ECLI:NL:RBMNE:2023:50

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
22/2582
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag op 13 januari 2022 afgewezen, omdat eiser op 8 juli 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het besluit gehandhaafd met een bestreden besluit op 9 mei 2022. De rechtbank heeft de zaak op 8 december 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het Uwv. Een tolk was ook aanwezig, maar de derde-partij is niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Eiser heeft geen medische verklaringen overgelegd die de beoordeling van het Uwv tegenspreken. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest en dat de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn beperkingen niet correct zijn meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank wijst ook de argumenten van eiser af dat hij de Nederlandse taal niet goed machtig is en dat dit hem belemmert in het uitoefenen van de aangeboden functies. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende heeft aangetoond dat de geselecteerde functies passen bij de beperkingen van eiser. De rechtbank handhaaft de beslissing van het Uwv en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Lambooy),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: mr. E. Witte).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijf]uit [vestigingsplaats] , gemachtigde: C. Peeters.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 13 januari 2022 afgewezen
omdat eiser op 8 juli 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dus niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 mei 2022 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij de
afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv. Als tolk was aanwezig K. Tohouss. De derde-partij is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de aanvraag van de WIA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geheimhouding
4. De rechtbank stelt voorop dat zij de medische omstandigheden van de zaak niet expliciet kan bespreken nu eiser geen toestemming heeft gegeven om de medische gegevens door te zenden aan de derde-partij. [1]
Feiten
5. Eiser is uitzendkracht schoonmaker en sloper geweest bij [bedrijf] en is tijdens het werk uitgevallen waarna hij ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) heeft ontvangen. Vervolgens heeft eiser op 21 maart 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft aan eiser geen WIA-uitkering toegekend omdat hij per 8 juli 2021 0% arbeidsongeschiktheid is. Eiser kon zich niet in deze beoordeling vinden en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van dit bezwaar aanvullende beperkingen aangenomen. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op basis van de voorbeeldfuncties eiser voor 0% arbeidsongeschikt geschat. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft hij volgens het Uwv geen recht op een WIA-uitkering. [2]
Het geschil
6. In geschil is de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 8 juli 2021 heeft vastgesteld op 0%.
Beoordelingskader
7. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft eiser telefonisch gesproken en hem daarna tijdens een fysiek spreekuur onderzocht. Ook heeft de primaire verzekeringsarts aanvullende informatie bij de huisarts opgevraagd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens het dossier bestudeerd en de medische informatie die in bezwaar is overgelegd meegenomen.
Medische beoordeling
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn beperkingen onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling door het Uwv. Hij kan zich niet vinden in de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 mei 2022. Zo is onvoldoende rekening gehouden met zijn psychische klachten en slaapproblemen met nachtmerries waardoor eiser kampt met structurele vermoeidheidsklachten. Eiser voert ook aan dat de urenbeperking die bij de Eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWb) is vastgesteld nu bij deze WIA-beoordeling onterecht is komen te vervallen. Hij verwijst daarbij naar de uitspraken van de rechtbanken Zeeland-West-Brabant en Den Haag. [3]
9.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep voegt een extra beperking toe in verband met het medicatiegebruik van eiser ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico (werken op grote hoogtes en bij gevaarlijke, niet goed beveiligde machines) en voor beroepsmatig vervoer/personenvervoer. Daarnaast raadt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het belang van structuur, regelmaat en goede nachtrust nachtdiensten af. Ook hiervoor neemt hij een beperking aan in de FML van 5 mei 2022.
9.1.1.
Verder ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding voor het aannemen van een urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat voor een urenbeperking geen medische noodzaak bestaat. Volgens de verzekeringsgeneeskundige standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’ is een urenbeperking pas aan de orde bij een stoornis in de energiehuishouding, op preventieve gronden of bij verminderde beschikbaarheid. Daarvan is volgens hem bij eiser geen sprake. De gebrekkige slaaphygiëne is geen gevolg van een ziekte of gebrek die het energetisch criterium rechtvaardigt. Daarnaast is er geen sprake van een aandoening waarvoor het preventieve criterium moet worden toegepast. Ook is er op of rondom 8 juli 2021 geen intensieve behandeling. Dit in tegenstelling tot de situatie van eiser tijdens de EZWb. Omdat bij deze beoordeling de arts eiser alleen telefonisch sprak, eiser onduidelijke antwoorden gaf en zijn behandeling de volgende dag zou starten, nam de arts destijds een tijdelijke urenbeperking aan van 20 uur per week.
9.1.2.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Hij heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. Eiser heeft in beroep geen medische verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is, of dat er medische aandoeningen zijn gemist. De klachten die eiser ervaart, vormen geen toereikende grondslag voor het aannemen van meer of verdergaande beperkingen. De uitspraken waarnaar eiser verwijst, maken dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. In die zaken gaat het niet om een vergelijkbare situatie als in deze zaak, maar over een situatie waarin de datum in geding hetzelfde was.
Arbeidsdeskundige beoordeling
10. Eiser voert aan dat de geduide functie productiemedewerker industrie niet passend is omdat hij de Nederlandse taal niet goed machtig is. Ook moet de functie samensteller kunststof buiten beschouwing worden gelaten omdat eiser in verband met zijn medicatiegebruik niet voortdurend alert is.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van 12 januari 2022 van de primaire arbeidsdeskundige en het verhandelde op de zitting blijkt dat eiser vijf jaar basisonderwijs in Marokko heeft gevolgd en daarna nog drie jaar in Nederland. Vervolgens heeft hij vier jaar voortgezet onderwijs (lagere technische school) gevolgd. De rechtbank is het met het Uwv eens dat hieruit is af te leiden dat eiser minimaal in staat is om de Nederlandse taal te kunnen lezen en begrijpen. De functie productiemedewerker industrie omvat taken waarvoor weinig Nederlandse taalvaardigheden nodig zijn. Uit vaste rechtspraak volgt dat ook iemand met een beperkte leesvaardigheid in de Nederlandse taal in staat kan worden geacht om eenvoudige productiematige functies te verrichten. [4] Eiser kan daarom deze functie uitoefenen.
10.1.1.
Tegen de functie samensteller kunststof voert eiser medische redenen aan waarom hij die functie niet kan uitoefenen. Omdat de rechtbank de medische beoordeling niet onjuist vindt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de functie samensteller kunststof. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij de signaleringen van het Resultaat functiebeoordeling gemotiveerd heeft toegelicht waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden.
10.1.2.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende duidelijk heeft gemaakt dat de geselecteerde functies passen bij de beperkingen van eiser. Eiser heeft geen informatie aangedragen waaruit blijkt dat de functiebelasting, zoals die door de arbeidskundig analist is opgemaakt, onjuist zou zijn. Dit betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 8 juli 2021 heeft bepaald op minder dan 35%. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de beslissing van het Uwv juist is. Deze beslissing blijft dan ook gehandhaafd. Bij deze uitkomst is een schadevergoeding niet aan de orde. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente wordt dan ook afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:32 van de Awb.
2.Artikel 5 van de Wet WIA.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4690.