ECLI:NL:RBMNE:2025:2966

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
UTR 24/1827
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningurgentie op medische gronden door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring voor het verkrijgen van een woning op medische gronden. Eiseres, die lijdt aan psychische problematiek en een angststoornis heeft ontwikkeld door intimidatie door haar buurman, is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden die eiseres aanvoert. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. De medisch adviseur van Argonaut heeft in een rapport geconcludeerd dat er onvoldoende objectieve medische onderbouwing is voor de problemen die eiseres ervaart, waardoor de aanvraag niet kan worden toegewezen. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar situatie een onhoudbare woonsituatie vormt die urgentie rechtvaardigt. De rechtbank oordeelt dat het college zich op het medische advies van Argonaut mocht baseren en dat er geen reden is om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank wijst het beroep van eiseres ongegrond en concludeert dat er geen gebrekkige motivering of tekortschietend onderzoek is geweest. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1827

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigde: K. van Stokkum).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring voor het verkrijgen van een woning. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag van eiseres kon afwijzen
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor het verkrijgen van een woning. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 3 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
5. Partijen hebben de rechtbank laten weten dat zij het niet nodig vinden om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarom besloten om de zaak niet op zitting te behandelen. [1] De rechtbank sluit het onderzoek en doet uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6. Eiseres heeft op 25 november 2022 een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden. Eiseres heeft namelijk last van psychische problematiek, zij wordt al vier jaar geïntimideerd door de buurman. Hierdoor heeft eiseres een angststoornis ontwikkeld. Om weer balans te vinden in haar leven heeft zij een veilige, gezonde en stabiele leefomgeving nodig.
7. De medisch adviseur van Argonaut heeft in opdracht van het college een onderzoek gedaan. Hij komt in het rapport van 1 augustus 2023 (eerste rapport) tot de conclusie dat er onvoldoende medische objectieve onderbouwing is van de problemen die eiseres ervaart om te kunnen stellen dat sprake is van een ernstige bedreiging van de gezondheid in relatie tot de woning.
8. Het college heeft gelet op het rapport van Argonaut de aanvraag van eiseres afgewezen. Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft de adviserend arts [A] van Argonaut een aanvullend rapport opgesteld (tweede rapport). Daarin is opgenomen dat de medische gegevens die worden genoemd in het rapport van 1 augustus 2023 zijn gebaseerd op informatie van de huisarts. De medische situatie van eiseres blijft onduidelijk volgens Argonaut. In het bestreden besluit heeft het college het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen en het bezwaar ongegrond verklaard.
Medisch advies
9. Artikel 32, eerste lid en onder a van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2023 gemeente Nieuwegein bepaalt dat urgentie op medische gronden uitsluitend wordt verleend aan een ingezetene die in een om medische redenen onhoudbare woonsituatie verkeert. Uit het tweede lid volgt dat medische redenen ook van psychische aard kunnen zijn. De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel aan de aanvrager, in dit geval dus eiseres, is om aannemelijk te maken dat sprake is van dergelijke medische redenen.
10. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag. Zij voert aan dat wel sprake is van medische redenen voor het verlenen van urgentie. Eiseres heeft een angststoornis ontwikkeld vanwege het conflict met haar buurman. Dit kan alleen worden opgelost als zij verhuist naar een andere woning. Het college had een psycholoog moeten inschakelen, en niet alleen een medisch adviseur van Argonaut om de situatie te onderzoeken.
11. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de eerste als de tweede rapportage van Argonaut door tussenkomst van een arts tot stand is gekomen en dat uit die rapporten volgt dat er geen of onvoldoende objectieve onderbouwing bestaat voor de medische redenen die leiden tot een onhoudbare woonsituatie. Daarmee is het bestreden besluit volgens het college voldoende gemotiveerd.
12. Uit vaste rechtspraak volgt dat het bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige een medisch advies is uitgebracht, dit advies mag betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, indien het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Het college moet zich ervan vergewissen of het advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Dat betekent dat er bijvoorbeeld geen tegenstrijdigheden in het advies mogen staan en dat de conclusies van het advies logisch volgen op wat er daarvoor is vastgesteld. Het is aan eiseres om met argumenten aan te geven waarom de inhoud van een advies onjuist is of waarom er iets anders mis mee is. Dit kan zij onderbouwen met stukken en eventueel met een advies van een andere deskundige (een contra-expertise).
13. In het eerste rapport van 1 augustus 2023 heeft [B] , paramedisch adviseur, het volgende geconcludeerd:
(…)
Conclusie
Betrokkene is een vrouw van 35 jaar, bekend met psychische klachten.
Advies:
Al met al is er onvoldoende medisch objectieve onderbouwing van de problemen die mevrouw ervaart om te kunnen stellen dat er sprake is van een ernstige bedreiging van de gezondheid in relatie tot de woning. Bovendien zijn er geen initiatieven ontplooit om te zoeken naar verbetering van de genoemde situaties. Ook niet met hulp van derden.
(…)
14. In het tweede rapport, met onbekende datum, heeft [A] , arts Maatschappij & Gezondheid, het volgende opgenomen:
(…)
Onderzoeksbevindingen
Er is sprake van een behoefte tot meer gedetailleerde informatie (bezwaar) op welke medische documentatie het advies van 1-8-2023 is betreffende een urgentiebeoordeling is gegrond. Dit is een terechte vraag en het niet aangeven hiervan beschouw ik als een omissie. Wegens het niet in behandeling zijn van mevrouw en een eenmalig behandelcontact van ca. 5 jaar geleden, is informatie opgevraagd bij de huisarts.
De huisarts spreekt van een angst- en paniekstoornis bij een mevrouw met ontwijkende persoonlijkheidstrekken. Er is geen officiële GGZ diagnose. Een outreach-team poging tot het contact krijgen liep op niets uit. Er is op zich geen contra-indicatie op voorhand voor verdere GGZbehandeling.

Afweging

Al met al blijft haar situatie onduidelijk. Er zijn geen meldingen van overlast; er is geen diagnostische en behandeldocumentatie door een specialist etc.. Er zijn wel pogingen gedaan om meer inzicht in de problematiek te krijgen door gespecialiseerde derden echter zonder resultaat.
Aangezien de ernst van de problematiek in belangrijke mate wordt medebepaald door bovenstaande zaken is hierdoor verdere onderbouwing niet gelukt. Ook het gesprek dat mevrouw had met een in de GGZ opgeleide verpleegkundige had niet de overdracht van informatie van waaruit de ernst binnen het kader van een urgentiebeoordeling groot was.
Mevrouw kampt al geruime tijd met de problematiek van overlast. Een opname door hyperventilatie op de EHBO geeft extra reden om dit verder te laten behandeling. Er is geen reden om aan te nemen dat behandeling niet nuttig is en zonder resultaat zal blijven.
(…)
15. De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het medische advies van Argonaut mocht baseren. Niet is gebleken dat sprake was van een onzorgvuldig onderzoek of dat de situatie van eiseres niet is beoordeeld door een arts. Uit de twee rapporten volgt dat de medische situatie van eiseres is beoordeeld door een indicatieadviseur en een keuringsarts van Argonaut aan de hand opgevraagde informatie van de huisarts van eiseres. Anders dan eiseres lijkt aan te voeren, is het niet aan Argonaut en/of het college om de psychische stoornis die eiseres zegt te hebben, vast te stellen. Het is in eerste instantie aan eiseres om aannemelijk te maken dat sprake was van een angststoornis én dat die een onhoudbare woonsituatie veroorzaakt. Daarin is eiseres volgens Argononaut en het college niet geslaagd en de rechtbank kan die conclusie volgen.
15. In de bezwaarprocedure heeft eiseres nog een brief van de huisarts van 23 november 2023 overgelegd. De rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit niet volgt dat dit stuk is betrokken bij de bezwaarprocedure. Het college heeft zich hierover in de beroepsprocedure op het standpunt gesteld dat dit stuk geen reden is om urgentie op medische gronden te verlenen. Uit dit stuk van de huisarts volgt namelijk dat het niet ondenkbaar is dat in een andere woonomgeving gelijkwaardige klachten ontwikkelen. Deze brief heeft het college daarom niet als reden hoeven zien om toch urgentie te verlenen. Verder heeft eiseres geen nieuwe informatie overgelegd die een ander licht werp op de situatie. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres dat een psycholoog ingeschakeld had moeten worden niet. Het had juist op de weg van eiseres gelegen om die zelf in te schakelen.
Hardheidsclausule
17. Daarnaast voert eiseres aan dat zij van mening is dat de hardheidclausule wel toegepast moet worden. De huidige woonomgeving is schadelijk voor eiseres haar psychische gesteldheid en leidt tot escalatie van haar medische situatie.
18. Het college stelt zich over de hardheidsclausule op het standpunt dat onvoldoende is onderbouwd waarom sprake is van een uitzonderlijke situatie die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigt.
19. De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor urgentie op grond van de hardheidsclausule. De urgentieregeling is een uitzondering op de woonruimte-verdeelsystematiek van de Huisvestingsverordening en daarop geldt de hardheidsclausule als uitzondering. Voor toepassing is slechts ruimte in zeer uitzonderlijke noodsituaties, waarbij gedacht moet worden aan levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situaties. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij in een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie verkeert.
Huisvestingsverordening in strijd met wet- en regelgeving
20. Eiseres stelt verder dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet, de bedoelingen van de wetgever, het evenredigheidsbeginsel en artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit standpunt is door (het kantoor van) de gemachtigde van eiseres al in heel veel zaken ingenomen en deze rechtbank, andere rechtbanken én de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben geoordeeld dat dit standpunt niet wordt gevolgd. [2] Deze grond van eiseres slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

21. De conclusie is dat de aanvraag op goede gronden is afgewezen. Er is geen sprake van gebrekkige motivering of tekortschietend onderzoek. Het beroep is ongegrond.
22. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Zie onder meer: uitspraken van deze rechtbank van 8 oktober 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:4789, van 15 februari 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:532, van 19 augustus 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3394 en van 24 februari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:776; uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:2260, van 31 maart 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:2361, van 3 oktober 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:8316 en van 13 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:143; uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4898, van 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6198 en van 20 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6976; uitspraken van de rechtbank Noord-Holland van 4 augustus 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:7135 en van 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:10432; uitspraken van de rechtbank Den Haag van 4 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3481, van 16 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1045, en van 7 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11598; en de uitspraken van de Afdeling van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:93 en van 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:412.