eiser onder invloed van drugs, namelijk 9,2 microgram THC per liter bloed, een voertuig heeft bestuurd.
2. Verweerder heeft naar aanleiding van de mededeling aan eiser opgelegd een onderzoek te doen naar zijn drugsgebruik. [1] Op basis van de in de processen-verbaal weergegeven uiterlijke kenmerken van eiser, zijn eigen verklaring over zijn drugsgebruik in combinatie met de positieve speekseltest en het bloedonderzoek, is er sprake van een vermoeden van rijongeschiktheid. In afwachting van de uitkomst van het onderzoek heeft verweerder de geldigheid van het rijbewijs geschorst. De regelgeving hierover heeft een dwingendrechtelijk karakter. Dat betekent dat verweerder geen beleidsvrijheid heeft en daarbij niet aan een nadere belangenafweging toekomt. Dat eiser belang heeft bij het behoud van zijn rijbewijs kan daarom niet leiden tot een wijziging van het bestreden besluit, aldus verweerder in het bestreden besluit.
Het standpunt van eiser
3. Eiser voert aan dat hij niet onder geestelijke invloed heeft gereden. Het THC-gehalte dat in zijn bloed is aangetroffen, komt door het roken van cannabis een halve dag eerder. Dit heeft hem niet belemmerd in het verkeer. Verweerder vertrouwt ten onrechte blindelings op het proces-verbaal van de politie, terwijl hij zelf niet aanwezig was bij de aanhouding. Daarnaast kan eiser geen tegenonderzoek indienen van zijn geestelijke rijgeschiktheid. Door het besluit van verweerder is de starterscarrière en leefontwikkeling van eiser ten gronde gebracht. Eiser zit in Participatiewet en zou per 1 november 2022 beginnen met zijn nieuwe baan, waarmee hij pas kan beginnen als hij zijn rijbewijs terug heeft. Hierdoor kan hij mogelijk zijn baan verliezen.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid slechts moet vaststellen dat er sprake is van een vermoeden van ongeschiktheid. Het opgelegde onderzoek dient er vervolgens toe tot een definitief oordeel te komen over de geschiktheid om een motorvoertuig te besturen. [2] Verweerder mag voor het vaststellen van het vermoeden in beginsel uitgaan van de juistheid van de gegevens van de politie. Daarbij kan het vermoeden worden gebaseerd op een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, maar ook op een mutatierapport. Verweerder mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een proces-verbaal, tenzij die worden betwist en daardoor twijfel ontstaat aan die bevindingen. [3]
5. Volgens de processen-verbaal zagen de verbalisanten dat eiser een voertuig bestuurde en hebben ter controle van de naleving van artikel 8 van de Wvw een onderzoek naar hem ingesteld. De verbalisanten hebben waargenomen dat er cannabis aanwezig was in de auto, er een cannabisgeur hing en eiser waterige/wazige en bloeddoorlopen ogen had. De afgenomen speekseltest gaf een indicatie voor cannabis. Met toestemming van eiser is een bloedonderzoek verricht en daarbij is 9,2 microgram THC per liter bloed aangetroffen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de bevindingen van de politie aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan getwijfeld kan worden aan de juistheid daarvan. Volgens artikel 8 van de Wvw is het verboden om een voertuig te besturen na gebruik van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stof, waarbij het gehalte in zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan de daarbij vermelde grenswaarde. Eiser heeft niet bestreden dat het THC-gehalte in zijn bloed hoger was dan de toegestane grenswaarde van 3,0 microgram THC per liter bloed. [4] Het standpunt van eiser dat hij cannabis een (halve) dag eerder had gerookt en dit daarom geen invloed had op zijn geestelijke gesteldheid, treft geen doel. Van deze stelling heeft eiser in het geheel geen bewijs overgelegd. Daarnaast heeft eiser ter zitting verklaard dat hij rode ogen had door het vele studeren en dat er wel een zakje met cannabis in zijn auto aanwezig was waar de geur vanaf kwam, maar dat hij die dag zelf niet had gerookt. Deze verklaring is onvoldoende om niet van de processen-verbaal uit te kunnen gaan. Verweerder heeft daarom een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiser mogen opleggen en mogen overgaan tot schorsing van de geldigheid van het rijbewijs. [5]
7. Verder is volgens vaste rechtspraak van de Afdeling het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid in de regelgeving bepaalde gevallen, dwingend voorgeschreven. De rechtbank kan in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen daarvan onevenredig uitwerken. [6] De rechtbank vindt de door eiser aangevoerde omstandigheid dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor werk niet zodanig bijzonder dat kan worden gesproken van een uitzonderlijk geval. De situatie van eiser wijkt niet zodanig af van die van andere personen van wie het rijbewijs is geschorst en die voor hun werk afhankelijk zijn van hun rijbewijs.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Eiser komt niet in aanmerking voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 23 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Regeling).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 december 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (Afdeling), (ECLI:NL:RVS:2022:3587).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 juli 2021 van de Afdeling, (ECLI:NL:RVS:2021:1584).
4.Artikel 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer bepaalt dat de grenswaarde bij enkelvoudig gebruik van cannabis 3,0 microgram THC per liter bloed is.
5.De rechtbank verwijst naar de artikelen 5, 6 en 23 van de Regeling.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 31 maart 2021, (ECLI:NL:RVS:2021:642), en 9 februari 2022, (ECLI:NL:RVS:2022:415).