In deze zaak heeft eiseres, die zich op 11 juni 2021 ziekmeldde na gezondheidsklachten, beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv over haar WIA-uitkering. Eiseres ontving tot 8 juni 2023 een Ziektewet-uitkering en kreeg vervolgens een loongerelateerde WGA-uitkering toegewezen, waarbij haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 45,82% werd vastgesteld. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, waarna het Uwv haar percentage verhoogde naar 50,41% na een herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en stelde beroep in, waarbij zij aanvullende medische informatie overlegde.
De rechtbank heeft de zaak op 4 maart 2025 behandeld. Eiseres betwistte de juistheid van de medische beoordeling en voerde aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de medische rapporten zorgvuldig had opgesteld en dat deze aan de vereisten voldeden. Eiseres had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat haar beperkingen verdergaand waren dan vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van eiseres correct had beoordeeld en dat er geen reden was om een onafhankelijk deskundige aan te stellen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 april 2025.