ECLI:NL:RBMNE:2023:3328

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5288
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van inhoudingen op Wajong-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de maandelijkse inhoudingen van het Uwv ten behoeve van Syncasso en het Centraal Administratiekantoor (het CAK) op zijn Wajong-uitkering. Eiser ontvangt sinds 2012 een Wajong-uitkering en verblijft sinds begin 2022 in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), waarvoor hij een eigen bijdrage moet betalen. Het CAK heeft het Uwv gevraagd om deze eigen bijdrage in te houden op de Wajong-uitkering van eiser. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de inhoudingen en de betaalspecificaties, maar de rechtbank oordeelt dat de betaalspecificaties herhalingen zijn van eerder genomen besluiten en niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het Uwv de bezwaren niet-ontvankelijk had moeten verklaren en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de inhoudingen onterecht maken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft de betaalspecificaties, vernietigt het bestreden besluit en kent proceskostenvergoeding toe aan eiser. Het beroep voor het overige is ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de maandelijkse inhoudingen van het Uwv ten behoeve van Syncasso Gerechtsdeurwaarders (Syncasso) en het Centraal Administratiekantoor (het CAK) op zijn uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiser ontvangt sinds 2012 een Wajong-uitkering. Vanaf begin 2022 verblijft eiser in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Voor zijn verblijf in de instelling moet eiser op grond van de Wlz een eigen bijdrage betalen. Het CAK heeft het Uwv gevraagd om deze eigen bijdrage in te houden op de Wajong-uitkering van eiser.
1.2.
Met het besluit van 24 januari 2022 heeft het Uwv aan eiser medegedeeld dat beslag is gelegd op zijn Wajong-uitkering door Syncasso. Syncasso heeft het Uwv gevraagd om het bedrag aan Wajong-uitkering dat boven de beslagvrije voet komt aan Syncasso af te dragen. De beslagvrije voet is door Syncasso vastgesteld op € 732,- per maand. Het Uwv heeft hier gevolg aan gegeven. Daarnaast is in het besluit van 24 januari 2022 medegedeeld dat in opdracht van het CAK een bedrag van € 152,20 per maand aan zorgpremie in mindering wordt gebracht op eisers Wajong-uitkering. Dit bedrag is van de beslagvrije voet afgetrokken.
1.3.
Op 11 mei 2022 heeft het Uwv aan eiser een betaalspecificatie verstrekt die betrekking heeft op de vakantietoeslag. Hieruit blijkt dat over de maanden mei 2021 tot en met april 2022 een bedrag van € 661,74 in mindering is gebracht op de vakantietoeslag ten behoeve van Syncasso. Er is een bedrag van € 59,96 aan vakantietoeslag aan eiser uitbetaald.
1.4
Met het besluit van 17 juni 2022 heeft het Uwv medegedeeld dat vanaf 1 juli 2022 een bedrag van € 431,44 per maand in mindering wordt gebracht op de Wajonguitkering van eiser voor de eigen bijdrage op grond van de Wlz ten behoeve van het CAK.
1.5.
Op 11 juli 2022 heeft het Uwv aan eiser een betaalspecificatie over de maand juli verstrekt. Hieruit blijkt dat een bedrag van € 431,44 voor de eigen bijdrage voor de Wlz en een bedrag van € 152,20 aan premie voor de zorgverzekering in mindering is gebracht op eisers Wajonguitkering ten behoeve van het CAK. Verder is een bedrag van € 346,89 in mindering gebracht ten behoeve van Syncasso. Er is een bedrag van € 148,36 aan eiser uitbetaald.
1.6.
Op 15 augustus 2022 heeft het Uwv een betaalspecificatie over de maand augustus verstrekt. Hieruit blijkt dat wederom de eigen bijdrage voor de Wlz en de zorgpremie in mindering is gebracht op eisers Wajong-uitkering. Er is die maand een bedrag van € 30,- aan eiser uitbetaald.
1.7.
Eiser heeft tegen de betaalspecificaties van 11 mei 2022, 11 juli 2022 en 15 augustus 2022 en tegen het besluit van 17 juni 2022 bezwaar gemaakt.
1.8.
Met het besluit van 4 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van eiser tegen besluit van 17 juni 2022 en de betaalspecificaties ongegrond verklaard. Het Uwv heeft toegelicht dat binnen de bestaande wet- en regelgeving geen rol voor het Uwv bestaat voor de vaststelling van de beslagvrije voet. Verder heeft het Uwv toegelicht dat er geen mogelijkheden zijn om anders om te gaan met de verplichte afdracht aan het CAK.
1.9.
Eiser heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.10.
De zaak is op de zitting van 26 mei 2023 behandeld. Eiser en het Uwv zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Standpunten van partijen

2. Eiser voert aan dat het Uwv erop moet toezien dat de beslagvrije voet juist is vastgesteld [1] en bij de inhoudingen ten behoeve van Syncasso en het CAK de beslagvrije voet als uitgangspunt zou moeten worden genomen. De uitgekeerde bedragen aan Wajonguitkering liggen zo ver onder de beslagvrije voet dat eiser niet zijn dagelijkse benodigdheden kan kopen en hij dus niet kan werken aan zijn herstel. Eiser stelt dat dit als bijzondere omstandigheden moet worden aangemerkt en dat het Uwv geen gebruik mag maken van zijn bevoegdheid tot inhouding.
3. Het Uwv verwijst in zijn verweerschrift naar een uitspraak van de rechtbank NoordHolland [2] waarin is overwogen dat niet van het Uwv kan worden verlangd dat onderzoek wordt verricht naar de rechtmatigheid of de juistheid van de inhouding ten behoeve van het CAK. Het Uwv voert verder aan dat door de deurwaarder de beslagvrije voet wordt vastgesteld en dat het Uwv geen rol heeft in het vaststellen of controleren daarvan. Over de door eiser aangehaalde uitspraak van de rechtbank Gelderland geeft het Uwv aan dat het een civielrechtelijke zaak betreft en dat eiser met betrekking tot het juist vaststellen van de beslagvrije voet en een eventueel executiegeschil bij de kantonrechter moet zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Beroep voor zover gericht tegen de betaalspecificaties
4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [3] ligt aan elke (meestal: maandelijkse) betaling van salaris of uitkering een besluit tot zodanige betaling ten grondslag. Wanneer een ander daartoe strekkend geschrift van het bestuursorgaan ontbreekt, kan dit besluit zichtbaar worden in een salaris- of uitkeringsspecificatie. Daartegen staat dan in beginsel het rechtsmiddel van bezwaar open. De rechtmatigheid van een eerder genomen besluit waarbij over de grondslag van periodiek te betalen salaris of uitkering is beslist, kan niet bij elke betaling opnieuw aan de orde worden gesteld als er in de periodieke betaling geen wijziging optreedt. Dan is in het algemeen slechts sprake van een herhaling van de eerder genomen beslissing. Zo’n herhaling is niet gericht op enig rechtsgevolg dat niet reeds door de oorspronkelijke beslissing tot stand was gebracht en kan om die reden niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Met de uitkeringsspecificatie van 11 mei 2022 heeft het Uwv ongewijzigd uitvoering gegeven aan het besluit van 24 januari 2022. Met de uitkeringsspecificaties van 11 juli 2022 en 15 augustus 2022 heeft het Uwv tevens ongewijzigd uitvoering gegeven aan het besluit van 24 januari 2022 en daarnaast aan het besluit van 17 juni 2022. De uitkeringsspecificaties zijn naar het oordeel van de rechtbank herhalingen van de eerder genomen beslissingen en zijn niet gericht op enig rechtsgevolg. Om die reden kunnen de uitkeringsspecificaties niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
6. Dat betekent dat het Uwv de bezwaren niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank zal later in deze uitspraak ingaan op de gevolgen hiervan. Aan een inhoudelijke beoordeling van de inhoudingen ten behoeve van Syncasso en inhoudingen van de zorgpremie ten behoeve van het CAK komt de rechtbank niet toe.
Beroep voor zover gericht tegen de inhoudingen van de eigen bijdrage op grond van de Wlz
7. De rechtbank stelt vast dat het Uwv op verzoek van het CAK de eigen bijdrage op grond van de Wlz heeft ingehouden op de Wajong-uitkering van eiser. Op grond van artikel 2:55 van de Wajong was het Uwv tot deze inhouding bevoegd. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [4] hoeft een bestuursorgaan bij dit soort (bron)inhoudingen in beginsel alleen te onderzoeken of in het individuele geval de inhouding van de eigen bijdrage mogelijk is in relatie tot het (resterende) bedrag aan uitkering. Het bestuursorgaan kan aan een verzoek om inhouding gevolg geven, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten. Het ligt op de weg van eiser om deze omstandigheden te stellen en te onderbouwen. Dat houdt in dat eiser moet onderbouwen waarom het Uwv geen gebruik mag maken van de bevoegdheid tot inhouding.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het Uwv erop moet toezien dat de beslagvrije voet juist is vastgesteld en het deze beslagvrije voet als uitgangspunt moet nemen bij de inhoudingen ten behoeve van het CAK. Volgens vaste rechtspraak [5] ligt het niet op de weg van het Uwv om de geldigheid van het beslag te beoordelen. Het Uwv is gehouden volledige medewerking aan het beslag te geven zonder de geldigheid en de omvang te mogen beoordelen. De bestuursrechter dient bij de beoordeling van een betalingsbeslissing ter uitvoering van een gelegd beslag de geldigheid daarvan als een gegeven te beschouwen. Zijn toetsing kan niet verder strekken dan de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan – in deze zaak het Uwv – bij het nemen van een betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het Uwv niet binnen dit kader is gebleven. De stelling dat ook bij de inhouding van de eigen bijdrage op grond van de Wlz de beslagvrije voet zou moeten worden gerespecteerd door het Uwv en als een ondergrens zou moeten dienen voor het uit te keren bedrag aan eiser, maakt dit niet anders. De inhouding op grond van de Wlz is geen beslag en derhalve zijn deze regels hierop niet van toepassing. Eiser dient zich voor wat betreft de hoogte van de eigen bijdrage tot het CAK wenden. [6]
9. Eiser heeft voorts aangevoerd dat door de beslaglegging én de inhouding van de eigen bijdrage het bedrag aan uitkeringen ver beneden de beslagvrije voet komt. In zoverre doet hij – hetgeen verduidelijkt is op zitting – een beroep op de bijzondere omstandigheden zoals omschreven in de rechtspraak van de CRvB. Door verweerder is in de beslissing op bezwaar inzichtelijk gemaakt wat de feitelijk uitgekeerde bedragen aan eiser zijn geweest. Hoewel de bedragen in de maanden juli 2022 en augustus 2022 (gelegen na het besluit van 17 juni 2022) aanzienlijk lager liggen dan de beslagvrije voet, acht de rechtbank voor deze beoordeling van belang dat eiser gedurende die maanden in een instelling verbleef waar hij onderdak en maaltijden kreeg. Daarnaast heeft eiser sinds augustus 2022 een inkomen uit arbeid ontvangen. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit concreet zou blijken dat hij in de maanden juli of augustus niet in staat is in zijn de basisbehoeften te voorzien, zoals bijvoorbeeld bankafschriften. Naar het oordeel van de rechtbank is in het specifieke geval van eiser geen sprake van zodanige bijzondere omstandigheden dat het Uwv geen gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid. Het Uwv heeft het bezwaar tegen het besluit van 17 juni 2022 terecht ongegrond verklaard.

Conclusie

Beroep voor zover gericht tegen de betaalspecificaties
10. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal – voor zover het betreft de beslissing op het bezwaar over de betaalspecificaties – worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar tegen de betaalspecificaties alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
11. Omdat het beroep gegrond is verklaard, moet het Uwv aan eiser de door hem gemaakte proceskosten en het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
12. De proceskostenvergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde van € 837,- per punt, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.674,-.
Beroep voor zover gericht tegen de inhoudingen van de eigen bijdrage op grond van de Wlz
13. Het beroep voor het overige is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de betaalspecificaties, verklaart het bezwaar in zoverre niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op de proceskosten tot een bedrag van € 1.674,- te vergoeden;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland, sector kanton en handelsrecht, van 13 mei 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:3735.
2.Uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11316.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1711 en van 8 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2313.
4.Zie de uitspraak van 18 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2066.
5.Zie de uitspraak van 13 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2098.
6.Zie ook de uitspraak van 16 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1647.