ECLI:NL:RBMNE:2025:3337

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
24/4699
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de WIA-uitkering met betrekking tot de herbeoordeling door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 mei 2025 een tussenuitspraak gedaan over de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die sinds 2007 werkzaam was bij haar (ex-)werkgever. Eiseres is op 23 maart 2020 uitgevallen en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering van het Uwv, die per 21 maart 2024 zou eindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er twee data in geding zijn: 9 november 2022, de datum van het herbeoordelingsverzoek door de (ex-)werkgever, en 21 maart 2024, de datum waarop de uitkering is beëindigd. Eiseres heeft aangevoerd dat haar gezondheid in deze periode is verslechterd en dat de medische beoordeling door het Uwv onjuist is. De rechtbank heeft twijfels over de medische beoordeling en heeft besloten een onafhankelijke deskundige te benoemen om de situatie verder te onderzoeken. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres geen beëindigingsbrief heeft ontvangen, wat haar mogelijkheden om bezwaar te maken heeft beperkt. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4699-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Heijnen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [ex werkgever] B.V. ((ex-)werkgever)
(gemachtigde: mr. C.A. van der Steen).

Inleiding

1. Eiseres heeft vanaf 2007 gewerkt bij (ex-)werkgever, laatstelijk als verkoop medewerker voor gemiddeld 23,91 uur per week. Zij is op 23 maart 2020 uitgevallen voor haar werkzaamheden. Het Uwv heeft aan eiseres per einde wachttijd, vanaf 21 maart 2022, een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend in de vorm van een loongerelateerde WGA-uitkering tot en met 20 maart 2024, gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid.
2. Op 9 november 2022 heeft (ex-)werkgever een herbeoordeling van de WIA-aanspraken van eiseres aangevraagd. Naar aanleiding hiervan heeft een medisch en een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. Met het besluit van 17 juli 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiseres per 9 november 2022 0% arbeidsongeschikt verklaard en de uitkering per 21 maart 2024 stopgezet. Dat is de eerste mogelijkheid, omdat dan de loongerelateerde WGA-uitkering is afgelopen. [1]
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Met het besluit van 30 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het Uwv heeft hieraan ten grondslag gelegd de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 mei 2024 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 mei 2024.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Op 19 november 2024 heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend, met als bijlage een rapportage van verzekeringsarts [arts] van 18 november 2024. Hierop heeft het Uwv gereageerd met een aanvullend verweerschrift met als bijlagen een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 december 2024 en een rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 januari 2025. (Ex-)werkgever heeft aangegeven te willen deelnamen aan deze procedure en heeft een zienswijze van 16 oktober 2024 ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv. De gemachtigde van (ex-)werkgever heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

6. Eiseres heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om stukken die medische gegevens bevatten aan haar (ex-)werkgever te verstrekken. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover mogelijk beperken om te voorkomen dat die medische gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht. Op sommige plekken is het noemen van medische gegevens echter noodzakelijk voor de begrijpelijkheid van de uitspraak.
Het bestreden besluit
7. Volgens het Uwv is eiseres per 9 november 2022 en per 21 maart 2024 minder dan 35% arbeidsongeschikt, zodat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Er is rekening gehouden met alle klachten en beperkingen van eiseres. In de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), geldig vanaf 9 november 2022 en in de FML, geldig vanaf 20 maart 2024, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aangenomen ten aanzien van rubriek 1 (persoonlijk functioneren), 2 (sociaal functioneren), 3 (fysieke omgevingseisen), 4 (dynamische handelingen), 5 (statische houdingen) en 6 (werktijden). In het kader van rubriek 6 (werktijden) is een urenbeperking aangenomen. Eiseres wordt in staat geacht om tot en met 5 uur per dag te werken en tot en met 25 uur per week.
Wat vindt eiseres?
8. Eiseres voert ten eerste aan dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ten tweede is zij van mening dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen heeft onderschat. Volgens eiseres had een beperking moeten worden aangenomen voor geluidsbelasting, frequent reiken, frequent buigen en werken met toetsenbord en muis. Verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen op dragen tijdens het werk, lopen en lopen tijdens het werk. Daarnaast had een verdergaande urenbeperking aangenomen moeten worden. Volgens eiseres is ze op 9 november 2022 maximaal 3 uur per dag en maximaal 15 uur per week belastbaar. Op 20 maart 2024 is eiseres maximaal 2 uur per dag en maximaal 10 uur per week belastbaar. Dat haar beperkingen onderschat zijn, komt volgens eiseres doordat er bij haar sprake is van long-covid en er nog vrij weinig bekend is over de gevolgen hiervan en de klachten die zich nadien voordoen. Eiseres is hierbij ook van mening dat er sprake is van duurzaamheid van haar beperkingen, omdat geen verbetering te verwachten is het komende jaar en de komende jaren. Tot slot voert eiseres aan dat de geduide voorbeeldfuncties niet geschikt zijn voor haar. Volgens haar zijn de geduide functies niet in overeenstemming met de opgestelde FML-en. Ze vindt dat de FML-en eiseres beperkt achten op het gebied van klantcontact en dat de functies van telefonist en telefonische verkoper niet geschikt zijn, omdat uit de functieomschrijving blijkt dat 90% van de werkzaamheden bestaat uit het voeren van gesprekken met klanten. Ook bij de functie schadecorrespondent is er sprake van veel klantcontact, waarbij het contact niet altijd oppervlakkig en kortdurend zal zijn. Ten aanzien van alle geduide functies is het zo dat er sprake is van omgevingsgeluid, maar eiseres kan niet de hele dag een koptelefoon dragen. Eiseres vindt dat de functies verder niet geschikt zijn, omdat de FML-en op basis waarvan ze zijn geselecteerd onjuist zijn. Ze doelt hier op de belastbaarheid die door het Uwv werd aangenomen op rubriek 6.
9. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het Uwv terecht de WIA-uitkering van eiseres per 21 maart 2024 heeft beëindigd. De rechtbank zal eerst beoordelen wat de datum in geding is in deze zaak. Dat is de datum per wanneer het Uwv de gezondheidssituatie van eiseres moet beoordelen.
Wat is de datum in geding?
10. Het gaat in deze zaak om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid gedurende de looptijd van de loongerelateerde fase. Als uitgangspunt geldt als datum in geding de datum die is vermeld in de besluitvorming van het Uwv omtrent het beoordelingsmoment, ook al wordt de WIA-uitkering later beëindigd op grond van het bepaalde in artikel 56, tweede lid, van de WIA. De uitspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (de Centrale Raad) van 26 februari 2021 vormt een bevestiging van dit uitgangspunt. [2] De Centrale Raad overweegt dat het geschil gaat om de datum waarvan door het Uwv is vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt en dat die datum als datum in geding heeft te gelden.
11. In de primaire besluitvorming heeft de arts van het Uwv de belastbaarheid van eiseres vastgesteld per 9 november 2022 (de datum van het herbeoordelingsverzoek van (ex-)werkgever) en een FML opgesteld die geldig is vanaf die datum. In de besluitvorming in de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van eiseres vastgesteld per 9 november 2022 en per 20 maart 2024 (de dag voorafgaand aan de beëindigingsdatum van de uitkering van eiseres). Er zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep twee FML-en opgesteld, één geldig vanaf 9 november 2022 tot en met 7 maart 2024 en één geldig vanaf 20 maart 2024.
12. De rechtbank oordeelt dat in deze zaak sprake is van twee data in geding. De eerste is de datum die in de primaire besluitvorming is aangehouden, de datum van het herbeoordelingsverzoek van (ex-)werkgever, namelijk 9 november 2022. Per die datum is ook de FML opgesteld. Door dit als datum in geding te hanteren wordt aangesloten bij het uitgangspunt zoals bevestigd in de hierboven genoemde uitspraak van de Centrale Raad van 26 februari 2021.
13. Daarnaast dient 21 maart 2024 ook als datum in geding te gelden. Dit is de datum per wanneer de uitkering is beëindigd. Daartoe neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking. 20 maart 2024 wordt door het Uwv gehanteerd als beoordelingsdatum in de bezwaarprocedure en per die datum wordt ook een FML opgesteld. Eiseres stelt verder dat haar gezondheid tussen 9 november 2022 en 21 maart 2024 is verslechterd en dat ze daarom verdergaande beperkt is. Daarnaast merkt de rechtbank op dat in dit geval, anders dan in de uitspraak van 26 februari 2021, aan eiseres geen beëindigingsbrief is gestuurd waartegen ze bezwaar en beroep had kunnen instellen. Dit hebben partijen op de zitting medegedeeld. Zodoende had eiseres de beëindiging van haar loongerelateerde WGA-uitkering niet op een andere manier ter discussie kunnen stellen per 21 maart 2024 dan door tegen het bestreden besluit op te komen. Partijen hebben op de zitting bevestigd dat deze twee data als data in geding in deze procedure hebben te gelden.
Beoordelingskader
14. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan een eiseres om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is. Tegenstrijdigheden, onzorgvuldigheden en onbegrijpelijkheden in de rapporten kunnen aannemelijk gemaakt worden door niet medisch geschoolden. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Is het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig geweest?
15. Eiseres voert aan dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ze stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer informatie had moeten opvragen van de specialisten die eiseres in het ziekenhuis hebben behandeld, en met name van de longarts. Dit is volgens eiseres van belang omdat deze specialisten veel kennis hebben van long-covid er nog weinig bekend is over long-covid bij verzekeringsartsen.
16. De rechtbank stelt vast dat de arts van het Uwv in de primaire fase het dossier heeft bestudeerd en eiseres telefonisch heeft gesproken. In de primaire fase heeft de arts van het Uwv bij het dossier betrokken de volgende informatie:
- medische rapportage re-integratie dr. [A] 22-6-2021;
  • brief fysiotherapeut 30-6-2021;
  • brief ergotherapeut 11-11-2021;
  • medische informatie van de bedrijfsarts d.d. 14-12-2021.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en heeft eiseres op een fysiek spreekuur lichamelijk en psychisch onderzocht. In zijn rapportage heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat er geen informatie opgevraagd hoeft te worden bij de behandelend sector, omdat er voldoende informatie aanwezig was in het dossier. Eiseres heeft in bezwaar de volgende stukken ingediend, die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn betrokken bij het onderzoek:
  • brieven van longarts [B] d.d. 16-08-2023, d.d. 31-07-2020, d.d. 30-11-2022;
  • brief d.d. 01-10-2021 van neuroloog [C] ;
  • brief van KNO-arts [D] (zonder datum);
  • brief d.d. 12-04-2022 van cardioloog [E] ;
  • brief d.d. 19-09-2022 van dermatoloog [F] ;
  • rapport revalidatie [G] d.d. 19-10-2022;
  • brief van huisarts [H] d.d. 01-09-2023;
- brief van huisarts [H] van 08-9-2023.
18. De rechtbank oordeelt als volgt. Het is vaste rechtspraak dat een verzekeringsarts op zijn eigen oordeel mag varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. De verzekeringsarts moet de behandelend sector raadplegen als behandeling is ingezet of zal worden ingezet en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden, of als betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over zijn medische beperkingen. [3]
19. Eiseres heeft in bezwaar informatie ingediend afkomstig van diverse specialisten die haar hebben behandeld in het ziekenhuis. De informatie afkomstig van de specialisten is betrokken in het onderzoek, zo blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 mei 2024. Het betrekken van deze informatie heeft er mede toe geleid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding zag om het oordeel van de primaire arts te herzien door meer beperkingen aan te nemen. Eiseres heeft niet nader genoemd welke specialisten over meer of andere informatie beschikten dan al bekend was en van belang was voor de beoordeling. Uit het dossier blijkt dat de laatste covid-infectie in de eerste maanden van 2023 zou zijn geweest. De brief van de longarts van 16 augustus 2023 is van na deze infectie en is betrokken bij het onderzoek. Het is de rechtbank niet gebleken dat er meer of andere informatie is van de longarts die nog betrokken had moeten worden. De grond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
20. Eiseres onderbouwt haar standpunt dat de medische beoordeling onjuist is met de rapportage van de door haarzelf ingeschakelde verzekeringsarts [arts] van 18 november 2024. Op basis van haar onderzoek heeft verzekeringsarts [arts] aanleiding gezien om verdergaande beperkingen aan te nemen op in rubriek 3 (ten aanzien van geluidsbelasting), in rubriek 4 (meer beperkt op dragen, frequent reiken en frequent buigen, lopen, lopen tijdens werk en werken met muis en toetsenbord), en in rubriek 6 (voor wat betreft avonddiensten en de urenbeperking). Verzekeringsarts [arts] heeft verder de urenbeperking zoals opgenomen in de FML-en ontoereikend geacht. Volgens haar dient de FML geldig vanaf 9 november 2022 een urenbeperking te bevatten van maximaal 3 uur per dag en 15 uur per week en de FML geldig vanaf 20 maart 2024 een urenbeperking van maximaal 2 uur per dag en 10 uur per week.
21. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rapportage van verzekeringsarts [arts] betrokken in haar reactie van 19 december 2024 en heeft op basis van deze rapportage aanleiding gezien om de FML-en aan te passen om een nieuwe beperking aan te nemen ten aanzien van rubriek 3.6 geluidsbelasting. De rubrieken 4 en 6 zijn niet aangepast. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zoals aangepast op 19 december 2024, inhoudelijk juist is.
22. Naar aanleiding van deze reactie heeft eiseres op de zitting haar beroepsgrond ten aanzien van de beperking op geluidsbelasting ingetrokken.
23. De rechtbank stelt vast dat met de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 december 2024 in de beroepsfase een aanvullende motivering ten grondslag wordt gelegd aan het bestreden besluit. Er wordt een nieuwe beperking aangenomen en de FML-en worden aangepast. Dit betekent dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. De beslissing op bezwaar is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en er is sprake van een motiveringsgebrek. Welke gevolgen dit gebrek met zich meebrengt hangt af van hoe de rechtbank de nieuwe motivering van het besluit zal beoordelen.
24. De rechtbank stelt verder vast dat uit de door eiseres overlegde rapportage blijkt dat eiseres op de data in geding volgens verzekeringsarts [arts] meer beperkt zou zijn dan is aangenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Gezien de verschillende standpunten van partijen en de door eiseres ingediende rapportage van verzekeringsarts [arts] , bestaat er twijfel over de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De deskundige zal worden gevraagd naar zijn visie over de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarbij in de vraagstelling aandacht zal zijn voor beide data in geding.
Is de arbeidsdeskundige beoordeling juist?
25. De rechtbank zal nog geen definitief oordeel geven over de vraag of de geduide voorbeeldfuncties passend zijn voor eiseres. Het antwoord op deze vraag is namelijk (mede) afhankelijk van de vraag de medische beoordeling juist is en of er aanleiding is om meer of verdergaande beperkingen in de FML op te nemen.
Hoe nu verder?
26. De griffier zal partijen schriftelijk informeren over het vervolg van de zaak. Zij zullen de gelegenheid krijgen om schriftelijk te reageren: zowel op de conceptvraagstelling aan de te benoemen deskundige, als op diens deskundigenbericht. Daarna zal de rechtbank zich verder over de zaak buigen. Tot die tijd wordt iedere verdere beslissing aangehouden. Er wordt nu dus ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de griffier partijen schriftelijk bericht over de gang van zaken rondom de door de rechtbank te benoemen deskundige;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden , griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.
De griffier is verhinderd te
ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3096, waaruit blijkt dat dit de eerste beëindigingsmogelijkheid is in deze situatie.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863.