ECLI:NL:RBMNE:2023:6985

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
UTR 22/3018
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen aanslag zuiveringsheffing met toekenning immateriële schadevergoeding

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] B.V. en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente]. Eiseres had beroep ingesteld tegen een definitieve aanslag zuiveringsheffing van € 1018,87, opgelegd door de heffingsambtenaar. Eiseres stelde dat de WOZ-waarde onjuist was vastgesteld en verzocht om een immateriële schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres niet relevant waren voor de opgelegde aanslag, aangezien de WOZ-waarde niet als heffingsmaatstaf werd gebruikt voor de zuiveringsheffing. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding toe, omdat de redelijke termijn was overschreden door de handelswijze van de gemachtigde van eiseres. De rechtbank verlengde de redelijke termijn met 12 maanden en kende een schadevergoeding van € 50,- toe. Daarnaast werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 209,25. De rechtbank benadrukte dat het procesgedrag van de gemachtigde van eiseres niet alleen tijd verspilde, maar ook de belangen van zijn cliënten benadeelde. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3018
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: mr. W.G. Vos).

Procesverloop

Met de beschikking van 30 november 2020 heeft de heffingsambtenaar een definitieve aanslag zuiveringsheffing van € 1018,87 opgelegd aan eiseres voor de onroerende zaak aan de [adres] in [vestigingsplaats] .
Eiseres is tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 14 april 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 15 december 2023. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 50,-;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 209,25.

Overwegingen

De zuiveringsheffing
1. De aanslag die is opgelegd gaat alleen over de zuiveringsheffing. Voor die heffing wordt de WOZ-waarde niet als heffingsmaatstaf gebruikt.
2. In het bezwaarschrift zijn desondanks door de gemachtigde van eiseres alleen WOZ-gerelateerde bezwaargronden opgenomen.
3. In het beroepschrift zijn wederom alleen maar WOZ-gerelateerde gronden opgenomen. De gemachtigde van eiseres noemt bijvoorbeeld dat de waarde van het vastgoed apert onjuist is vastgesteld. In de besluitvorming waar we in deze zaak over hebben is echter helemaal geen waarde vastgesteld. De gemachtigde van eiseres voert verder aan dat geen geschikte referentiepanden zijn gebruikt, dat er onvoldoende rekening is gehouden met de gebrekkige onderhoudssituatie, de lokale verpaupering/verloedering, het rompslompforfait, de coronacrisis en de waardehausse van de afgelopen jaren. Dat zijn allemaal gronden die te maken hebben met de waardering van onroerend goed, maar niets te maken hebben met de zuiveringsheffing die in deze zaak is opgelegd.
4. De gemachtigde van eiseres vraagt daarnaast onder meer om een leegstandsanalyse, ongeanonimiseerde gegevens van de vergelijkingspanden, de grondstaffels en een taxatierapport van het object. De gemachtigde van eiseres vraagt hier om stukken die niet van belang zijn voor de beoordeling van de zuiveringsheffing in kwestie. De gemachtigde van eiseres verwijst daarnaast nog naar een stuk over de vermindering van WOZ-waarden voor horeca en naar een stuk over hoe hotelvastgoed gewaardeerd moet worden, terwijl het in deze zaak dus niet gaat over een WOZ-waardering.
5. Het zijn de bekende, algemeen geformuleerde beroepschriften van de gemachtigde van eiseres, met de eveneens bekende, algemeen geformuleerde brieven ter aanvulling daarop. In zaken die wél over een WOZ-waardering gaan, zijn die al niet op de specifieke zaak toegespitst, maar in dit geval gaan de brieven niet eens over de opgelegde heffing.
6. De gronden kunnen daarom niet slagen. De enige grond die de gemachtigde heeft aangevoerd die wel zou kunnen slagen is de grond dat hij in bezwaar niet adequaat gehoord zou zijn.
7. Uit de stukken blijkt echter dat er op dinsdag 14 maart 2022 een hoorzitting heeft plaatsgevonden. De heffingsambtenaar heeft daar een verslag van gemaakt dat in de uitspraak op bezwaar is weergegeven. Eiseres stelt dat er niet adequaat is gereageerd op haar standpunten, maar in de uitspraak op bezwaar gaat de heffingsambtenaar duidelijk in op wat er is gezegd op de hoorzitting. Er staat duidelijk aangegeven dat de leegstand waar eiseres op wijst, niet de maatstaf is voor de zuiveringsheffing maar de hoeveelheid ingenomen water. De heffingsambtenaar is in de uitspraak op bezwaar voldoende ingegaan op de punten die eiseres op de hoorzitting naar voren heeft gebracht.
8. Het beroep is daarom ongegrond.
Immateriële schadevergoeding
9. Hoewel de rechtbank reden ziet om de termijn te verlengen met 12 maanden, wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding toegewezen.
10. Onder verwijzing naar rechtsoverwegingen 15 tot en met 22 van de uitspraak van deze rechtbank van 20 november 2023 [1] , stelt de rechtbank vast dat de hoeveelheid zaken van de gemachtigde van eiseres en de momenten waarop hij beschikbaar is voor zittingen niet op elkaar aansluiten. Veel zaken kunnen niet of niet tijdig op zitting worden behandeld, omdat hij geen ruimte heeft in zijn agenda. De handelwijze van de gemachtigde van eiseres leidt noodzakelijkerwijs tot het oplopen van de duur van de behandeling van de door hem ingestelde beroepen en daarmee tot het overschrijden van de redelijke termijn. Deze handelwijze kan eiseres worden toegerekend. Gelet op het grote aantal door de gemachtigde van eiseres ingediende beroepen, afgezet tegen zijn beperkte beschikbaarheid voor zittingen is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn moet worden verlengd met 12 maanden.
11. Tussen de ontvangst van het bezwaarschrift en de dag van deze uitspraak zit 3 jaar en 13 dagen. Dit leidt tot de conclusie dat in deze zaak de redelijke termijn is overschreden met 13 dagen en dat het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen.
12. Deze rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de bestuursrechter moet differentiëren bij de toekenning van een schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn aan de hand van de omvang van de financiële belangen en de aard van de zaken. De rechtbank hanteert sinds 4 september 2023 een forfaitair uitgangspunt van € 50,- per half jaar in WOZ-zaken. In deze zaak gaat het over een zuiveringsheffing. De rechtbank ziet aanleiding om in deze zaak aan te sluiten bij het uitgangspunt van € 50,- per half jaar. De zuiveringsheffing in deze zaak is ook een eenmalige belastingaanslag. Het betreft daarnaast een rechtspersoon met enkel financiële belangen. Die financiële belangen zijn beperkt als je ze afzet tegen de belangen in andere bestuursrechtelijke procedures. In deze zaak wordt daarom € 50,- immateriële schadevergoeding toegekend. Als de verlenging van de termijn gelijk verdeeld wordt over de periodes die de heffingsambtenaar en rechtbank mogen doen over hun procedures, is het overschrijden van de verlengde redelijke termijn enkel toe te schrijven aan de heffingsambtenaar die in totaal 16 maanden over zijn uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De heffingsambtenaar moet het bedrag van € 50,- aan immateriële schadevergoeding dan ook aan eiseres betalen.
Griffierecht
13. Omdat het beroep ongegrond is, hoeft de heffingsambtenaar het door eiseres betaalde griffierecht niet te vergoeden.
14. Het verzoek om schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn heeft eiseres gedaan gedurende het beroep – overeenkomstig artikel 8:91, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarvoor was eiseres geen griffierecht verschuldigd, wat volgt uit artikel 8:94, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de verzoeken is dan ook geen griffierecht geheven, zodat geen sprake kan zijn van vergoeding daarvan. [2]
Proceskostenveroordeling
15. Omdat de rechtbank de verzochte schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn toekent, is er ook aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken. De rechtbank volgt daarin het uitgangspunt van de Hoge Raad [3] om 1 punt toe te kennen met wegingsfactor 0,25. Omdat het beroep ongegrond is, worden er geen andere punten toegekend. 1 punt heeft in beroep een waarde van € 837. In totaal wordt dus € 837 * 0,25 = € 209,25 toegekend.
Uitspraak aan eiseres verzenden
16. Dit is niet de eerste keer dat de gemachtigde van eiseres enkel gronden aanvoert tegen een waardevaststelling, terwijl het bestreden besluit gaat over heffingen waarvoor de WOZ-waarde niet als heffingsmaatstaf wordt gebruikt. Ook in eerdere beroepen deed de gemachtigde van eiseres dit. [4] Met dit soort procesgedrag verspilt de gemachtigde van eiseres kostbare tijd van de heffingsambtenaar en van de rechtbank, maar erger nog, hij benadeelt hier zijn klanten mee omdat er geen kansrijke gronden worden aangevoerd in hun zaken.
17. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt dat als een partij een gemachtigde heeft, de processtukken in ieder geval aan de gemachtigde moeten worden toegezonden. De Awb staat er dus niet aan in de weg om stukken ook aan de vertegenwoordigde zelf te sturen. De rechtbank ziet in het hiervoor omschreven procesgedrag van de gemachtigde van eiseres aanleiding om het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak ook aan eiseres te sturen.
18. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Vgl. de uitspraken van de CRvB van 21 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1540, overweging 6.2. en van de ABRvS van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1160, overweging 6.1.
3.Zie het arrest van de Hoge Raad van 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van deze rechtbank van 13 februari 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:534) en 27 maart 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:1546).