ECLI:NL:RBMNE:2025:3285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/6191
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering en mentorschap

In deze zaak heeft eiseres, in haar hoedanigheid als bewindvoerder, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering en mentorschap op basis van de Participatiewet. De Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug heeft deze aanvraag aanvankelijk goedgekeurd, maar later herroepen, wat heeft geleid tot beroep door eiseres. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 26 mei 2025, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres betoogde dat de berekening van haar draagkracht onjuist was, omdat er geen rekening was gehouden met extra kosten voor televisie en internet, en dat zij onvoldoende middelen had voor haar levensonderhoud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagkracht van eiseres correct was berekend en dat de kosten voor televisie en internet als minimale kosten konden worden gedekt door haar zak- en leefgeld. De rechtbank oordeelde dat de Regionale Dienst Werk en Inkomen ten onrechte geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase had toegekend. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.294,- voor de bezwaarfase en € 1.814,- voor de beroepsfase, met een totaal van € 3.108,- aan proceskosten die aan eiseres moeten worden vergoed. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6191

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2025 in de zaak tussen

[bewindvoerder], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: F. Elidrissi),
en

Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, verweerder

(gemachtigde: A.C. Hoogendoorn).

Inleiding

1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering en mentorschap op grond van de Participatiewet (Pw). Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 26 maart 2024 toegekend waarbij rekening is gehouden is met de draagkracht van eiseres. Aan eiseres is een bedrag van € 153,77 toegekend aan bijzondere bijstand voor de kosten eenmalige intake bewindvoering en mentorschap. Tevens is bijzondere bijstand voor de periodieke kosten van bewind en mentorschap toegekend.
2. Met het besluit van 27 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het primaire besluit herroepen. Verweerder heeft de draagkracht opnieuw berekend en hierdoor heeft eiseres recht op een bedrag van € 620,39 aan bijzondere bijstand voor de kosten eenmalige intake bewindvoering en mentorschap.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres (op eigen verzoek via MS Teams) en de gemachtigde van verweerder.

Standpunt partijen

5. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan eiseres een bedrag van € 620,39 toegekend aan bijzondere bijstand voor de kosten eenmalige intake bewindvoering en mentorschap. Tevens is bijzondere bijstand voor de periodieke kosten van bewind en mentorschap toegekend. Hierbij heeft verweerder de draagkracht van eiseres per december 2023 vastgesteld op een bedrag van € 711,48 per jaar. Volgens verweerder bestaat geen recht op een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.
6. Eiseres voert in beroep aan dat bij de berekening van de draagkracht ten onrechte geen rekening is gehouden met extra kosten van televisie en internet. Daarnaast is door verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor haar levensonderhoud. Eiseres ontvangt een bedrag van € 170,- per maand aan voedingsgeld. Dit is veel minder dan het Nibud-normbedrag van € 281,- per maand. Tot slot voert eiseres aan dat de gevraagde proceskostenvergoeding in bezwaar ten onrechte is afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

Berekening draagkracht
7. In geschil is of verweerder de draagkracht op de juiste wijze heeft berekend door geen rekening te houden met de kosten die eiseres maakt voor tv, internet en boodschappen.
8. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw moet eerst worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet worden beoordeeld of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft de bijstandverlenende instantie een zekere beoordelingsruimte.
9. Deze beoordelingsruimte houdt in dat de bijstandverlenende instantie vrij is te bepalen met welk deel van het in aanmerking te nemen inkomen boven bijstandsniveau rekening wordt gehouden en over welke periode de draagkracht in aanmerking wordt genomen. Bij de vaststelling van de draagkracht kunnen geen middelen worden betrokken die buiten het wettelijk inkomensbegrip als bedoeld in artikel 31 van de Pw vallen [1] .
10. In artikel 6, zesde lid, van de Beleidsregel RDWI 2021 [2] staat dat bij het vaststellen van de draagkracht het inkomen verminderd wordt wanneer er sprake is van buitengewone uitgaven. Er kan slechts van buitengewone uitgaven sprake zijn voor zover voor die uitgaven geen tegemoetkoming wordt verstrekt.
Over de kosten voor boodschappen (levensonderhoud)
11. Eiseres is vanaf 20 juni 2018 in zorg bij [instelling] . Zij woont in [woonplaats] met vijf medebewoners in twee woonhuizen. Uit de folder ‘Wie betaalt wat?’ van [instelling] blijkt dat [instelling] zorgt voor drie maaltijden per dag en voldoende drinken (zoals koffie, thee en frisdrank), fruit en tussendoortjes en dat [instelling] dit betaalt. Een andere mogelijkheid is om van [instelling] een vast bedrag per dag voor voeding te ontvangen. Dan regelt de bewoner alles zelf (boodschappen doen en koken). De begeleider van eiseres heeft verklaard dat eiseres wekelijks een voedingsbudget ontvangt vanuit [instelling] . Hiervan doet zij zelf boodschappen voor de avond en eet zij ’s avonds zelfstandig. Ontbijt en lunch eet zij regelmatig op de groep/werk mee. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in de dagelijkse voedingsbehoefte van eiseres wordt voorzien door [instelling] . Eiseres heeft niet aangetoond dat zij haar levensonderhoud niet kan bekostigen. De verwijzing naar het Nibud-normbedrag slaagt niet omdat eiseres in een instelling woont. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat er geen bedrag voor levensonderhoud op de draagkracht in mindering hoeft te worden gebracht.
Over de kosten van televisie en internet
12. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de bezwaarfase desgevraagd heeft verklaard dat televisiekabel in de instelling aanwezig is en dat de bewoner geen eigen abonnement hoeft te regelen. Eiseres heeft hierbij niet vermeld dat zij nog extra kosten maakt. In het bestreden besluit heeft verweerder zich daarom op het standpunt gesteld dat eiseres hiervoor geen eigen abonnement hoeft te regelen omdat dit aanwezig is en dat daarom geen sprake is van buitengewone kosten. In beroep heeft eiseres gesteld dat zij extra kosten maakt voor televisie en internet van € 25,02 per maand. De rechtbank is van oordeel dat de aftrekpost zak- en kleedgeld ook betrekking heeft op kosten voor telefoon en kabel [3] . Verweerder heeft zich daarom in het verweerschrift en ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat de kosten voor televisie en internet minimale kosten betreffen die uit de norm zak- en leefgeld kunnen worden voldaan. Deze kosten hoeven daarom niet door verweerder op de draagkracht in mindering te worden gebracht.
Over de proceskostenvergoeding in bezwaar
13. De kosten voor verleende rechtsbijstand komen volgens artikel 8:75 van de Awb [4] en artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb [5] alleen voor vergoeding in aanmerking als die rechtsbijstand door een derde beroepsmatig is verleend. Van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is sprake als het verlenen van rechtsbijstand voor de rechtsbijstandverlener een vast onderdeel van een duurzame, op het vergaren van inkomen gerichte, taakuitoefening vormt [6] .
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het verweerschrift heeft erkend dat de in beroep aangeleverde informatie recht geeft op een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij niet bereid is om de proceskosten voor de beroepsfase te betalen omdat eerst in beroep de gevraagde informatie is verstrekt.
15. De rechtbank is van oordeel dat uit het bezwaarschrift blijkt dat de gemachtigde van eiseres een juridisch adviesbureau heeft welke staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Verder heeft de gemachtigde van eiseres in de bezwaarfase desgevraagd verklaard dat hij als juridisch adviseur werkzaam is. Uit raadpleging van openbare bronnen, zoals www.rechtspraak.nl, blijkt dat de gemachtigde van eiseres al vele jaren regelmatig als gemachtigde optreedt in bestuursrechtelijke juridische procedures. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat reeds in de bezwaarfase voor verweerder aannemelijk had kunnen zijn dat sprake was van beroepsmatige verleende rechtsbijstand. Verweerder heeft daarom in het bestreden besluit ten onrechte geen proceskosten voor de bezwaarfase toegekend.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:15 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar is afgewezen. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en stelt de vergoeding van de proceskosten in bezwaar vast op € 1.294,- (1 punt voor het indienen van het bezwaar en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 647,-).
17. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten in beroep. Voor de beroepsfase wordt de vergoeding vastgesteld op een bedrag van € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-)

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 27 augustus 2024 voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar is afgewezen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van (totaal) € 3.108,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 april 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:939).
2.Beleidsregel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug houdende regels omtrent de Bijzondere Bijstand (Beleidsregel bijzondere bijstand RDWI 2021).
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 22 januari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:131).
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Besluit proceskosten bestuursrecht.
6.Zie de uitspraak van de CRvB van 3 juni 2025 (ECLI:NL:CRVB:2025:825).