ECLI:NL:RBMNE:2025:3762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/4940
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling Wajong-uitkering na eerdere afwijzing en toegenomen beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een Wajong-uitkering. Eiser, die sinds 2020 in Nederland woont en eerder in Italië woonde, had in 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die in 2021 werd afgewezen omdat hij arbeidsvermogen zou hebben. Eiser heeft in maart 2023 opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd aangemerkt als een verzoek om terug te komen van de eerdere afwijzing. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, wat heeft geleid tot een bezwaar van eiser. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 11 juni 2025 behandeld, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en zijn moeder. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten om niet terug te komen op de eerdere afwijzing, omdat eiser geen nieuwe medische feiten of omstandigheden had aangedragen die een andere beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de eerdere afwijzing in rechte vaststond en dat er geen reden was om te veronderstellen dat de eerdere beoordeling onjuist was. Eiser had niet aangetoond dat hij meer beperkingen had dan eerder vastgesteld, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor een Wajong-uitkering en krijgt geen griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4940

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: E.S. Träger).

Inleiding

Eiser is op [2011] 2011 achttien jaar geworden. Sinds 2020 woont hij in Nederland, voorheen in Italië. Hij heeft op 23 november 2020 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv met het besluit van 22 januari 2021 aan eiser meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat hij arbeidsvermogen heeft. Hier is geen bezwaar tegen gemaakt.
Op 22 maart 2023 heeft eiser opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit van 22 januari 2021. Het Uwv heeft met het besluit van 18 juli 2023 (het primaire besluit) dit verzoek afgewezen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het besluit van 7 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser was bij de zitting aanwezig samen met zijn gemachtigde en zijn moeder. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

1. Deze zaak gaat over het besluit van het Uwv om niet terug te komen op zijn eerdere besluit van 22 januari 2021 om eiser geen Wajong-uitkering toe te kennen.
2. Het Uwv ziet geen reden om terug te komen op het eerdere besluit, omdat eiser geen nieuwe medische feiten en/of omstandigheden heeft verstrekt die tot een andere visie of besluit zouden hebben geleid.
3. Eiser vindt dat hij, gezien zijn klachten en beperkingen, wel recht heeft op een Wajong-uitkering. Volgens eiser is wel sprake van nieuwe feiten en/of omstandigheden. Subsidiair stelt eiser dat er sprake is van een toename van de beperkingen binnen vijf jaar (een zogenoemde Amber-beoordeling). Meer subsidiair voert eiser aan dat er een Wajong-uitkering moet worden toegekend per datum aanvraag, nu het gaat om een duuraanspraak.

Het beoordelingskader

4. Om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering moet vast komen te staan dat eiser een jonggehandicapte is. Dat betekent dat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Van het ontbreken van arbeidsvermogen is sprake als eiser:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie; of
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt; of
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur. [1]
5. De aanvraag van eiser van 22 maart 2023 is een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de rechtspraak is door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uitgemaakt hoe het Uwv een herhaalde aanvraag mag of moet beoordelen en hoe de rechtbank een besluit op een herhaalde aanvraag vervolgens toetst. [2]
6. Een aanvraag voor een Wajong-uitkering moet na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering worden beoordeeld naar zijn strekking. Met andere woorden: wat heeft de aanvrager met de aanvraag beoogd? Met een aanvraag kan worden beoogd:
dat met ingang van de datum waarop het besluit zag, wordt teruggekomen van het eerdere besluit in de zin van artikel 4:6 van de Awb (herziening voor het verleden);
dat wordt bedoeld een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (toegenomen arbeidsongeschiktheid);
dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (herziening voor de toekomst).
7. Het onderscheid in wat de aanvrager heeft bedoeld, is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door het Uwv en de toetsing van de beslissing op die aanvraag door de bestuursrechter. In dit geval doet eiser een beroep op alle drie hiervoor benoemde mogelijkheden.

Het oordeel van de rechtbank

Zorgvuldigheid van het onderzoek
8. Eiser stelt dat het medisch onderzoek dat ten grondslag lag aan de eerdere afwijzing in 2021 onzorgvuldig is geweest, omdat het niet is verricht door een geregistreerd verzekeringsarts. Hiervoor verwijst eiser naar de uitspraak van de CRvB van 11 januari 2008. [3] Ook het huidig medisch onderzoek is volgens eiser onzorgvuldig, omdat de verzekeringsarts eiser niet heeft onderzocht tijdens een spreekuur, maar de beoordeling enkel op dossierstukken heeft afgedaan. Eiser is in het kader van de herhaalde aanvraag nooit fysiek onderzocht door een geregistreerd verzekeringsarts.
9. De rechtbank is van oordeel dat het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 februari 2024, het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben eiser niet op spreekuur gezien, maar dit betekent niet dat het onderzoek onzorgvuldig is. Het gaat in deze zaak vooral om een retrospectieve beoordeling of er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die maken dat de eerdere beoordeling onjuist was. Daarvoor hebben de verzekeringsartsen de dossiergegevens en de ingebrachte informatie bestudeerd. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bezwaarschriften van eiser en het verslag van de hoorzitting betrokken. Het rapport van 29 februari 2024 geeft een samenvatting van de medische gegevens die in de bezwaarfase zijn ontvangen en bevat ook een samenvatting van de belangrijkste conclusies uit het medisch rapport van 14 januari 2021 dat ten grondslag lag aan het eerdere besluit van 22 januari 2021. Dat het medisch onderzoek in 2021 niet door een geregistreerde verzekeringsarts is verricht, leidt niet tot een ander oordeel. De zorgvuldigheid van dat medisch onderzoek ligt hier namelijk niet ter beoordeling voor. Eiser had dit in een bezwaarprocedure tegen de eerdere afwijzing kunnen voorleggen, maar heeft dat niet gedaan.
Herziening voor het verleden
10. De rechtbank stelt allereerst vast dat het besluit van 22 januari 2021 in rechte vast staat. Het Uwv en de bestuursrechter beoordelen bij een herhaalde aanvraag op grond van artikel 4:6 van de Awb niet of de besluitvorming van destijds wel of niet juist was. Het gaat erom of eiser met concrete nieuwe feiten en omstandigheden, die betrekking hebben op de situatie rond zijn 18e verjaardag, aannemelijk kan maken dat het eerdere besluit van 22 januari 2021 onjuist is. Daarbij moet het gaan om feiten en omstandigheden - en medische stukken - die niet al bekend waren toen het besluit werd genomen, tenzij eiser niet eerder over die stukken kon beschikken. Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit, maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken. Eiser moet dus aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden laten zien dat hij rond zijn 18e verjaardag meer beperkt was dan door het Uwv in 2021 is aangenomen.
11. Eiser stelt dat de primaire arts bij de beoordeling van de eerdere aanvraag in 2021 geen rekening heeft gehouden met de recent gediagnosticeerde ADD. Deze diagnose was nog niet bekend ten tijde van het besluit van 22 januari 2021. Het ingewikkelde aan de dubbele ontwikkelingsproblematiek, ADD en ASS, is volgens eiser de neiging tot het zoeken van prikkels vanuit de ADHD en vervolgens snel overprikkeld raken door de ASS. Dit zorgt voor ernstige vermoeidheid bij eiser. Eiser wordt snel en regelmatig afgeleid door externe prikkels. Hij raakt dan in de war en raakt de draad van het gesprek kwijt. Zo kan hij geen boeken/films of zelfs filmpjes op YouTube bekijken. Eiser is dus nooit in staat geweest om een uur achtereen en 4 uur per dag te werken, zo stelt hij. Dat betekent volgens eiser dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden op basis waarvan het Uwv het eerdere besluit moet herzien. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de rapportage psychodiagnostisch onderzoek van De Hoop GGZ (De Hoop). Ook verwijst eiser naar de in het rapport van Calder Werkt (Calder) opgenomen Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), waaruit blijkt dat sprake is van concentratie/aandachtsproblematiek. Verder heeft eiser een verklaring van een Italiaanse arts van 10 april 2016 ingebracht, opgesteld in opdracht van het Italiaanse instituut voor sociale verzekeringen. Ook vindt eiser dat hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden, waarvoor hij verwijst naar het ingebrachte rapport AMN Talentscan van de gemeente Utrecht (de Talentscan).
12. Verder stelt eiser dat het in het rapport uit 2021 opgenomen dagverhaal, waarop de verzekeringsarts het standpunt heeft gebaseerd dat eiser 4 uur per dag belastbaar is, onjuist is. De moeder van eiser herkent zich absoluut niet in wat daarin is opgenomen over de activiteiten van eiser. Daarnaast wijst eiser erop dat hij slechts de middelbare school in Italië heeft afgerond rond zijn 14e jaar. Als gevolg van zijn beperkingen heeft er nadien geen onderwijs meer plaatsgevonden. Eiser heeft getracht arbeid te verrichten, maar ook dit bleek in alle gevallen te zwaar voor hem. Er is dus volgens eiser geen sprake van een relevant arbeidsverleden.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 29 februari 2024 gesteld dat een diagnose niet doorslaggevend is om beperkingen aan te nemen. Eiser is al langer bekend met diverse psychische klachten die aan een ontwikkelingsstoornis zijn gekoppeld. Uit de informatie die al eerder is ingebracht en de gegevens die naar voren zijn gekomen op het spreekuur in 2021 bleek al dat eiser kampt met diverse problemen, onder andere met betrekking tot sociale contacten, drukte, concentratieproblemen, vergeetachtigheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst hiervoor naar het medisch rapport van 14 januari 2021 dat ten grondslag lag aan het besluit van 22 januari 2021. De informatie die nu is aangeleverd, bevestigt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze problemen nogmaals. Daarbij zijn onder meer de door eiser genoemde rapporten van De Hoop en van Calder betrokken.
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden die zouden moeten leiden tot een herziening van het besluit van 22 januari 2021. Waarom dat zo is, legt de rechtbank hierna uit.
Het rapport van De Hoop
15. De rechtbank kan de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat de later gestelde diagnose ADD niet als een nieuw feit en/of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt. Een diagnose bepaalt niet automatisch welke beperkingen iemand heeft. [4] Het gaat erom of eiser beperkingen als gevolg van de ADD ervoer en zo ja, of die zijn betrokken bij het eerdere besluit. Uit het rapport van 14 januari 2021 volgt dat eiser bekend is met ASS, depressieve klachten en knieklachten. Daarnaast was toen ook al duidelijk dat er onderzoek naar ADD zou worden gedaan, omdat eiser regelmatig dingen vergeet en zich moeilijk kan concentreren. Verder wordt in het rapport van 14 januari 2021 benoemd dat eiser getriggerd wordt door onder meer veranderingen en een drukke omgeving met veel prikkels. Eiser heeft toen ook al aangegeven problemen te hebben met het richten van de aandacht, maar volgens de verzekeringsarts was er geen sprake van een substantiële onderbreking van het productieproces. Daarbij merkt de verzekeringsarts op dat eiser zelf in staat is te herkennen dat hij afgeleid is en verder te gaan met de activiteit zodra hij dit merkt. Op basis van onder meer deze onderzoeksbevindingen heeft de verzekeringsarts destijds geconcludeerd dat eiser in staat is om 1 uur aaneengesloten te werken en dat hij ten minste 4 uur per dag belastbaar is. Eiser heeft niet met medische informatie onderbouwd dat de gestelde diagnose ADD, dan wel de dubbele diagnostiek, een ander licht werpt op de destijds in 2021 aangenomen beperkingen. In het rapport van De Hoop wordt ook niet ingegaan op de vraag tot welke specifieke klachten en beperkingen de gestelde diagnose ADD in het geval van eiser leidt en zegt ook nog niets over de ernst van de ervaren klachten.
16. Ook de door eiser gestelde onjuistheid van de in het rapport van de verzekeringsarts van 14 januari 2021 weergegeven dagverhaal kan niet als een nieuw feit of omstandigheid worden aangemerkt. Dit had eiser in een bezwaarprocedure tegen de eerdere afwijzing kunnen aanvoeren. Wat eiser verder heeft aangevoerd over zijn studie- en arbeidsverleden was al bekend tijdens de eerdere medische beoordeling in 2021.
Het rapport van Calder en de verklaring van de Italiaanse arts
17. Verder is de rechtbank van oordeel dat het Uwv zich terecht op het standpunt stelt dat het rapport van Calder van 29 september 2020 en de verklaring van de Italiaanse arts van 10 april 2016 niet als nieuwe feiten en/of omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Deze stukken dateren van vóór het besluit van 22 januari 2022. Er is geen reden om aan te nemen dat eiser die stukken niet vóór dit besluit had kunnen overleggen.
De Talentscan
18. Ook de Talentscan met testdatum 4 april 2025 kan niet als een nieuw feit of omstandigheid worden aangemerkt. Dit stuk ziet op een veel latere periode en bevat verder geen objectief medische informatie over de (medische) situatie van eiser rond zijn 18e jaar of in de vijf jaar daarna.
19. Eiser heeft dus geen gegevens ingebracht die als nieuw gebleken feiten en/of veranderde omstandigheden kunnen worden aangemerkt die bij de beoordeling in 2021 niet bekend waren of nog niet bekend hadden kunnen zijn
Toegenomen arbeidsongeschiktheid
20. Bij de beoordeling van een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid (de Amber-beoordeling) moet worden vastgesteld of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na eisers 18e verjaardag. Deze periode loopt in het geval van eiser van [2011] 2011 tot en met [2011] 2016. Ook in dit geval moet eiser feiten en/of omstandigheden aanvoeren die de aanvraag van toegenomen arbeidsongeschiktheid ondersteunen.
21. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser op de Amber-beoordeling niet slaagt. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is inzichtelijk gemotiveerd dat bij eiser geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid, zodat er ook op die grond geen aanleiding is om het besluit van 22 januari 2021 te herzien. Daarnaast wijst het Uwv in het bestreden besluit erop dat de eerdere aanvraag laattijdig is gedaan toen eiser al 27 jaar was. Bij de beoordeling van die eerdere aanvraag was de periode van vijf jaar al verstreken. Een eventuele toename van eisers beperkingen binnen vijf jaar is dus al betrokken in die beoordeling. Eiser heeft verder niet specifiek gemaakt waarom er toch sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak.
Herziening voor de toekomst
22. Bij een verzoek om herziening voor de toekomst moet eiser feiten en omstandigheden aandragen die aanleiding geven tot een gunstiger besluit dan het eerdere besluit. Die feiten moeten (ook) zien op de oorspronkelijke beoordelingsdatum. Als het besluit destijds onjuist was, dan zou het niet eerlijk zijn als een aanvrager daardoor blijvend een uitkering misloopt. Er kan dan alsnog voor de toekomst een Wajong-uitkering toegekend worden. Als het besluit destijds niet onjuist was, dan is er ook geen reden voor herziening voor de toekomst.
23. Wat eiser hierover heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de eerdere afwijzing voor de toekomst moet worden herzien. De door eiser ingebrachte stukken bieden daarvoor geen aanknopingspunten. Uit wat hiervoor is besproken over het rapport van De Hoop, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet is gebleken dat het besluit van 22 januari 2021 onjuist was. Gezien de hiervoor beschreven ruimere toetsingsmaatstaf voor een herziening voor de toekomst, kunnen de andere door eiser ingebrachte stukken in dit kader wel inhoudelijk worden betrokken. Hierna zal de rechtbank ingaan waarom die stukken echter geen aanleiding geven om naar de toekomst terug te komen op het besluit van 22 januari 2021.
Het rapport van Calder
24. Eiser wijst erop dat uit het rapport van Calder volgt dat hij zich niet langer dan een half uur kan concentreren op één informatiebron en niet langer dan 5 minuten de aandacht kan verdelen over meerdere informatiebronnen. De rechtbank kan de toelichting van het Uwv op de zitting volgen dat deze informatie ziet op een veel latere periode. Daarnaast mist de rechtbank een inhoudelijke medische onderbouwing waarom eiser op deze punten beperkt wordt geacht. Daar komt nog bij dat het arbeids-medisch belastbaarheidsonderzoek van Calder is verricht om duidelijkheid te krijgen over de re-integratie- of participatiemogelijkheden van eiser op grond van de Participatiewet. Dat is een ander beoordelingskader dan een beoordeling van het arbeidsvermogen als hier aan de orde.
De verklaring van de Italiaanse arts
25. De Italiaanse arts heeft in de verklaring aangevinkt dat eiser niet in staat is zich een weg te vinden zonder permanente hulp van een begeleider en dat hij niet in staat is om handelingen van het dagelijks leven te verrichten zonder voortdurende hulp. In de verklaring wordt echter geen inzicht gegeven in hoe deze conclusie tot stand is gekomen. Daarbij komt dat in 2021 al ervan werd uitgegaan dat eiser persoonlijke begeleiding en coaching nodig heeft, zoals blijkt uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 18 januari 2018 dat ten grondslag lag aan het besluit van 22 januari 2021. Op basis van de zeer summiere verklaring van de Italiaanse arts kan naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie worden getrokken dat eisers medische situatie destijds in 2021 onjuist is beoordeeld.
De Talentscan
26. Uit de Talentscan blijkt dat eiser zich niet aan regels houdt en gemaakte afspraken en beloftes niet nakomt. Daaruit volgt volgens eiser dat hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Verder blijkt uit de Talentscan dat eiser een duidelijk beneden gemiddelde leerintelligentie heeft. De rechtbank volgt het Uwv in zijn toelichting dat voor de Talentscan, opgesteld in opdracht van de gemeente in het kader van het leveren van maatwerk in opleidingstrajecten, een ander beoordelingskader geldt dan voor een beoordeling van het arbeidsvermogen in het kader van de Wajong. Verder bevat de Talentscan geen medische onderzoeksbevindingen, zodat ook om die reden hieruit geen conclusies kunnen worden getrokken over het arbeidsvermogen van eiser. De Talentscan met testdatum 4 april 2025 is bovendien tot stand gekomen 14 jaar na zijn 18e verjaardag, dus ruim na de periode die voor de Wajong-beoordeling relevant is.
27. Eiser heeft dan ook geen feiten en omstandigheden aandragen waaruit zou blijken dat het eerdere besluit onjuist is.

Conclusie en gevolgen

28. De conclusie is dat het Uwv terecht heeft geweigerd om voor het verleden of de toekomst terug te komen van het besluit van 22 januari 2021 en terecht heeft bepaald dat er geen sprake is van een toename van beperkingen voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is. Dit betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Azmi, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:798.