ECLI:NL:RBMNE:2025:1986

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/5264
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk strafontslag van politieambtenaar wegens plichtsverzuim en ongeoorloofd werkverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie. Eiser, die sinds 1 juli 1994 in dienst is, kreeg een voorwaardelijk strafontslag met een proeftijd van twee jaar opgelegd, alsook een tijdelijke overplaatsing naar een andere afdeling. De korpschef verwierp het bezwaar van eiser tegen dit besluit, omdat zijn gedrag het belang van de politieorganisatie negatief beïnvloedde. Eiser had meerdere privérelaties aangegaan, waaronder islamitische huwelijken zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk, en had heimelijk naaktfoto's van zijn ex-partner gemaakt. Dit leidde tot aangiftes en een strafrechtelijk onderzoek, wat imagoschade voor de politieorganisatie veroorzaakte. Eiser voerde aan dat het onderzoek niet zorgvuldig was en dat hij niet voldoende transparant was behandeld, maar de rechtbank oordeelde dat de korpschef terecht plichtsverzuim had aangenomen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig was en dat de korpschef bevoegd was om het voorwaardelijk strafontslag op te leggen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5264

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigden: drs. L.A.M. Renfurm en M.J. van Broekhoven CIE),
en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigde: mr. E.H. Schuddeboom).

Inleiding

1. Eiser is sinds 1 juli 1994 in dienst bij de politie, laatstelijk in de functie van [functie 1] .
2. Op enig moment is de korpschef op de hoogte geraakt van gedragingen die eisers functioneren en het belang van de dienst raken. De korpschef heeft op 5 september 2023 het voornemen tot een voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van twee jaar aan eiser uitgereikt. In samenhang hiermee is het voornemen geuit om eiser tijdelijk over te plaatsen. Eiser heeft hierop een zienswijze ingediend.
3. De korpschef heeft met het besluit van 16 oktober 2023 (het primaire besluit) een voorwaardelijk strafontslag met een proeftijd van twee jaar aan eiser opgelegd en een overplaatsing naar een andere afdeling. Eiser is vanwege de overplaatsing voor de duur van twee effectieve jaren (periodes van langdurige afwezigheid tellen niet mee) uit zijn functie van wijkagent ontheven.
4. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. De bezwaaradviescommissie (hierna: de commissie) heeft het bezwaar op 12 maart 2024 op een hoorzitting behandeld. Vervolgens heeft de commissie de korpschef schriftelijk geadviseerd.
5. De korpschef heeft met het besluit van 30 april 2024 [1] (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Voor de motivering verwijst de korpschef grotendeels naar het advies van de commissie.
6. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser samen met zijn gemachtigden deelgenomen, evenals de gemachtigde van de korpschef. Verder waren namens de korpschef aanwezig mevrouw [A] ( [functie 2] en mevrouw [B] ( [functie 3] van eiser).

Bestreden besluit (in essentie)

7. De korpschef stelt dat terecht is overgegaan tot een voorwaardelijk strafontslag met een proeftijd van twee jaar. Eiser wordt verweten dat zijn handelen/gedrag het belang van de dienst raakt, doordat het van invloed is op het functioneren van eiser als politieambtenaar of dat van de politieorganisatie. Eiser is meerdere privérelaties aangegaan, die het belang van de dienst raken. Zo heeft eiser met twee vrouwen een islamitisch huwelijk (nikah) gesloten in de moskee, zonder hieraan voorafgaand een burgerlijk huwelijk te sluiten. Hiermee heeft eiser de imam in een kwetsbare (mogelijk strafrechtelijke) positie gebracht. Daarnaast heeft eiser heimelijk naaktfoto’s van zijn ex-partner gemaakt. Het handelen van eiser binnen zijn privérelaties heeft geleid tot aangiftes door zijn ex-partners en tot een strafrechtelijk onderzoek. Het handelen van eiser heeft tot imagoschade voor de politieorganisatie geleid.
8. Daarnaast stelt de korpschef dat eiser op meerdere momenten onvoldoende transparant is geweest naar zijn leidinggevende. Zo heeft eiser op 22 oktober 2022 bij zijn teamchef melding gemaakt van het feit dat hij op Facebook en/of een datingsite belachelijk werd gemaakt, vermoedelijk door zijn ex-partner. Vervolgens hebben twee rechercheurs een zogenaamd stopgesprek gevoerd met deze ex-partner. Nadien is gebleken dat eiser geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over de context rond de relatie met deze ex-partner en zijn privé keuzes daarin. Verder zijn op de telefoon van eiser twee geluidsopnames van gesprekken met een voormalige teamchef en een collega van eiser aangetroffen. Uit navraag is gebleken dat eiser deze gesprekken heimelijk en zonder toestemming heeft opgenomen.
9. Verder is volgens de korpschef bij eiser sprake geweest van ongeoorloofd werkverzuim. Gelet op de omvang en frequentie van het aantal privé berichten in de periode van 10 april 2022 tot en met 18 oktober 2022 op Whatsapp is aannemelijk dat eiser de hem opgedragen werkzaamheden op meerdere momenten en voor langere tijd niet volledig en zorgvuldig heeft kunnen verrichten. Op zes werkdagen heeft eiser 100 of meer chatberichten gewisseld, op 30 werkdagen tussen de 50 en 99, op 29 werkdagen tussen de 20 en 49 chatberichten en op 31 werkdagen heeft eiser minder dan 20 chatberichten gewisseld. Eiser is hierover onvoldoende transparant geweest in zijn BVCM-verantwoording en heeft daarmee het in hem gestelde vertrouwen geschonden.
10. De korpschef maakt zich, gelet op de aan eiser verweten gedragingen, zorgen over de omgangsvormen van eiser. Eiser heeft in de rol van wijkagent, waarin hij solistisch werkt, zijn voorbeeldfunctie (zowel intern als extern) beschaamd. Eiser lijkt niet te beseffen aan welke omgangsvormen hij als politieambtenaar, zowel op het werk als privé, dient te voldoen en welke gevolgen dit heeft op zijn functioneren en de onderlinge verhoudingen. Daarom bestaat, in het belang van de dienst, aanleiding eiser voor de duur van twee jaar te ontheffen uit zijn functie van wijkagent. Gelijktijdig zal eiser voor de duur van twee effectieve jaren (periodes van langdurige afwezigheid tellen niet mee) worden geplaatst bij het [afdeling] van District Zuid, waarin eiser werkzaamheden zal gaan vervullen behorend bij de functie van Senior GGP (schaal 8). Formeel houdt eiser zijn huidige functie, rang en salaris.

Het standpunt van eiser

11. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. De rechtbank beoordeelt aan de hand van wat eiser heeft aangevoerd (de beroepsgronden) of de korpschef in bezwaar het voorwaardelijk strafontslag en de tijdelijke overplaatsing terecht in stand heeft gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

Het voorwaardelijk strafontslag

Onzorgvuldig onderzoek en vooringenomenheid

12. Eiser voert aan dat het onderzoek door de afdeling Veiligheid Integriteit en Klachten (VIK) niet zorgvuldig is geweest. Tijdens een hoorgesprek werd eiser niet bijgestaan door zijn belangenbehartiger, terwijl de korpschef wist dat eiser een belangenbehartiger had. Het feit dat de hoormedewerker het gesprek heeft laten doorgaan zonder de aanwezigheid van de belangenbehartiger geeft ook blijk van vooringenomenheid.
13. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt aan de hand van de gedingstukken vast dat eiser meerdere keren door een medewerker van VIK is gehoord in het bijzijn van zijn toenmalige gemachtigde, mr. Van der Steeg. Dit is alleen op één moment niet het geval geweest, namelijk op 17 mei 2023 in de ochtend. Mr. Van der Steeg was toen verhinderd en om die reden is het gesprek auditief vastgelegd. Niet is gebleken dat eiser er toen niet mee akkoord was dat hij tijdens het hoorgesprek zonder de aanwezigheid van mr. Van der Steeg werd gehoord. Uit het voorgaande volgt ook dat niet is gebleken van vooringenomenheid van de hoormedewerker.
Plichtsverzuim
14. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding geeft is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) noodzakelijk dat op basis van beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. [2]
Aangaan meerdere privérelaties en het heimelijk maken van naaktfoto’s
15. Eiser voert aan dat een nikah vooral cultureel van aard is. Het is niet een echt huwelijk, maar meer een soort trouwbelofte die vooraf kan gaan aan een burgerlijk huwelijk. Zijn ex-partners wilden met name een nikah vanwege een bruidsschat. Daarbij stelt eiser dat de tweede nikah niet binnen een maand na de eerste is aangegaan, maar zes weken later. Eiser betwist dat hij de imam in een kwetsbare positie heeft gebracht en dat sprake is van plichtsverzuim.
16. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat eiser twee keer in korte tijd een nikah met verschillende vrouwen is aangegaan, zonder dat deze vrouwen dit van elkaar wisten. Ook was er een overlap in tijd van de nikah’s. De plechtigheid voor de nikah heeft beide keren plaatsgevonden ten overstaan van een imam met twee getuigen. Daarbij heeft eiser het zelf in diverse stukken over een islamitisch huwelijk. [3] Eiser had als politieambtenaar behoren te weten dat het sluiten van een religieus huwelijk voorafgaand aan een burgerlijk huwelijk niet is toegestaan volgens de Nederlandse wet. [4] Een bediener van een godsdienst kan een geldboete opgelegd krijgen indien hieraan niet wordt voldaan. [5] De rechtbank is het daarom met de korpschef eens dat eiser de imam in een kwetsbare (mogelijk strafrechtelijke) situatie heeft gebracht. De korpschef heeft de gedraging terecht als plichtsverzuim aangemerkt.
17. Eiser voert verder aan dat het heimelijk maken van naaktfoto’s van zijn ex-partner over en weer gebeurde en dat het als grap was bedoeld. Bovendien gaat het hier om een gedraging in de privésfeer. De korpschef heeft deze gedraging ten onrechte als plichtsverzuim aangemerkt.
18. Dit betoog slaagt niet. Het heimelijk maken van naaktfoto’s, zonder instemming, heeft de korpschef terecht aangemerkt als een schending van de privacy van de ex-partner. Dat geldt ook voor het delen van een heimelijk gemaakte (deels ontblote) foto van de ex-partner met een derde. Dit sluit, zoals de korpschef terecht aanvoert, niet aan bij de integriteit die van een politieambtenaar, ook in privétijd, verwacht mag worden. De korpschef heeft deze gedraging terecht als plichtsverzuim aangemerkt. Dat zoals eiser stelt het als grap was bedoeld doet daar niet aan af.
19. Voor zover het gaat om de aangiftes die ex-partners tegen hem hebben gedaan voert eiser aan dat dit valse aangiftes waren. De korpschef heeft hem echter belet om tijdig (tegen)aangifte te doen. Volgens eiser had een (tegen)aangifte snel helderheid kunnen scheppen en imagoschade voor de politie kunnen voorkomen. Eiser had een idee wie verantwoordelijk was voor de aangiftes, maar wist dit niet zeker. Doordat de korpschef hier niet tijdig duidelijkheid over heeft gegeven kon eiser niet op tijd (tegen)aangifte doen. Volgens eiser mag de korpschef hem daarom niet tegenwerpen dat het aangaan van meerdere privérelaties heeft geleid tot aangiftes en daarmee tot imagoschade van de politie.
20. Vaststaat dat eiser meerdere privérelaties is aangegaan en dat de manier waarop deze zijn verlopen heeft geleid tot aangiftes van zijn ex-partners en een strafrechtelijk onderzoek. Eiser heeft niet weersproken dat hij al in oktober 2022 op de hoogte was van zaken die over hem op het internet werden gezegd. Hij heeft toen zelf het vermoeden uitgesproken dat dit van een ex-partner afkomstig was. Naar aanleiding hiervan heeft een stopgesprek met deze ex-partner plaatsgevonden. Eiser heeft verder niet weersproken dat hij een afspraak op 6 april 2023 om een (tegen)aangifte op te nemen heeft afgezegd, met als reden dat hij nog met zijn advocaat wilde overleggen. Vervolgens heeft de korpschef tot eind november 2023 niets meer vernomen over een (tegen)aangifte. Uiteindelijk is voor 24 januari 2024 een afspraak gemaakt om een (tegen)aangifte op te nemen. Niet is gebleken dat de korpschef eiser heeft belet tijdig (tegen)aangifte te doen tegen zijn ex-partners. Het betoog van eiser slaagt daarom niet.
Onvoldoende transparant
21. Eiser voert aan dat hij in oktober 2022 alles aan zijn leidinggevende heeft meegedeeld wat hij wist en waarvan hij dacht dat het op dat moment relevant was. Eiser betwist daarom dat hij onvoldoende transparant is geweest. Verder voert eiser aan dat het is toegestaan een gesprek met een collega op te nemen als je er zelf bij bent. Eiser vond het nodig het gesprek op te nemen om te kunnen bewijzen dat bepaalde dingen gezegd zijn en om informatie terug te kunnen luisteren. Eiser betwist dat sprake is van plichtsverzuim.
22. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank overweegt dat eiser in oktober 2022 zijn leidinggevende heeft geïnformeerd over het oplichtersprofiel dat van hem was gemaakt op muslima.com. De leidinggevende heeft naar aanleiding hiervan direct actie ondernomen, er zijn toen twee rechercheurs naar het adres van eisers ex-partner gegaan om een zogeheten stopgesprek te voeren. Van belang hierbij is dat eiser enkel heeft meegedeeld dat hij op internet belachelijk werd gemaakt. Eiser heeft de context niet verduidelijkt aan zijn leidinggevende en zijn eigen aandeel in de problemen met zijn ex-partner(s) niet benoemd. Terecht stelt de korpschef zich op het standpunt dat eiser onvoldoende transparant is geweest naar zijn leidinggevende.
Als het gaat over het heimelijk maken van geluidsopnames met collega’s is de rechtbank het met de korpschef eens dat die gedraging niet past in een ambtelijke verhouding en dat die gedraging de relatie tussen collega’s kan schaden. [6] De rechtbank concludeert dat de korpschef ook op dit punt terecht plichtsverzuim heeft aangenomen.
Ongeoorloofd werkverzuim
23. Eiser voert aan dat geen sprake is geweest van ongeoorloofd werkverzuim. Hij heeft altijd zijn geplande werkuren per dienst daadwerkelijk gewerkt. Voor zover dat wegens zorg voor zijn zoon niet mogelijk was heeft eiser de uren na beëindiging van zijn geplande dienst ingehaald.
24. Dit betoog slaagt niet. Op basis van het aantal berichten dat is verzonden (zie overweging 9) is de rechtbank het met de korpschef eens dat het hierdoor niet aannemelijk is dat eiser alle door hem geregistreerde uren daadwerkelijk heeft gewerkt. Dat eiser uren na beëindiging van de geplande dienst heeft ingehaald heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Ook deze gedraging heeft de korpschef terecht aangemerkt als plichtsverzuim.
25. Uit de overwegingen 15 tot en met 24 volgt dat de korpschef de aan eiser verweten gedragingen terecht heeft aangemerkt als plichtsverzuim.
Toerekenbaarheid
26. Eiser voert aan dat hij vader is van een zoon met medische beperkingen. Zijn zoon heeft extra zorg nodig en dit zorgt voor spanning bij eiser. De afgelopen periode is eisers fysieke en psychische gezondheid achteruit gegaan. Voor bepaalde klachten is hij behandeld en voor andere doorverwezen naar een behandelcentrum. Dit alles heeft zijn weerslag op eiser.
27. Voor zover eiser hiermee wil zeggen dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend, slaagt het betoog niet. De vraag of het plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Voor de toerekenbaarheid is niet van doorslaggevende betekenis of het gedrag psychopathologisch verklaarbaar is, maar of eiser de ontoelaatbaarheid van dat gedrag heeft ingezien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. [7] Eiser heeft weliswaar te maken gehad met moeilijke privéomstandigheden, die van invloed zijn geweest op zijn fysieke en psychische gezondheidstoestand, maar hieruit volgt niet dat hij de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag niet heeft kunnen inzien. Terecht stelt de korpschef zich op het standpunt dat het plichtsverzuim eiser is toe te rekenen. Dat betekent dat de korpschef bevoegd was om een disciplinaire straf op te leggen.
Evenredigheid voorwaardelijk strafontslag
28. Eiser voert, naar de rechtbank begrijpt, aan dat de proeftijd van de disciplinaire straf is gekoppeld aan een effectief gewerkte termijn van twee jaar. Omdat eiser ziek is en niet werkt leidt het voorwaardelijk strafontslag tot onevenredige gevolgen.
29. De korpschef heeft in het verweerschrift verduidelijkt dat de proeftijd van het voorwaardelijk strafontslag onmiddellijk na uitreiking van het primaire besluit is ingegaan. Het is dus niet zo dat die proeftijd pas gaat lopen als eiser weer aan het werk is. In zoverre is niet gebleken dat het voorwaardelijk strafontslag met een proeftijd van twee jaar leidt tot onevenredige gevolgen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag, gezien de ernst en aard van de verweten gedragingen, de betekenis hiervan voor het functioneren van eiser als wijkagent en de terecht door de korpschef gestelde hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid aan een politieambtenaar, niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. Van belang daarbij is ook dat het voorwaardelijk element maakt dat eiser een verbeterkans gegund wordt en dat hij alsnog de mogelijkheid krijgt zich te bewijzen.

De tijdelijke overplaatsing

30. Eiser voert aan dat de korpschef hem ten onrechte heeft overgeplaatst. Eiser wordt ontheven uit zijn functie van wijkagent, terwijl nog niet duidelijk is welke werkzaamheden hem worden opgedragen. Daarnaast stelt eiser dat in strijd met het rechtspositiereglement sprake is van demotie, omdat hij inmiddels minder betaald krijgt. Ook is eiser het niet eens met de periode van de overplaatsing. Eiser is nu ziek. De overplaatsing gaat pas in na de re-integratie waardoor deze onevenredig lang kan duren. Verder vindt eiser de afstand van de nieuwe tijdelijke werkplek tot zijn woning te ver.
31. De rechtbank stelt allereerst vast dat, zoals de korpschef op de zitting (nogmaals) duidelijk heeft gemaakt aan eiser, geen sprake is van een formele wijziging van functie, rang of salaris. Het loon is niet volledig uitbetaald vanwege de ziekte van eiser en dit houdt dus geen verband met de overplaatsing. De overplaatsing betreft, zo heeft de korpschef toegelicht, een beheersmaatregel en geen straf. Dat er een afstand is van 29,4 kilometer tussen de oude en de nieuwe werkplek betekent naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet dat de reistijd hiermee te lang is. De maximale reistijd bedraagt namelijk 1,5 uur voor een enkele reis en 3 uur voor een retourreis. [8] Het blijkt niet dat eisers reistijd dit tijdsbeslag zal overschrijden. Wat betreft eisers stelling ter zitting dat hij heeft vernomen dat het CUBT wordt opgeheven, heeft de korpschef toegelicht dat eiser de beoogde werkzaamheden nog steeds kan uitvoeren en dat de werkzaamheden van het CUBT zullen worden verdeeld over de basisteams. Ook in dat geval is niet gebleken dat eisers reistijd voornoemd tijdsbeslag zal overschrijden. Tijdens de zitting heeft de korpschef verder toegelicht dat de overplaatsing niet per definitie effectief twee jaar hoeft te duren. De korpschef hecht er, zo heeft hij op de zitting gezegd, belang aan dat eiser daadwerkelijk in de andere functie gewerkt heeft. De korpschef wil namelijk zicht hebben op eisers ontwikkeling en of hij blijk geeft van ethisch bewustzijn. Gelet op deze toelichting is de overplaatsing naar het oordeel van de rechtbank passend en niet onevenredig. De beroepsgrond slaagt niet.
Strijd met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur
32. Eiser heeft tot slot aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
33. De rechtbank stelt vast dat wat eiser in dit kader heeft aangevoerd deels samenvalt met zijn beroepsgronden zoals die hiervoor zijn besproken. Voor het overige is wat eiser aanvoert zeer algemeen gesteld en niet nader onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

34. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Bij deze uitkomst is geen plaats voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzitter, mr. A. Skerka en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Per e-mail verzonden op 14 mei 2024.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2740 r.o. 4.1.
3.Zie bijvoorbeeld eisers aangifte bovenaan pagina 118 van het procesdossier.
4.Artikel 1:33 Burgerlijk Wetboek.
5.Artikel 449, eerste lid, Wetboek van Strafrecht.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2518 r.o. 3.2.7.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY1276 r.o. 4.3.
8.Artikel 64, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en de uitspraak van de CRvB van 30 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3530 r.o. 4.3.2.