ECLI:NL:RBMNE:2025:3339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
24/6338
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing laattijdige aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een laattijdige aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die op 26 januari 2023 een aanvraag indiende, werd door het Uwv afgewezen op basis van medisch en arbeidsdeskundig onderzoek, waarbij werd geconcludeerd dat hij over arbeidsvermogen beschikte in de vijf jaar na zijn achttiende verjaardag. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat hij feitelijk nooit arbeidsvermogen had gehad. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige terecht hadden geconcludeerd dat eiser in de periode van augustus 2015 tot juli 2017 parttime had gewerkt en een mbo-opleiding had gevolgd, wat resulteerde in een totale belasting van meer dan vier uur per dag. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om zijn standpunt met medische stukken te onderbouwen, wat hij niet had gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de Wajong-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6338

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. Eiser is op [geboortedag] 2012 achttien jaar geworden. Op 26 januari 2023 heeft hij een laattijdige aanvraag beoordeling arbeidsvermogen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten 2015 (Wajong 2015) ingediend.
2. Het Uwv heeft met het besluit van 9 maart 2023 de aanvraag afgewezen. Op basis van medisch en arbeidsdeskundig onderzoeken is geconcludeerd dat eiser geen arbeidsvermogen heeft. Hij komt echter niet in aanmerking voor een Wajong-uitkering omdat de start van de periode zonder arbeidsvermogen meer dan vijf jaar na zijn achttiende verjaardag ligt.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw onderzoek gedaan, en kwamen tot dezelfde conclusies. Met het besluit van 28 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
4. De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Het geschil

5. Deze zaak gaat over het afwijzen van eisers laattijdige aanvraag voor een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser over arbeidsvermogen heeft beschikt in de vijf jaar na zijn achttiende verjaardag. Pas daarna is hij volgens het Uwv zijn arbeidsvermogen verloren. Eiser is het hier niet mee eens. Hij stelt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen en dat uit zijn arbeids- en studieverleden blijkt dat hij feitelijk gezien nooit arbeidsvermogen heeft gehad.

Beoordeling door de rechtbank

Wat toetst de rechtbank?
6. De aanvraag waar deze zaak op ziet, is gedaan op 26 januari 2023. Op deze aanvraag is de Wajong 2015 van toepassing omdat eiser na 1 januari 2015 zijn aanvraag heeft ingediend. Eiser heeft deze aanvraag niet op of rond zijn achttiende verjaardag gedaan, zodat sprake is van een zogenoemde laattijdige aanvraag.
7. Op grond van de Wajong 2015, kan iemand alleen een Wajong-uitkering krijgen als hij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. [1] Om te beoordelen of eiser arbeidsvermogen had, gelden vier cumulatieve eisen. [2]
Eiser moet:
een taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
beschikken over basale werknemersvaardigheden;
ten minste vier uur per dag belastbaar zijn; en
ten minste een uur aaneengesloten kunnen werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces.
De arbeidsdeskundige beoordeelt de eisen onder a en b en de verzekeringsarts beoordeelt de eisen onder c en d. Wanneer eiser aan minimaal één van bovenstaande criteria niet voldoet, heeft hij geen arbeidsvermogen. Het ontbreken hiervan moet duurzaam zijn. Dat betekent dat geen verbetering te verwachten valt.
8. Bij de beoordeling van een laattijdige aanvraag moet het Uwv zich niet beperken tot de situatie op het achttiende jaar, maar moet het Uwv ook beoordelen of iemand in de vijf jaar daarna alsnog zijn arbeidsvermogen is verloren. [3]
9. De periode in geding is dus [geboortedag] 2012 (de dag waarop eiser achttien is geworden) tot en met [geboortedag] 2017 (vijf jaar na eisers achttiende verjaardag). Dat eiser na zijn achttiende verjaardag een studie heeft gevolgd is niet relevant voor het bepalen van de periode in geding omdat eiser al door zijn ziekte beperkingen ondervond vóór zijn achttiende verjaardag. [4] Dit wordt door partijen niet betwist.
Hoe toetst de rechtbank?
10. Het Uwv heeft het bestreden besluit gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Het Uwv mag besluiten zoals in deze zaak baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, maar deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moeten de rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen deze geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten de conclusies voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Dit betekent dat hoe iemand zichzelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
11. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Centrale Raad) ligt de bewijslast en dus ook het bewijsrisico bij een laattijdige Wajong-aanvraag bij de aanvrager. [5] Het is dus aan eiser om zijn standpunt met stukken te onderbouwen. Voor zover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over de gezondheidstoestand van eiser op de van belang zijnde data en het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen, komen deze omstandigheden voor risico van eiser.
Twijfelt de rechtbank aan de medische beoordeling?
12. Eiser stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat eiser al voor zijn achttiende verjaardag verdergaande beperkingen kende in zijn arbeidsvermogen. Deze beperkingen hebben zich in de vijfjaarstermijn verder
ontwikkeld en verergerd, resulterend in een duurzaam verlies van arbeidsvermogen.
13. De primaire arts heeft vastgesteld dat eiser reeds vóór zijn achttiende verjaardag beperkingen ondervond door zijn ziektes. Als gevolg van deze beperkingen heeft eiser op het moment van de beoordeling door de primaire arts (24 februari 2023) geen arbeidsvermogen. De primaire arts heeft echter vastgesteld dat eiser zijn arbeidsvermogen heeft verloren na de periode in geding. Dit is gebeurd nadat eisers gezondheid in maart 2018 is verslechterd. Volgens de arts waren er geen aanwijzingen dat eiser daarvoor niet vier uur per dag belastbaar was. Tevens heeft de arts vastgesteld dat eiser wel een uur aaneengesloten kan werken omdat er geen aanwijzingen zijn dat hij meerdere keren per uur aansturing nodig heeft en de aanwezige stoornissen en beperkingen ook niet direct aanleiding geven hieraan te twijfelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich aangesloten bij de conclusies van de primaire arts.
14. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser gewezen op de medische stukken die eerder zijn overgelegd om eisers standpunt te onderbouwen. De rechtbank overweegt dat deze stukken al in de primaire behandeling van eisers aanvraag en tijdens de bezwaarprocedure aanwezig waren in het dossier en betrokken zijn door de primaire arts en verzekeringsarts bezwaar en beroep. De gemachtigde van eiser heeft aan de hand van deze medische stukken niet aangegeven waarom de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gemotiveerd zouden zijn. Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische stukken overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan de inhoudelijke medische beoordeling. Deze grond slaagt niet.
Was sprake van ontbreken van arbeidsvermogen gedurende de periode in geding?
15. Eiser vindt dat hij feitelijk gezien nooit heeft gewerkt of gestudeerd op een manier waaruit de conclusie getrokken mag worden dat hij aan de criteria voor arbeidsvermogen voldoet. Hiertoe voert eiser de volgende omstandigheden aan: in 2013 is hij een hbo-opleiding begonnen maar na een maand heeft hij door zijn klachten en de fysieke en mentale belasting moeten stoppen. Ook werkte hij bij de Domino's twee of drie uur per week, dit heeft hij ook niet lang volgehouden. Daarna heeft hij bij een broodjeszaak gewerkt gemiddeld tien uur per week, per dag is dat volgens eiser gemiddeld 1,4 uur. Door zijn medische klachten lukte het niet om zonder pauzes een uur lang vol te houden. De mbo-opleiding waarvoor eiser een diploma behaalde, alsook zijn stage, was aangepast aan de situatie van eiser. Zo was de studiebelasting van zijn mbo-opleiding drie uur per dag. Eiser heeft hierbij met aanzienlijke fysieke en/of psychische moeite moeten presteren. Bij de broodjeszaak had eiser een traag werktempo en moeite om de klanten goed te bedienen. Verder vereiste de aard van zijn werk niet dat eiser instructies opvolgde.
16. De rechtbank overweegt als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mogen zich in principe baseren op het arbeids- en opleidingsverleden van eiser bij het vaststellen van arbeidsvermogen. Dit blijkt uit rechtspraak van de Centrale Raad. [6]
17. De rechtbank stelt vast dat eiser in de periode augustus 2015 tot en met juli 2017 parttime werkzaam was als medewerker broodjeszaak. Hij was werkzaam op wisselende uren per week maar gemiddeld voor ongeveer tien uur per week. Daarnaast volgde hij een mbo-opleiding met een studiebelasting van ongeveer twintig uur per week.
18. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft mogen concluderen dat uit het arbeids- en opleidingsverleden van eiser blijkt dat hij twee jaar lang werk en studie heeft gecombineerd, resulterend in een totale belasting van minimaal vier uur per dag. Zelfs al zou rekening worden gehouden met een studiebelasting van de mbo-opleiding van drie uur per dag, dan nog bedraagt de totale belasting van werk en studie samen meer dan vier uur per dag.
19. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook volgen in zijn conclusie dat uit het twee jaar lang combineren van een parttimebaan met en een opleiding, het succesvol afronden van een stage, en het behalen van een mbo4-diploma blijkt dat eiser over werknemersvaardigheden heeft beschikt en een taak kon uitvoeren in een arbeidsorganisatie.
20. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd doen hier niet aan af. Dat eiser met aanzienlijke fysieke en/of psychische moeite heeft gepresteerd tijdens de periode in geding blijkt niet uit de stukken in het dossier. De stukken van de psycholoog van eiser laten weliswaar zien dat eiser gestopt is met zijn hbo-studie vanwege zijn psychische klachten maar daarna is hij begonnen met een mbo4-studie, met een aangepaste studiebelasting. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser gedurende deze studie boven zijn belasting heeft gepresteerd. Eiser heeft ook niet met stukken onderbouwd dat hij bij de broodjeszaak een traag werktempo had en moeite had de klanten te bedienen. Dit geldt ook voor zijn stellingen dat de aard van zijn werk het onthouden en opvolgen van instructies niet vereiste en dat het door medische klachten eiser niet lukte om zonder pauzes een uur lang vol te houden. Nu eiser deze omstandigheden aanvoert als reden waarom het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet juist zou zijn, ligt het ook op zijn weg om deze omstandigheden aannemelijk te maken.
20. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser opgemerkt dat ter onderbouwing van het standpunt geprobeerd is (medische) stukken op te vragen. De gemachtigde heeft aangegeven dat dit lastig was omdat de periode in geding lang geleden is. Hoewel begrijpelijk, wijst de rechtbank er op dat de bewijslast en het eventuele bewijsrisico omdat het een laattijdige aanvraag betreft, bij eiser liggen. Zij heeft dit in overweging 11 uitgelegd. Omdat eiser de door hem aangevoerde omstandigheden onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, kan dit niet leiden tot de conclusie dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich niet heeft mogen baseren op het arbeids- en opleidingsverleden van eiser. Deze grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

22. Het beroep is ongegrond. De rechtbank vindt dat het besluit van het Uwv om aan eiser geen Wajong-uitkering te geven klopt. Hij krijgt daarom geen Wajong-uitkering.
23. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van J.M.J. Kooistra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 1a, eerste lid, van de Wajong 2015.
2.Zie artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
3.Zie artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong 2015.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:20.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1678.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 10 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:114; 10 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3282 en van 2 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:865.