Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2023 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente de [gemeente] , verweerder
Procesverloop
25 oktober 2023 gesloten.
De voorgeschiedenis
16 april 2020 ingetrokken.
10 september 2021 aan de heffingsambtenaar gevraagd om de WOZ-waarde voor belastingjaar 2020 ambtshalve te corrigeren vanwege het kleinere gebruiksoppervlak.
Overwegingen
16 april 2020 de beschikking van 29 februari 2020 vaststaat. Het is in strijd met de rechtszekerheid als een bestuursorgaan kan terugkomen op haar eigen onherroepelijke besluiten. De wetgever heeft met artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken (het Uitvoeringsbesluit) niet bedoeld om (ambtshalve) correctie wegens foutieve WOZ objectafbakening mogelijk te maken. Volgens eiseres kunnen daarnaast alleen nieuwe WOZ-beschikkingen voor een nieuwe objectafbakening worden genomen als de oorspronkelijke beschikking is vernietigd. Dat is voor het belastingjaar 2020 niet gedaan. Hieruit volgt dat de gemeente niet bevoegd was de nieuwe WOZ beschikkingen van
31 december 2021 te vervaardigen.
31 december 2021 een beschikking afgegeven voor de twee nieuwe onroerende zaken. De heffingsambtenaar heeft zich daarbij gebaseerd op artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Op basis van genoemd artikel is de heffingsambtenaar bevoegd om tot drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan een nieuwe beschikking/aanslag op te leggen. [3] Niet in geschil is dat eiseres uiterlijk in december 2021 over de nieuwe beschikking/aanslag beschikte en dat de driejaarstermijn dus nog niet was verstreken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar de nieuwe WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting met terugwerkende kracht heeft kunnen opleggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023.