In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 2 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van de tegemoetkoming die zij heeft ontvangen op grond van de kindregeling beoordeeld. Eiseres, een kind van een gedupeerde ouder in de toeslagenaffaire, had een tegemoetkoming van € 8.000,- ontvangen van Dienst Toeslagen, gebaseerd op de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres was van mening dat dit bedrag te laag was en dat het haar werkelijk geleden schade niet dekte. Ze heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van Dienst Toeslagen, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren afwezig. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de tegemoetkoming vastligt per leeftijdscategorie en dat er geen ruimte is om hiervan af te wijken. De wetgever heeft bewust gekozen om bij de kindregeling niet de daadwerkelijke schade te betrekken en de hardheidsclausule biedt geen mogelijkheid om van de vastgestelde bedragen af te wijken. Eiseres heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die zouden rechtvaardigen dat in haar geval anders geoordeeld zou moeten worden dan in eerdere vergelijkbare zaken.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat Dienst Toeslagen terecht de tegemoetkoming van € 8.000,- heeft toegekend. Eiseres krijgt geen terugbetaling van griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.