In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de tegemoetkoming op grond van de kindregeling in de Wet hersteloperatie (Wht) beoordeeld. Eiser had een tegemoetkoming van € 10.000,- ontvangen, maar was van mening dat deze niet voldoende was om de schade die hij had geleden door de toeslagenaffaire te dekken. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van Dienst Toeslagen, dat de hoogte van de tegemoetkoming handhaafde. Tijdens de zitting op 11 april 2025 hebben partijen zich afgemeld, waardoor de rechtbank de zaak op basis van de ingediende stukken heeft beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat eiser voldoet aan de vereisten voor de tegemoetkoming, maar dat de hoogte van € 10.000,- op goede gronden is vastgesteld door Dienst Toeslagen. Eiser heeft aangevoerd dat de hardheidsclausule moet worden toegepast en dat hij recht heeft op schadevergoeding, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om van de vastgestelde bedragen af te wijken. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de wetgever bij de kindregeling geen ruimte heeft gelaten voor afwijkingen op basis van individuele omstandigheden.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.