7.3Eiser wijst er voorts op dat hij in 2003 nog gewerkt heeft als vrachtwagenchauffeur. Als zou komen vast te staan dat de fibromyalgieklachten pas rond die tijd zijn gaan manifesteren dan is hij op grond van zijn werkzaamheden daarvoor verzekerd geweest.
Het beoordelingskader
8. Als meer dan vijf jaar na de toekenning of herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarbij is vastgesteld dat iemand minder dan 45% is, iemand meer arbeidsongeschikt is geworden, vindt een herziening van de uitkering plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken 104 weken heeft geduurd. Herziening vindt alleen plaats als de toename van de arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor de WAO-uitkering is verstrekt.
9. Het Uwv mag besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapportages en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan eiser om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts nodig.
Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv het verzoek van eiser terecht heeft opgevat als een verzoek om de WAO-uitkering te herzien vanwege zijn melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het verzoek is terecht niet opgevat als een verzoek om terug te komen op het besluit om geen WIA-uitkering toe te kennen.
11. In deze zaak is in geschil of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de fibromyalgieklachten van eiser en de schouder- en spanningsklachten buiten beschouwing blijven bij de beoordeling of de WAO-uitkering van eiser moet worden herzien.
12. Niet gebleken is dat sprake is geweest van een onzorgvuldig onderzoek. Eiser is verschenen op het spreekuur van de primaire verzekeringsarts. In de bezwaarprocedure is eiser gehoord en onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep Goldhoorn. Deze heeft alle beschikbare medische informatie betrokken in het medisch oordeel en is in het rapport van 27 juni 2022 ingegaan op de bezwaargronden.
13. De rechtbank overweegt dat uit artikel 37 van de WAO volgt dat toename van arbeidsongeschiktheid door een andere ziekteoorzaak dan waarvoor de lopende uitkering is verleend, niet verzekerd is. Dit geldt vanaf het moment dat de uitkering van de verzekerde voor het eerst wordt berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%. Voor eiser ligt dat moment op 1 januari 2002, bij de herziening van zijn uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25 %. De geclaimde toegenomen arbeidsongeschiktheid moet daarom voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor hij op 1 januari 2002 een WAO-uitkering kreeg.Bij twijfel of de toename komt door dezelfde ziekteoorzaak of niet, gaat het voordeel van de twijfel naar eiser.
14. De rechtbank overweegt ten eerste dat de verzekeringsartsen van het Uwv hebben beoordeeld of de toegenomen klachten van eiser te koppelen zijn aan de klachten die tijdens de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen van eiser in de periode 1999-2004 hebben geleid tot (herziening van) zijn WAO-uitkering. Zij hebben hiermee een ruimere periode gehanteerd dan strikt noodzakelijk, omdat dus slechts gekeken hoefde te worden naar het moment waarop het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser onder de 45% kwam. Dit is in het voordeel van eiser. De rechtbank verbindt daar daarom geen gevolgen aan.
15. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de WAO-uitkering in 1999 aan eiser is toegekend vanwege zijn chronische rugklachten. Uit de medische rapportages uit de periode 1999-2004 komen alleen de aspecifieke rugklachten naar voren. Niet wordt gesproken over andere klachten, zo ook niet over de spanningsklachten. In zoverre kan de rechtbank de verzekeringsartsen volgen. Ten aanzien van de beoordeling van de rugklachten is de rechtbank van oordeel dat het medisch rapport van 27 juni 2022 dat ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit niet een voldoende overtuigende motivering bevat dat de rugklachten in de periode 1999-2004 niet veroorzaakt werden door fibromyalgie. Goldhoorn heeft in dat rapport overwogen dat rugklachten veel voorkomende klachten zijn in het kader van fibromyalgie, maar dat niet gesteld kan worden dat de rugklachten toen veroorzaakt werden door fibromyalgie. Een verdere onderbouwing voor deze conclusie ontbreekt. De rechtbank vindt dit te summier en onvoldoende. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit omdat het in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht niet berust op een deugdelijke motivering.
16. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit wel in stand te laten, omdat in beroep Goldhoorn in een nader rapport van 2 december 2022 alsnog toereikend heeft gemotiveerd waarom de rugklachten van eiser in 1999-2004 niet kunnen worden toegeschreven aan de later gediagnosticeerde fibromyalgie. Goldhoorn licht gemotiveerd toe dat de rugklachten, die eiser al voor 2004 in wisselende mate had, en de schouderklachten van de linkerschouder, veel voorkomend zijn en op zichzelf geen voorbode zijn voor fibromyalgie. Eiser had in die tijd niet de huisarts geraadpleegd en de verzekeringsarts had in 2004 ook geen objectiveerbare afwijkingen gevonden. Voor het stellen van de diagnose fibromyalgie moet langere tijd sprake zijn van uitgebreide pijnklachten van spieren en aanhechtingen van spieren vaak gecombineerd met aspecifieke andere klachten. Goldhoorn overweegt dat eisers klachten in 2004 op zichzelf staande klachten van rug en schouder waren. Op dat moment was fibromyalgie niet vastgesteld en ook niet passend in het klinische beeld. Bij onderzoek door de reumatoloog in 2009 zijn er geen verschijnselen van gewrichtsontstekingen en is er een goede bewegelijkheid van de wervelkolom. Eiser heeft dan wel zeer pijnlijke tenderpoints en dat is kenmerkend voor fibromyalgie, maar in 2004 was dat nog niet naar voren gekomen uit medisch onderzoek. Volgens Goldhoorn hadden die ernstig pijnlijke tenderpoints toen al moeten zijn opgevallen bij medisch onderzoek.
De rechtbank kan deze nadere motivering goed volgen.
17. Tegen het arbeidskundige aspect heeft eiser geen beroepsgronden aangevoerd. Uitgaande van de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst van 27 september 2021, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toereikend en inzichtelijk gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn bij de belastbaarheid van eiser. Gelet op het loon dat eiser in die (voorbeeld)functies zou kunnen verdienen ten opzichte van zijn vroegere loon, heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht gesteld op 35 tot 45%.
Conclusie en gevolgen
18. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
19. Omdat het besluit pas in beroep is voorzien van een toereikende medische onderbouwing bestaat aanleiding om het Uwv te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift), met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.