In deze zaak heeft eiseres, in haar hoedanigheid als bewindvoerder, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering en mentorschap op basis van de Participatiewet. De Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug heeft deze aanvraag aanvankelijk goedgekeurd, maar later herroepen, wat heeft geleid tot beroep door eiseres. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 26 mei 2025, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres betoogde dat de berekening van haar draagkracht onjuist was, omdat er geen rekening was gehouden met extra kosten voor televisie en internet, en dat zij onvoldoende middelen had voor haar levensonderhoud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagkracht van eiseres correct was berekend en dat de kosten voor televisie en internet als minimale kosten konden worden gedekt door haar zak- en leefgeld. De rechtbank oordeelde dat de Regionale Dienst Werk en Inkomen ten onrechte geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase had toegekend. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.294,- voor de bezwaarfase en € 1.814,- voor de beroepsfase, met een totaal van € 3.108,- aan proceskosten die aan eiseres moeten worden vergoed. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet worden vergoed.