In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van de tegemoetkoming die zij op grond van de kindregeling heeft ontvangen beoordeeld. Eiseres, een kind van een gedupeerde ouder van de toeslagenaffaire, had een tegemoetkoming van € 10.000,- ontvangen van Dienst Toeslagen op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres was van mening dat deze tegemoetkoming te laag was en dat deze niet haar werkelijk geleden schade dekte. Ze heeft bezwaar aangetekend tegen het besluit van Dienst Toeslagen, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van Dienst Toeslagen aanwezig waren, maar eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de tegemoetkoming vastligt per leeftijdscategorie en dat er geen ruimte is om hiervan af te wijken. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de wetgever bewust heeft gekozen voor vaste bedragen in de kindregeling en dat de hardheidsclausule geen mogelijkheid biedt om van deze bedragen af te wijken. Eiseres heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die een ander oordeel rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat Dienst Toeslagen terecht de tegemoetkoming van € 10.000,- heeft toegekend. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 april 2025.