ECLI:NL:RBMNE:2023:6383

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
23/2054
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor griffierecht door bewindvoerder

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor griffierecht. Eiseres, die sinds 2016 onder bewind staat, had op 13 december 2022 een aanvraag ingediend bij het dagelijks bestuur van de RDWI voor bijzondere bijstand in verband met een verzoek tot opheffing van het bewind. De aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat zou zijn ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor het griffierecht zijn ontstaan op 22 november 2022, de datum waarop het verzoekschrift bij de Kantonrechter werd ingediend. De rechtbank oordeelt dat eiseres, ondanks haar bewind, zelf rechtshandelingen kan verrichten en dat zij de aanvraag voor bijzondere bijstand tijdig had moeten indienen. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres dat de aanvraag te laat is afgewezen, verworpen.

Eiseres voerde aan dat de kosten van het griffierecht onder de kosten van bewindvoering vallen en dat zij daarom binnen twee maanden na de beschikking van de rechtbank een aanvraag had kunnen doen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de kosten van het griffierecht niet als kosten van bewindvoering worden beschouwd volgens de beleidsregels van verweerder. Eiseres heeft niet aangetoond dat verweerder het beleid inconsistent heeft toegepast en haar argumenten over andere gemeenten zijn niet onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat de aanvraag voor bijzondere bijstand voor het griffierecht terecht is afgewezen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Het beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2054

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaak tussen

[bewindvoerder] ,te [vestigingsplaats]
,als bewindvoerder van
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
en

het dagelijks bestuur van de RDWI, verweerder

(gemachtigde: L. Wijma).

Inleiding

1. Eiseres staat sinds 2016 onder bewind. Op 22 november 2022 heeft zij een verzoek ingediend bij de Kantonrechter om het bewind op te heffen. Dit verzoek is door de Kantonrechter op 26 januari 2023 afgewezen. De bewindvoerder van eiseres heeft op 13 december 2022 een aanvraag gedaan bij verweerder voor bijzondere bijstand voor het griffierecht in verband met dat verzoek om opheffing van het bewind. De aanvraag is op 15 december 2022 bij verweerder binnengekomen.
2. De aanvraag voor de bijzondere bijstand voor het griffierecht is door verweerder in het primaire besluit van 9 januari 2023 afgewezen omdat de aanvraag te laat zou zijn ingediend en geen sprake is van bijzondere omstandigheden. De bijzondere bijstand kan volgens verweerder niet met terugwerkende kracht worden toegekend. Met het bestreden besluit van 9 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de bewindvoerder van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van verweerder van de aanvraag van eiseres voor de bijzondere bijstand voor het griffierecht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Tijdige aanvraag
7. Eiseres voert ten eerste aan dat verweerder ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen omdat de aanvraag te laat zou zijn ingediend. Doordat eiseres onder bewind staat kan zij zelf geen bijzondere bijstand voor het griffierecht aanvragen. Volgens eiseres is alleen haar bewindvoerder hiertoe in staat. Op het moment dat de bewindvoerder op de hoogte werd gesteld van het te betalen griffierecht, heeft zij direct de aanvraag ingediend.
8. Op grond van artikel 43, eerste lid, en artikel 44 van de Participatiewet (Pw) wordt bijzondere bijstand in beginsel slechts verleend indien de aanvraag is ingediend voordat de kosten zijn ontstaan. Dit vloeit ook voort uit vaste rechtspraak. [1]
9. Het is daarnaast vaste rechtspraak dat voor de kosten van het griffierecht geldt dat deze ontstaan op de datum dat het verzoekschrift wordt ingediend bij de rechtbank. Met het indienen van het verzoekschrift staat namelijk in beginsel de verschuldigdheid van het griffierecht vast. [2]
10. De rechtbank overweegt dat de kosten voor het griffierecht zijn ontstaan op 22 november 2022, de datum dat het verzoekschrift bij de Kantonrechter is ingediend. De aanvraag voor de bijzondere bijstand van het griffierecht is pas gedaan op 13 december 2022. De rechtbank overweegt verder dat eiseres, ondanks dat zij onder bewind staat, zelf rechtshandelingen kan verrichten. Het bewind ziet immers alleen op de goederen van eiseres. [3] Dit betekent dus dat eiseres ondanks haar bewind zelf een aanvraag had kunnen en mogen indienen bij verweerder voor bijzondere bijstand voor het griffierecht. Nog daargelaten dat daarmee (juridisch) niet meer relevant is of de bewindvoerder van eiseres de aanvraag direct heeft ingediend toen zij daarvan wist, is deze stelling ook feitelijk niet juist nu zij op 7 december 2022 bekend werd met de kosten en de aanvraag op 13 december 2023 is gedaan. De rechtbank concludeert dan ook dat nu de aanvraag niet is gedaan vóór 22 november 2022, verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. De beroepsgrond slaagt niet.
Begunstigend beleid
11. Eiseres wijst verder op artikel 3 van de ‘Beleidsregels bijzondere bijstand RDWI 2021’ (hierna: Beleidsregels). Daarin staat dat bijzondere bijstand moet worden aangevraagd voordat de kosten gemaakt zijn en dat er op die regel een uitzondering geldt voor kosten van bewindvoering, mentorschap en onder curatele stelling. Bijzondere bijstand voor deze kosten moet worden aangevraagd binnen twee maanden na dagtekening van de beschikking van de rechtbank. Eiseres stelt zich dan ook op het standpunt dat nu het gaat om griffierecht dat verband houdt met een verzoek om opheffing van het bewind, sprake is van kosten van bewindvoering en eiseres dus twee maanden de tijd had om de aanvraag om bijzondere bijstand te doen. Ter zitting heeft eiseres benadrukt dat de kosten van het griffierecht wel degelijk onder de kosten van bewindvoering zouden moeten worden begrepen. De bewindvoerder van eiseres heeft betoogd dat zij deze kosten altijd vergoed krijgt in andere gemeenten. Zij heeft daarbij aangegeven dat dit haar eerste en enige zaak is bij verweerder.
12. Ter zitting is door verweerder aangegeven dat de kosten van het griffierecht niet worden gezien als kosten van bewindvoering. Bij kosten van bewindvoering gaat het om kosten die worden gemaakt voor de uitoefening van het bewind, zoals de intake en de kosten van de bewindvoerder. Het griffierecht voor een verzoek tot opheffing van het bewind valt hier niet onder en wordt ook niet in die hoedanigheid door verweerder vergoed op grond van de Beleidsregels.
13. De rechtbank stelt voorop dat de Beleidsregels van verweerder kunnen worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Naar vaste rechtspraak wordt een dergelijk beleid als gegeven aanvaard en dient de door de bestuursrechter te verrichten toetsing zich te beperken tot de vraag of het beleid op consistente wijze is toegepast. [4] Dit beleid van verweerder moet dus terughoudend door de bestuursrechter worden getoetst.
14. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet heeft onderbouwd dat verweerder het begunstigende beleid niet consistent heeft toegepast. Eiseres heeft ook geen concrete voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat verweerder normaliter het griffierecht onder deze noemer vergoedt. De stelling dat andere gemeenten het wel vergoeden, zegt niets over verweerder en is bovendien niet onderbouwd met stukken of anderszins. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verweerder het beleid niet consistent heeft toegepast. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Tot slot is ter zitting nog door eiseres beargumenteerd dat als het griffierecht voor opheffing niet valt onder de kosten van bewind in het beleid van verweerder, het bewind dus niet opgeheven kan worden als degenen die onder bewind staat geen budget heeft waaruit dat griffierecht betaald kan worden. Ook dit betoog faalt, nu niet in geschil is dat bijzondere bijstand voor griffierecht dat is aangevraagd voordat de kosten zijn ontstaan, voor toekenning van bijzondere bijstand in aanmerking komen. Wanneer de aanvraag tijdig wordt gedaan, is er dus geen enkele reden om aan te nemen dat er een belemmering bestaat om een verzoek tot opheffing van een onderbewindstelling in te dienen.
Bijzondere omstandigheden
16. Tot slot heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Eiseres heeft het verzoekschrift tot opheffing van het bewind buiten medeweten van de bewindvoerder ingediend bij de Kantonrechter. Deze bijzondere omstandigheid moet ertoe leiden dat de aanvraag voor bijzondere bijstand van het griffierecht alsnog met terugwerkende kracht moet worden toegekend.
17. De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres aangevoerde omstandigheid niet kan worden gekwalificeerd als een bijzondere omstandigheid waardoor alsnog met terugwerkende kracht bijzondere bijstand kan worden verleend. Het indienen van een verzoekschrift buiten medeweten om van de bewindvoerder komt voor eigen rekening en risico van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de aanvraag voor bijzondere bijstand van het griffierecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom ook het griffierecht van deze zaak niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook CRvB 1 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:212 en CRvB 24 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2497.
2.Zie CRvB 21 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:571 en CRvB 6 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1047.
3.Artikel 1:431, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Zie CRvB 5 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO1031.