ECLI:NL:CRVB:2024:1475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en toegenomen beperkingen
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om appellant per 1 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant stelt dat er sprake is van toegenomen beperkingen door psychische klachten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd de uitkering toe te kennen. De Raad volgt de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De Raad concludeert dat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld die aanleiding geven tot een WIA-uitkering. De Raad bevestigt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De Raad wijst ook het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen sprake is van een ongelijke procespositie. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant.