ECLI:NL:RBMNE:2025:4415

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 25/2756
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten bevalling

In deze zaak hebben eisers op 18 juli 2024 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (Pw) voor de wettelijke eigen bijdrage voor de kosten van de bevalling in het geboortehuis. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten op 9 oktober 2024, en na bezwaar bleef het college bij deze afwijzing. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 juli 2025 hebben eisers en hun gemachtigde hun standpunten toegelicht, waarbij zij aanvoerden dat er geen sprake was van een eigen keuze voor het geboortehuis, maar dat eiseres in overleg met de verloskundige had gekozen voor een bevalling in het ziekenhuis. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eisers onduidelijk en tegenstrijdig waren, en dat er geen onderbouwing was voor hun stelling dat de keuze voor het geboortehuis niet vrijwillig was. De rechtbank concludeerde dat de kosten voor de bevalling in het geboortehuis voortvloeiden uit de eigen keuze van eiseres en dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van de afwijzing van de bijzondere bijstand. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eisers in de kosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2756

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.P. Harten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten, het college
(gemachtigde: F.C. Mamber).

Procesverloop

1. Eisers hebben op 18 juli 2024 bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) [1] aangevraagd voor de kosten van de wettelijke eigen bijdrage voor de kosten van de bevalling in het geboortehuis [geboortehuis] (hierna: het geboortehuis). Het gaat een nota van 24 juni 2024 van € 560,89 voor de geboorte van hun dochter [naam] op [geboortedatum] 2024.
2. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 9 oktober 2024 afgewezen. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 19 maart 2025 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, gemachtigde van eisers en gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

5. Aan de afwijzing van de bijzondere bijstand heeft het college ten grondslag gelegd dat sprake is van een voorliggende voorziening [2] in de vorm van de Zorgverzekeringswet (Zvw), die passend en toereikend is. Ook als de kosten niet (volledig) worden vergoed. Dit volgt uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [3] Bij een medische indicatie, zoals bij eiseres het geval was, worden de kosten voor de bevalling in het [ziekenhuis] (hierna: het ziekenhuis) vergoed. De kosten van de wettelijke eigen bijdrage van de bevalling in het geboortehuis vloeien voort uit de eigen keuze van eiseres om daar te bevallen en hadden dus voorkomen kunnen worden. Het college ziet ook geen zeer dringende redenen in de zin van de Pw [4] om van dit uitgangspunt af te wijken en alsnog bijzondere bijstand te verlenen.
6. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat geen sprake is geweest van een eigen keuze voor het geboortehuis. Eiseres stelt in overleg met de verloskundige te hebben gekozen voor een bevalling in het ziekenhuis. Namens eisers is in beroep en op de zitting betoogd dat eiseres na de bevalling van 15 minuten vanuit het ziekenhuis naar het geboortehuis is verplaatst en dat de nota op dit verblijf ná de bevalling ziet. De gemachtigde van eisers heeft hierbij desgevraagd verklaard dat punt 2 van de bezwaargronden, waar een ander relaas uit volgt, niet correct zijn weergegeven. Deze miscommunicatie zou volgens de gemachtigde zijn veroorzaakt door het gebrekkige taalniveau van eiseres. Eiseres heeft op de zitting zelf verklaard dat zij op de dag van de bevalling door haar echtgenoot naar het ziekenhuis is gereden, daar naar een kamer is begeleid en in diezelfde kamer tijdens en na de bevalling heeft verbleven. Voor zover zij naar het geboortehuis is gebracht, heeft zij hier geen inspraak in gehad.
7. Volgens het college volgt uit de dossierstukken dat eiseres is bevallen in het geboortehuis. Voor zover zij is bevallen in het ziekenhuis en de nota van het geboortehuis op een misverstand berust, kan dit misverstand niet worden afgewenteld op de bijstand.
8. De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen door en namens eisers in beroep en op de zitting te onduidelijk en tegenstrijdig om te volgen. Voor zover is betoogd dat het taalniveau van eiseres voor miscommunicatie heeft gezorgd, ziet de rechtbank daarin geen onderbouwing voor de onduidelijkheden en tegenstrijdigheden. De verklaringen van eisers en hun gemachtigde op de zitting lopen op essentiële punten uiteen. Zij hebben hun verklaringen niet onderbouwd, bijvoorbeeld in de vorm van een verklaring van de verloskundige of het ziekenhuis.
9. In de nota van 24 juni 2024 van het geboortehuis staat als omschrijving ‘Wettelijke eigen bijdrage bevalling’. Op het aanvraagformulier van 17 juli 2024 voor de bijzondere bijstand heeft eiseres als reden ingevuld ‘Onverwachte factuur van mijn bevalling in het ziekenhuis’. Naar aanleiding van de aanvraag heeft een medewerker van het college op 8 oktober 2024 telefonisch met eiseres gesproken. In haar rapport van 9 oktober 2024 heeft de medewerker vermeld dat eiseres telefonisch tegenover haar heeft verklaard dat zij heeft gekozen voor het geboortehuis [geboortehuis] . In de bezwaargronden van 19 november 2024 is namens eisers betoogd dat sprake is van medische omstandigheden die een bevalling in het [geboortehuis] geboortehuis noodzakelijk maken. Dat de weergave in de gronden van bezwaar niet correct was is, behalve de verwijzing op de zitting naar het taalniveau van eiseres, verder niet toegelicht. Gelet op de omschrijving op de nota, de telefonische verklaring van eiseres en de bezwaargronden ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor een andere uitleg dan dat eiseres in het geboortehuis is bevallen en daar heeft verbleven. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de nota voor de wettelijke eigen bijdrage voor de kosten van de bevalling in het geboortehuis.
10. De rechtbank stelt ten slotte vast dat eisers niet hebben betwist dat de Zvw in die situatie als een passende en toereikende voorliggende voorziening is aan te merken. Dan bestaat geen grond voor toekenning van bijzondere bijstand.
11. Eisers voeren in beroep verder aan dat sprake is van zeer dringende redenen om alsnog bijzondere bijstand aan eisers te verlenen. Eiseres verkeerde op het moment van bevalling in acute nood en kon tijdens en na de bevalling niet scherp in de gaten houden wat er met haar gebeurde.
12. Volgens het college wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor zeer dringende redenen om alsnog bijzondere bijstand te verlenen.
13. De rechtbank stelt voorop dat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw om een uitzondering te maken op de algemene regels uit de Pw, hier artikel 15, eerste lid, van de Pw. [5]
14. Daarbij geldt volgens vaste rechtspraak [6] dat zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW zich voor doen als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het volgens eerdere vaste rechtspraak [7] gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is.
15. Van een dergelijke acute noodsituatie is de rechtbank niet gebleken. Eiseres heeft tijdens en na haar bevalling medische zorg ontvangen. Op dit moment staat voor die zorg nog een nota open. Dat eisers als gevolg van die openstaande nota in een acute noodsituatie verkeren, is niet gesteld of gebleken. Daarbij heeft het college op de zitting gewezen op de mogelijkheid om algemene bijstand aan te vragen indien het inkomen van eisers onder het voor hun geldende bijstandsniveau ligt en om schuldhulpverlening aan te vragen bij een schuldensituatie. Van een schrijnende situatie, die zonder de toekenning van de bijzondere bijstand onaanvaardbaar is, is niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Het college heeft de bijzondere bijstand op goede gronden afgewezen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 35, eerste lid, van de Pw.
2.Artikel 15, eerste lid, van de Pw.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:198.
4.Artikel 16, eerste lid, van de Pw.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 oktober 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1966.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1028.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.