Beoordeling door de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om het besluit van burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter maakt deze beoordeling aan de hand van de argumenten die verzoeker heeft aangedragen, de zogenaamde gronden. De voorzieningenrechter geeft op hoofdlijnen een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. Aan de hand daarvan weegt hij de belangen van verzoeker en van de burgemeester bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid het besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoeker bij het schorsen daarvan. De rechtbank is in een eventuele latere procedure niet aan dit oordeel gebonden.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Is er spoedeisend belang?
9. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen indien – zoals hiervoor reeds vermeld – onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval dient er sprake te zijn van een spoedeisend belang, waardoor verzoeker niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift.
10. Verzoeker voert aan dat sprake is van spoedeisend belang. De verhuurder van de woning heeft besloten om de huurovereenkomst te ontbinden met ingang van 22 mei 2024 maar in het vonnis van 14 juni 2024 heeft kantontrechter in kort geding geoordeeld dat de verhuurder weer toegang dient te verlenen tot de woning, aangezien niet aannemelijk is dat buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst in de bodemprocedure stand houdt. Zolang de woningsluiting niet wordt geschorst, kan verzoeker echter niet terug naar de woning. Verzoeker moet rondkomen van een AOW-uitkering en moet de huur van zijn woning blijven betalen. Daardoor heeft hij geen geld voor tijdelijke andere woonruimte. Hij kan ook niet terecht bij familie of vrienden. De dakloosheid heeft zeer ingrijpende gevolgen. Verzoeker is 70 jaar en kampt met een broze fysieke gesteldheid. Psychische decompensatie dreigt als gevolg van de dakloosheid.
11. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Gezien het vonnis in kort geding van 14 juni 2024 waarin is geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst stand houdt in de bodemprocedure, zal de huurovereenkomst vooralsnog niet ontbonden worden. Verzoeker kan na de sluiting weer in zijn woning terecht. Verzoeker verblijft voor zover verweerder bekend op dit moment bij bekenden, en wanneer dit anders is, kan hij hulp vragen bij de betreffende instanties.
12. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de burgemeester niet. Door de sluiting van de woning is eisers woonrecht in geding. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker gedurende de woningsluiting geen toegang tot zijn woning. Dit maakt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang gegeven is. Het feit dat verzoeker mogelijk elders kan verblijven, maakt dit niet anders.
Onzorgvuldige voorbereiding van het besluit
13. Verzoeker voert aan dat de burgemeester onzorgvuldig heeft gehandeld. De burgemeester heeft verzuimd verzoeker in kennis te stellen van het voornemen om de woning te sluiten en hem in de gelegenheid te stellen om een zienswijze in te dienen. De burgemeester heeft de eigenaar van de woning wel in kennis gesteld van het voornemen, maar had verzoeker ook moeten ook informeren.
14. De burgemeester heeft gesteld en ter zitting nader toegelicht dat er weldegelijk een kopie van het voornemen met daarbij een begeleidende brief is verzonden naar het adres van verzoeker, waarmee hij de gelegenheid heeft gekregen zijn zienswijze in te dienen. De burgemeester heeft die brief ter zitting verstrekt. Verzoeker volhardt desalniettemin in het feit dat hij geen zienswijze heeft kunnen indienen omdat hij die niet heeft ontvangen. Op het moment dat het voornemen van 18 april 2024 werd verzonden was de woning namelijk al gesloten door de verhuurder, zodat de brief hem niet heeft kunnen bereiken.
15. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester op de zitting voldoende heeft toegelicht dat de brief van 18 april 2024 verzoeker heeft kunnen bereiken, ondanks de sluiting van de woning door de verhuurder. Niet (afdoende) betwist is dat de brievenbus vóór de eigenlijke voordeur van verzoeker zit, te weten in het portaal. Verzoeker was daarom – ondanks het feit dat hij niet in de woning kon - in staat de brievenbus te openen en de brief eruit te halen. Het is bovendien aan verzoeker om, wanneer hij door de sluiting van de woning door de verhuurder in dit geval, niet in de woning verblijft en zijn post niet uit de brievenbus kan halen, de burgemeester van zijn gewijzigde verblijfadres op de hoogte te stellen. Deze grond slaagt niet.
16. Voorts voert verzoeker aan dat de burgemeester het besluit tot woningsluiting heeft genomen op basis van onvolledige informatie. De burgemeester heeft het besluit genomen op basis van het eerste informele contact met de politie en een vrijgegeven mediabericht. Op dat moment beschikte de burgemeester nog niet over de bestuurlijke rapportage van de politie, aangezien die pas op 23 mei 2024 gereed was. Daardoor wist de burgemeester op het moment van het besluit alleen dat er handelshoeveelheid drugs was aangetroffen in de woning, maar niet om hoeveel drugs het ging en of daadwerkelijk sprake was van handel en/of andere strafbare feiten.
17. De voorzieningenrechter overweegt dat het juist is dat de bestuurlijke rapportage er nog niet was ten tijde van het nemen van het besluit. Het is echter aan de burgemeester om te beoordelen of de mondeling verkregen informatie van de politie naar aanleiding van het onderzoek op 5 april 2024 in de woning van verzoeker, en de overige verkregen informatie over overlast en/of signalen van ondermijnende activiteiten een woningsluiting rechtvaardigen, vooruitlopende op de schriftelijke vastlegging van die informatie. De grond slaagt niet.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
18. De burgemeester is in beginsel bevoegd om een woning te sluiten als daarin drugs wordt gevonden die bedoeld is voor drugshandel. De burgemeester mag aannemen dat dit zo is als in de woning een handelshoeveelheid drugs wordt gevonden. Deze bevoegdheid staat in artikel 13b van de Opiumwet.
19. De voorzieningenrechter stelt vast dat ter zitting is komen vast te staan dat niet in geschil is dat in de woning een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen en dat niet wordt betwist dat de burgemeester daarom in beginsel de bevoegdheid heeft om de woning te sluiten. Tussen partijen is wel in geschil of de burgemeester van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Of dat het geval is, wordt hieronder besproken.
Mocht de burgemeester van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik maken?
20. Als de burgemeester gebruik wil maken van zijn bevoegdheid voor woningsluitingen op grond van de Opiumwet, geldt daarvoor het beoordelings- en toetsingskader van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Dat kader is beschreven in de uitspraken van 28 augustus 2019en van 6 juli 2022. Die toets houdt in dat beoordeeld moet worden of de sluiting van de woning in het concrete geval noodzakelijk en evenwichtig is.
Was er noodzaak om de woning te sluiten?
21. Bij de beoordeling van de noodzaak om een woning te sluiten, is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt.Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
22. Verzoeker voert aan dat de noodzaak tot sluiting ontbreekt. Verzoeker stelt 1 gram per dag nodig te hebben voor bevrediging van zijn eigen behoefte. Hij haalt om de drie tot vier dagen circa drie gram drugs, waarmee hij drie dagen doet. De hoeveelheid drugs, in combinatie met de aangetroffen basepijp, duidt op eigen gebruik en niet op handel. Dat de heroïne bestemd was voor eigen gebruik blijkt ook uit het feit dat in de woning geen zaken zijn aangetroffen die duiden op handel, zoals een grammenweegschaal, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmateriaal, mobiele telefoons en een grote hoeveelheid cash geld. Ook wilde het Openbaar Ministerie (OM) verzoeker niet vervolgen wegens handel in drugs, maar enkel vanwege het bezit van drugs. Het OM heeft dit geseponeerd, zoals blijkt uit het sepotbesluit van 9 april 2024. Het was een feit van betrekkelijk geringe aard/omvang was. Hieruit volgt volgens verzoeker dat de politie-inval achteraf gezien onterecht was of in ieder geval onnodig. Er is geen sprake van georganiseerde drugscriminaliteit.
23. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een noodzaak om de woning te sluiten. Vaststaat dat in de woning van verzoeker een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen van 0,79 gram. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is weliswaar geen sprake van een zeer substantiële overschrijding van de toegestane handelshoeveelheid drugs van 0,5 gram, maar de overschrijding is ook niet te verwaarlozen. Als een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een pand, mag aangenomen worden dat het pand een rol vervult binnen een keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd (ECLI:NL:RVS:2023:3938). De enkele stelling van verzoeker dat sprake is van eigen gebruik maakt dit niet anders. Dit te meer nu de burgemeester bij het overgaan tot sluiting van de woning heeft mogen betrekken dat hij vanuit het zorgkader op de hoogte is van de jarenlange heroïneverslaving van verzoeker, en dat hij op de hoogte is van de jarenlange drugs gerelateerde overlast die de omgeving ervaart vanuit en rondom de woning van verzoeker. In het bestreden besluit heeft de burgemeester een overzicht opgenomen van de meldingen en signalen die sinds januari 2021 bij de burgemeester zijn binnengekomen. Deze meldingen en signalen betreffen ook meldingen en signalen van daadwerkelijke handel in drugs. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet van alle meldingen in de gedingstukken een onderbouwing is opgenomen en dat niet eenduidig uit de onderbouwing van de meldingen die zich wel bij de gedingstukken bevinden afgeleid kan worden dat die daadwerkelijk zien op de woning van verzoeker en verzoeker zelf, nu de woning zich bevindt achter een gemeenschappelijke voordeur ten behoeve van de woning van verzoeker op nummer [nummer 1] , en de woningen op nummer [nummer 2] Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester echter ter zitting in het kader van deze spoedprocedure voldoende toegelicht dat de meldingen en signalen daadwerkelijk op verzoeker betrekking hebben. De voorzieningenrechter hecht daarbij ook waarde aan de verklaring van verzoeker bij de politie dat hij de enige in de straat is die drugs gebruikt en dat hij tweemaal per dag samen met vrienden drugs gebruikte in de woning en daarvoor soms een kleine bijdrage van € 2,50 tot € 5,00 ontving, ook al verhoudt dit bedrag zich niet tot waarde van de drugs. Bij de te nemen beslissing op bezwaar kan de burgemeester de signalen en meldingen in relatie tot (de woning van) verzoeker beter onderbouwen en motiveren. 24. De burgemeester heeft de sluiting naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook noodzakelijk mogen vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat en de openbare orde omdat de woning is gelegen nabij een druk winkelgebied in het centrum van Leerdam . De stelling van verzoeker dat de woning is gelegen in een rustige straat volgt de voorzieningenrechter niet. Eiser heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd, en verhoudt zich niet tot het feit dat de woning in het centrum is gelegen.
De stelling van verzoeker dat er geen wapens zijn aangetroffen in de woning maakt het voorgaande niet anders. Het is juist dat er bij het onderzoek in de woning geen wapens zijn aangetroffen. Dat wordt ook niet aan verzoeker tegengeworpen. Zowel in het besluit, als ter zitting heeft de burgemeester erop gewezen dat het feit dat er in de woning hard drugs aanwezig zijn – in het licht van de dreiging die altijd in de drugscriminaliteit heerst - een risico is voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat, en dat dit wordt onderstreept doordat in de meldingen en signalen de aanwezigheid van wapens is vermeld en ruzies en geschreeuw bij en in de woning.
25. Gezien deze omstandigheden in samenhang bezien heeft de burgemeester zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt kunnen stellen dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de drugs niet voor handel, maar alleen voor eigen gebruik bestemd was. Dit ondanks het feit dat (zoals de burgemeester ter zitting ook heeft onderkend) er anders dan in het bestreden besluit wordt gesteld geen verpakkingsmaterialen aangetroffen zijn, maar dat de drugs in verpakkingsmateriaal aangetroffen is. De burgemeester heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een noodzaak op de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
26. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoeker. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
27. Verzoeker voert aan dat de burgemeester in zijn besluit geen enkele aandacht heeft besteed aan de belangen van verzoeker en aan de vraag of de gevolgen van de woningsluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de woningsluiting. Daarom komt het besluit om die reden al voor vernietiging in aanmerking. Verzoeker heeft geen geld voor alternatieve huisvesting, aangezien hij rond moet komen van een AOW-uitkering en huur moet blijven doorbetalen. Hij kan ook niet terecht bij familie of vrienden. Hij leidt een zwervend bestaan, is 70 jaar en heeft een broze fysieke gesteldheid. Ook heeft hij diverse gezondheidsklachten, waaronder rugklachten en een depressieve stoornis.
28. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bestreden besluit de burgemeester weliswaar een belangenafweging is opgenomen, maar deze ziet vooral op een afweging van de belangen van de eigenaar van de woning afgezet tegen het belang van de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, en niet kenbaar op de belangen van verzoeker. Ten aanzien van verzoekers belang dat hij door de sluiting niet terug kan naar de woning overweegt de voorzieningenrechter verder het volgende. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling anders indien de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. De voorzieningenrechter overweegt dat van deze bijzondere binding vooralsnog niet gebleken is. Ter zitting heeft de burgemeester verklaard dat er tot nu toe geen hulpvraag van verzoeker is binnengekomen -ondanks dat de bewindvoerder van eiser daartoe de juiste kanalen kent -, zodat ervanuit gegaan werd dat verzoeker weldegelijk bij bekenden verblijft. De burgemeester heeft verder verklaard bereid te zijn verzoeker bij te staan met het zoeken naar vervangende/tijdelijke woonruimte. Het ligt op de weg van verzoeker dan wel zijn bewindvoerder om contact op te nemen met de sociale afdeling van de gemeente Vijfheerenlanden indien hij hier gebruik van wenst te maken. Wanneer verzoeker zoals op de zitting is verklaard liever dakloos is dan dat hij in een opvang moet verblijven dan is dat aan verzoeker. De voorzieningenrechter is daarom vooralsnog van oordeel dat de sluiting evenwichtig is. Dit te meer nu de burgemeester in de beslissing op bezwaar dit nader kan motiveren en onderbouwen.
29. De voorzieningenrechter is alles overwegende voorlopig van oordeel dat het bezwaar van verzoeker bij deze stand van zaken geen redelijke kans van slagen heeft. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester wel mee dat hij - zoals hiervoor vermeld - in de bezwaarprocedure inzichtelijk moet maken welke meldingen (van overlast) zien op de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter geeft verder mee dat de burgemeester in bezwaar nader aandacht moet besteden aan de vraag of de sluiting evenwichtig is, aangezien de afweging van deze belangen niet zichtbaar is in het bestreden besluit.