Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat deze procedure over?
3.De nadere toelichting bij akte
4.De nadere beoordeling door de kantonrechter
€ 135,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 30 april 2025 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser], die als advocaat optrad, vorderde betaling van onbetaalde facturen door [gedaagde]. De procedure volgde op een tussenvonnis van 18 december 2024, waarin de kantonrechter aangaf dat hij niet over alle noodzakelijke gegevens beschikte om de vordering te beoordelen. In de akte die [eiser] indiende, werden aanvullende gegevens verstrekt, waaronder informatie over de overeenkomst tussen partijen en de voorwaarden waaronder rechtsbijstand werd verleend.
De kantonrechter oordeelde dat de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek van toepassing waren en dat [eiser] deze had nageleefd. De rechter concludeerde dat er geen ambtshalve toetsing van de bedongen kosten nodig was, omdat partijen over de prijs hadden onderhandeld. De gevorderde hoofdsom werd toegewezen, maar de vorderingen voor buitengerechtelijke incassokosten en rente werden afgewezen. De kantonrechter stelde vast dat de gevorderde rente onredelijk bezwarend was en vernietigde het beding dat deze rente regelde.
Uiteindelijk werd [gedaagde] grotendeels in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen en de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving moesten worden voldaan, en dat bij niet-naleving ook de kosten van betekening voor rekening van [gedaagde] zouden komen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.