ECLI:NL:RBMNE:2025:1868

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/7952
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 11 juni 2021 ziekmeldde na gezondheidsklachten, beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv over haar WIA-uitkering. Eiseres ontving tot 8 juni 2023 een Ziektewet-uitkering en kreeg vervolgens een loongerelateerde WGA-uitkering toegewezen, waarbij haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 45,82% werd vastgesteld. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, waarna het Uwv haar percentage verhoogde naar 50,41% na een herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en stelde beroep in, waarbij zij aanvullende medische informatie overlegde.

De rechtbank heeft de zaak op 4 maart 2025 behandeld. Eiseres betwistte de juistheid van de medische beoordeling en voerde aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de medische rapporten zorgvuldig had opgesteld en dat deze aan de vereisten voldeden. Eiseres had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat haar beperkingen verdergaand waren dan vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van eiseres correct had beoordeeld en dat er geen reden was om een onafhankelijk deskundige aan te stellen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7952

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Rispens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. J.J. Grasmeijer).

Inleiding

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als ‘begeleider’ bij [ex werkgever] (de ex-werkgever) voor 32 uur per week. Zij heeft zich op 11 juni 2021 ziekgemeld in verband met gezondheidsklachten. Na het einde dienstverband heeft eiseres een uitkering in het kader van de Ziektewet ontvangen tot einde wachttijd op 8 juni 2023.
1.1.
Met het besluit van 22 mei 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 9 juni 2023 (de datum in geding) in aanmerking komt voor een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 45,82%. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 7 maart 2024 een rapportage opgemaakt en de functionele mogelijkheden lijst (FML) gewijzigd. De verzekeringsarts heeft aanvullende beperkingen aangenomen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren zoals veelvuldige deadlines en productiepieken, hoog handelingstempo bij complexe taken, emotionele problemen van anderen hanteren, omgaan met conflicten, intensieve contacten met klanten en hulpbehoevende en leidinggevende aspecten. Ook wordt beroepsmatig vervoer beperkt. Lopen wordt om systeemtechnische redenen gecorrigeerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres op grond hiervan vastgesteld op 50,41%.
1.3.
Met het bestreden besluit van 31 oktober 2024 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 50,41%.
1.4.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Zij heeft op 3 februari 2025 en 24 februari 2025 nadere aanvullende (medische) informatie overgelegd.
1.5.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 februari 2025.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, vergezeld door [A] van het Leger des Heils en de gemachtigde van het Uwv.

Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Eiseres meent dat zij verdergaand beperkt is. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct heeft vastgesteld op 50,41%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 9 juni 2023 (de datum in geding).

Beoordeling door de rechtbank

3. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zichzelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank twijfel te zaaien aan de medische beoordeling.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Eiseres heeft aangevoerd dat het Uwv onvoldoende onderzoek heeft verricht naar haar beperkingen. De verzekeringsartsen hebben volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden met het afwijkend oordeel over de medische beperkingen van eiseres van de behandelend sector. [1]
4.1.
Volgens vaste rechtspraak [2] mag een verzekeringsarts in principe afgaan op zijn eigen oordeel als het gaat om het vaststellen van beperkingen, als hij meent dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen klachten van eiseres over het hoofd hebben gezien. In dit verband is van belang dat de verzekeringsartsen de dossiergegevens hebben bestudeerd, de medische informatie van de behandelend sector hebben betrokken en de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres op het spreekuur heeft gezien. De primaire verzekeringsarts heeft in het rapport van 29 april 2023 aangegeven dat hij dossierstudie heeft verricht en eiseres telefonisch heeft gesproken. Uit het rapport van 24 oktober 2024 volgt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossierstudie heeft verricht, zij bij de hoorzitting aanwezig is geweest en eiseres op het fysieke spreekuur van 21 oktober 2024 heeft gezien. Ook is de (medische) informatie die eiseres bij de hoorzitting heeft overgelegd betrokken bij de heroverweging. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest.
De medische beoordeling
5. Eiseres is van mening dat de medische beoordeling onjuist is. Zij heeft hiervoor een aantal argumenten aangevoerd, die de rechtbank hierna zal beoordelen.
Medische informatie
6. Als onderbouwing van haar argumenten heeft eiseres in beroep een brief van de huisarts van 31 januari 2025 en het eindverslag van de psycholoog van 17 februari 2025 overgelegd. De door eiseres in de gronden van 7 januari 2025 zelf aangegeven nadere beperkingen in onderdelen van de FML laat de rechtbank buiten beschouwing.
6.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 12 februari 2025 gerapporteerd over de nieuw ingebrachte brief van de huisarts. Hierbij heeft zij opgemerkt dat de overgelegde informatie geen nieuwe medische feiten bevatten die aanleiding geven tot herziening van de belastbaarheid zoals vastgelegd in de FML van 24 oktober 2024. Uit de brief van de huisarts volgt alleen dat er momenteel geen ruimte is om een intensieve behandeling aan te gaan. Dit komt mede door de intensieve mantelzorgfunctie die eiseres heeft voor haar moeder. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat in deze medische stukken geen medische argumenten zijn opgenomen om af te wijken van het eerdere medische oordeel in bezwaar.
Het eindverslag van de psycholoog heeft het Uwv vanwege de tijdspanne niet voor kunnen leggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat er in het eindverslag van de psycholoog geen nieuwe informatie is vermeld. Dit wordt door eiseres op de zitting ook niet weersproken.
6.2.
De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en ziet in de overgelegde medische informatie geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling.
Nadere duurzame beperkingen
7. Eiseres heeft aangevoerd dat haar functionele mogelijkheden zijn overschat, waardoor haar beperkingen zijn onderschat. Eiseres acht zich door psychische en lichamelijke beperkingen en daarmee gepaard gaande ernstig persoonlijke en sociaal disfunctioneren, niet in staat om nu of in de toekomst arbeid te kunnen verrichten. Vanwege haar energetische beperkingen is zij niet in staat om maximaal vier uur per dag en twintig uur per week te werken. Haar beperkingen zijn als duurzaam te beschouwen. Daarom is volgens eiseres sprake van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid.
7.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 12 februari 2025 toegelicht dat zij op basis van de tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure ontvangen medische informatie geen aanleiding ziet om de belastbaarheid van eiseres te wijzigen. Met de klachten van eiseres is al rekening gehouden. Deze klachten en de bevindingen van de behandelend sector zijn vertaald naar items van de FML. De FML is in bezwaar bijgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de bijgestelde FML het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres berekend op 50,41%. Een nadere motivering van duurzaamheid is daarom volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet relevant. Ook het standpunt van de huisarts dat eiseres momenteel geen ruimte heeft voor een intensieve behandeling, houdt geen uitsluiting van de mogelijkheid tot intensieve behandeling in de toekomst in. Er zijn nog concrete behandelingen voor eiseres mogelijk. Dat heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemaakt uit de brief van de psycholoog van 19 november 2023. De gespecialiseerde verpleegkundige polikliniek bariatrie heeft in haar brief van 12 augustus 2024 aangegeven dat deze behandelingen momenteel on hold zijn gezet. Daaruit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep afgeleid dat bij het volgen van de geadviseerde adequate behandeling verbetering van de belastbaarheid in alle rubrieken te verwachten is binnen één jaar na het afronden van die behandeling. De primaire verzekeringsarts heeft een urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en maximaal 20 uur per week vastgesteld vanwege op de voorgrond staande vermoeidheid van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze door de primaire verzekeringsarts in zeer ruime mate aangenomen beperkingen gehandhaafd.
7.2.
De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij verdergaand of aanvullend beperkt moet worden geacht. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Conclusie over de medische beoordeling
8. Eiseres heeft verder geen medische informatie ingebracht en ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van haar gezondheidstoestand. Evenmin heeft eiseres twijfel doen rijzen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over haar gezondheidstoestand en haar belastbaarheid voor arbeid. Hoewel de rechtbank zeker begrip heeft voor de beleving door eiseres van al haar klachten, betekent het hebben van klachten en hoe die door eiseres worden ervaren nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML.
8.1.
Eisers heeft er ook op gewezen dat niet altijd een diagnose nodig is om beperkingen aan te nemen en dat het Uwv daar dus geen reden in kon zien om geen (aanvullende) beperkingen aan te nemen. Volgens vaste rechtspraak is slechts sprake van arbeidsongeschiktheid als een verzekerde op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten de in aanmerking komende arbeid niet kan of niet mag verrichten. In bijzondere gevallen kan worden aangenomen dat aan die eis is voldaan, ook als niet geheel duidelijk is aan welke ziekte of gebrek het onvermogen om arbeid te verrichten valt toe te schrijven. Daarbij geldt de (minimum)eis dat bij de medisch deskundigen een vrijwel eenduidige, consistente en naar behoren medisch gemotiveerde en verantwoorde opvatting bestaat, dat iemand als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is de betreffende arbeid te verrichten. [3] Uit het dossier blijkt niet dat hier in het geval van eiseres sprake van is.
8.2.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank er niet aan twijfelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres juist heeft vastgesteld. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor het benoemen van een onafhankelijk deskundige. Het verzoek hiertoe van eiseres wordt dan ook afgewezen.
Arbeidskundige beoordeling
9. Eiseres voert aan dat de geduide functies niet passend zijn, de geduide functies zijn te zwaar voor eiseres. Op de zitting is duidelijk geworden dat alle gronden die over de arbeidskundige beoordeling zijn aangevoerd terug te voeren zijn op de medische beoordeling. Eiseres heeft dus geen arbeidskundige beroepsgronden aangevoerd.
9.1.
Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het arbeidsdeskundig rapport van 29 oktober 2024 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 februari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL6099.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1475.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1911.