Beoordeling door de rechtbank
7. Tussen partijen is in geschil of eiser in de periode september 2021 tot en met november 2021 aan de inkomenseis heeft voldaan. Dit is van belang voor de vraag of eiser in aanmerking komt voor een loonaanvullingsuitkering of een (lagere) vervolguitkering op grond van de WIA. Daarbij verschillen partijen van inzicht over de vraag hoe het inkomen dat eiser in de maanden september 2021 tot en met november 2021 als zelfstandige heeft verworven moet worden betrokken bij deze beoordeling.
8. Eiser heeft ter zitting de beroepsgronden gericht op de met het Uwv gemaakte afspraak over het middelen van zijn inkomsten over een kalenderjaar en het door het Uwv gewekte vertrouwen, ingetrokken.
9. De rechtbank overweegt dat een verzekerde op grond van de WIA, na de loongerelateerde fase recht heeft op een loonaanvullingsuitkering als hij naast de WIA-uitkering per kalendermaand een inkomen verdient dat ten minste gelijk is aan de inkomenseis. Als niet wordt voldaan aan de inkomenseis heeft de verzekerde na de loongerelateerde fase recht op een vervolguitkering. Dit volgt uit artikel 60, eerste en tweede lid, van de WIA. Uit artikel 60, vijfde lid, van de WIA volgt dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen in de zin van artikel 60 van de WIA wordt verstaan. Deze algemene maatregel van bestuur is het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB). Uit artikel 4:1, eerste lid, van het AIB volgt dat voor toepassing van de WIA het inkomen wordt herleid tot een bedrag per kalendermaand. Uit artikel 4:1, vijfde lid, van het AIB volgt dat de belastbare winst uit onderneming evenredig wordt toegerekend aan de betreffende kalendermaanden in het boek- of kalenderjaar.
Voldoet eiser aan de inkomenseis?
10. Het Uwv heeft in zijn besluitvorming de inkomsten van eiser als zelfstandige in de periode van september 2021 tot en met november 2021 toegerekend aan het gehele kalenderjaar 2021. Het Uwv betrekt daarbij dat eiser over heel 2021 als zelfstandige stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het Uwv betrekt verder de gegevens van de Belastingdienst over de fiscale winst van eiser in 2021. Volgens deze gegevens heeft eiser als zelfstandige in 2021 € 1.748,- verdiend. Dit betekent per maand een inkomen van € 145,67. Eiser voldoet daarmee in 2021 niet aan de inkomenseis van € 497,97 om in aanmerking te komen voor een loonaanvullingsuitkering.
11. Eiser voert aan dat hij in de periode september 2021 tot en met november 2021 wel aan de inkomenseis voldoet, zodat hij in ieder geval in die periode recht heeft op een loonaanvullingsuitkering. Volgens eiser moeten zijn inkomsten als zelfstandige in de maanden september 2021 tot en met november 2021 uitsluitend worden toegerekend aan de maanden waarin hij deze inkomsten als zelfstandige heeft verworven. Dit volgt volgens eiser uit artikel 4:1, vijfde lid, van het AIB en de daarin opgenomen zinsnede dat winst uit onderneming evenredig wordt toegerekend aan de
betreffendekalendermaanden in het boek- of kalenderjaar. Een andere uitleg zou het woord ‘betreffende’ in artikel 4:1, vijfde lid, van het AIB volgens eiser zinledig maken. Als de berekeningswijze van eiser wordt gevolgd, voldoet hij over de periode september 2021 tot en met november 2021 wel aan de inkomenseis zodat hij over die periode recht heeft op een loonaanvullingsuitkering. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst eiser op de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 19 augustus 2015.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv terecht vastgesteld dat op grond van artikel 4:1, vijfde lid, van het AIB het inkomen van eiser als zelfstandige over het jaar 2021 moet worden toegerekend aan alle kalendermaanden van dat jaar. De uitleg die eiser van artikel 4:1, vijfde lid, van het AIB geeft, volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt met eiser vast dat de door eiser voorgestane uitleg van artikel 4:1, vijfde lid, van het AIB wordt bevestigd in de door eiser aangehaalde uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om deze uitleg van de rechtbank Oost-Brabant te volgen nu in meer recente rechtspraak van de hoogste bestuursrechter, de CRvB, deze uitleg niet wordt onderschreven.Uit de rechtspraak van de CRvB volgt dat de winst uit onderneming wordt toegerekend aan alle kalendermaanden van het boekjaar. Daarbij is van belang dat het drijven van een onderneming – waaronder ook de inkomsten als zelfstandige – doorgaans leidt tot wisselende inkomsten. Door het toerekenen van de winst aan het volledige kalenderjaar, wordt voorkomen dat de hoogte van de uitkering maandelijks varieert. Een situatie die ook voor de uitvoeringspraktijk onwenselijk is. Eiser heeft op de zitting nog aangevoerd dat hij weliswaar gedurende geheel 2021 als zelfstandige stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar dat hij niet geheel 2021 als zelfstandige heeft kunnen werken door de corona pandemie. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel. Op de zitting heeft eiser ook toegelicht dat hij al sinds 2008 als zelfstandige stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het inkomen dat eiser in 2021 als zelfstandige heeft verworven wordt door de Belastingdienst dan ook voor heel 2021 vastgesteld. Dit is alleen anders als eiser zich pas gedurende 2021 als zelfstandige bij de Kamer van Koophandel zou hebben ingeschreven. Daarvan is in dit geval geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de uitkomst van de beoordeling kennelijk onredelijk?
13. Eiser voert verder aan dat het toerekenen van de inkomsten als zelfstandige aan het hele boekjaar 2021 voor hem tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt. Eiser doet daarmee een beroep op het bepaalde in artikel 4:1, elfde lid, van het AIB.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de hiervoor gegeven uitleg van artikel 4:1, vijfde lid, van het AIB voor eiser tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt zodat het inkomen door het Uwv op een andere wijze moet worden vastgesteld. Eiser heeft in het geheel niet toegelicht welke onredelijke gevolgen de vaststelling van zijn inkomen op deze wijze voor hem heeft. De rechtbank is ook niet gebleken van onredelijke omstandigheden. Het feit dat eiser door het op deze wijze vaststellen van zijn inkomen over 2021 recht heeft op een lagere uitkering is inherent aan het uitvoeren van werkzaamheden als zelfstandige. De beroepsgrond slaagt niet.