ECLI:NL:RBNHO:2021:12659

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
HAA 21/112 en HAA 21/113
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom wegens gebruik van gronden met de bestemming 'groen' als tuin; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 december 2021 uitspraak gedaan in de zaken HAA 21/112 en HAA 21/113, waarin eisers, [eiser 1] en [eiser 2], in beroep zijn gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De gemeente had hen een last onder dwangsom opgelegd wegens het gebruik van gronden met de bestemming 'groen' als tuin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden in kwestie, die door eisers als tuin worden gebruikt, de bestemming 'groen' hebben en dat dit gebruik in strijd is met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke verordening. De rechtbank oordeelt dat de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die zouden rechtvaardigen dat van handhaving wordt afgezien. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en de bestreden besluiten in stand gelaten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen concreet zicht op legalisering van het gebruik van de gronden als tuin is, omdat eisers geen eigenaar zijn van de gronden en de aanvragen voor omgevingsvergunning buiten behandeling zijn gesteld. De rechtbank heeft de belangen van de gemeente, waaronder het onderhoud van kabels en leidingen in de grond, zwaarder laten wegen dan de belangen van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/112 en 21/113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2021 in de zaken tussen

1. [eiser 1]uit [woonplaats] ,
2. [eiser 2]uit [woonplaats] ,
eisers
(gemachtigde: mr. P.J. de Groen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. M.F.A. Dankbaar).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 24 oktober 2019 (primaire besluiten) heeft verweerder eisers een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluiten van 30 november 2020 (bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep van eiser sub 1 (hierna: [eiser 1] ) is geregistreerd met zaaknummer HAA 21/112. Het beroep van eiser sub 2 (hierna: [eiser 2] ) is geregistreerd met zaaknummer HAA 21/113.
Op 5 januari 2021 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na verzending van de uitspraak van de rechtbank. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt. Dit besluit en het daartegen gemaakte bezwaar wordt op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in onderhavige procedure betrokken.
Eisers hebben de rechtbank bij brief van 19 februari 2021 verzocht de behandeling van de beide beroepen aan te houden totdat er definitieve duidelijkheid bestaat over de eigendom van de gronden waarop de lasten onder dwangsom zien. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 november 2021 gelijktijdig op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en mr. Y.W.K. Alsuhairi, kantoorgenoot van gemachtigde, vergezeld van [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1.
[eiser 1] woont op het perceel [adres 1] in [woonplaats] . Eind jaren zestig is daar een kwekerij gesticht en is er een waterbassin aangelegd met rondom een groenstrook en berkenbomen. Eind jaren tachtig heeft [eiser 1] met zijn vader de kwekerij overgenomen. In 2001 heeft [eiser 1] op het perceel een huis gebouwd, is het waterbassin verplaatst en zijn de berkenbomen vervangen door sierappelbomen. Op de grond voor het huis van [eiser 1] rust de bestemming ‘Tuin’. Op een strook grond van 126 m2, gelegen aan de rand van de openbare weg en bij [eiser 1] in gebruik als tuin (hierna: de Strook grond I), rust de bestemming ‘Groen’.
1.2.
[eiser 2] woont op het perceel [adres 2] in [woonplaats] .
Op de grond voor het huis van [eiser 2] rust de bestemming 'Tuin'. Op een strook grond van 335 m2, gelegen aan de rand van de openbare weg en bij [eiser 2] in gebruik als tuin (hierna: de Strook grond II), rust de bestemming 'Groen'.
1.3.
Naar aanleiding van overleg in verband met splitsing van het achterland tussen [eiser 2] en de gemeente is uit een kadastertekening gebleken waar de kadastrale grenzen van de percelen van eisers lopen. Volgens het Kadaster is verweerder eigenaar van de Stroken grond I en II (hierna ook: de Stroken grond). Nadien is een geschil ontstaan tussen eisers en verweerder over de eigendom van deze stroken grond, waarbij eisers zich op het standpunt stellen dat zij door verjaring eigenaar daarvan zijn geworden. Een koopovereenkomst tussen [eiser 2] en verweerder ten aanzien van de Strook grond II is uiteindelijk ondanks onderhandelingen niet tot stand gekomen.
1.4.
Op 21 mei 2019 is door verweerder een controle uitgevoerd op de percelen van eisers. Daarbij is geconstateerd dat eisers de Stroken grond door middel van beplanting hebben ingericht en betrokken bij de voortuin. Daarnaast is op het perceel van [eiser 1] voor de voorgevelrooilijn een erfafscheiding geplaatst met een totale lengte van 16 meter (over een lengte van 5,3 meter 1,1 meter hoog, over een lengte van 5,3 meter 1,4 meter hoog en over een lengte van 5,3 meter 2,2 meter hoog). Over een lengte van 7,5 meter is de erfafscheiding 2,2 meter hoog en achter de voorgevelrooilijn geplaatst.
1.5.
Naar aanleiding hiervan heeft verweerder eisers op 6 juni 2019 het voornemen meegedeeld om een last onder dwangsom op te leggen wegens strijdig gebruik van de Stroken grond. Eisers hebben beiden een zienswijze ingediend.
1.6.
Verweerder heeft vervolgens aan eisers bij de primaire besluiten een last onder dwangsom opgelegd.
[eiser 1] dient uiterlijk op 1 januari 2020 de overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo [1] en artikel 6.1, eerste lid van de Verordening [2] op en aansluitend op de tuin van de [adres 1] te beëindigen en beëindigd te houden.
Hij kan dit doen door:
1. Het gebruik van de Strook grond I als tuin bij zijn woning te staken en gestaakt te houden. Daarbij moet alle beplanting verwijderd worden, de grond kaal opgeleverd worden en mag deze door beplanting of erfafscheiding niet meer bij de tuin worden betrokken.
2. De erfafscheiding te verwijderen en verwijderd te houden voor zover deze op de Strook grond I is gebouwd.
3. De erfafscheiding te verwijderen en verwijderd te houden of te verlagen naar een hoogte van maximaal 1 meter, voor zover deze ligt voor de voorgevelrooilijn van zijn woning.
4. De erfafscheiding te verwijderen en verwijderd te houden of te verlagen naar een hoogte van maximaal 2 meter, voor zover de erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn van de woning ligt.
Indien [eiser 1] dit niet of niet volledig doet moet hij een dwangsom betalen van € 55.400,- ineens als niet voldaan wordt aan de last onder 1 en € 5.000,- ineens als niet voldaan wordt aan de last onder 2, 3 en 4.
[eiser 2] dient uiterlijk op 1 januari 2020 de overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en artikel 6.1, eerste lid van de Verordening op en aansluitend op de tuin van de [adres 2] te beëindigen en beëindigd te houden.
Hij kan dit doen door het gebruik van de Strook grond II als tuin bij zijn woning te staken en gestaakt te houden. Daarbij moet alle beplanting verwijderd worden, de grond kaal opgeleverd worden en mag deze door beplanting of erfafscheiding niet meer bij de tuin worden betrokken.
Indien [eiser 2] dit niet of niet volledig doet moet hij een dwangsom betalen van € 100.000,- ineens.
1.7.
Eisers hebben bezwaar gemaakt en verzocht om de begunstigingstermijn te verlengen. Verweerder heeft de begunstigingstermijn op 29 november 2019 verlengd tot zes weken na het bestreden besluit.
1.8.
Eisers hebben vervolgens op 11 februari 2020 beiden een omgevingsvergunning aangevraagd om de Stroken grond als tuin te mogen (blijven) gebruiken. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 6 juli 2020 buiten behandeling gesteld. De aanvragen zijn volgens verweerder geen aanvragen als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb omdat de aanvragers geen eigenaar van de Stroken grond zijn, zodat het aangevraagde gebruik niet kan worden verwezenlijkt. Verweerder betwist dat eisers eigenaar zijn geworden van de grond als gevolg van verjaring.
1.9.
Verweerder heeft op 30 november 2020 de bestreden besluiten genomen. Op 5 januari 2021 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de datum van verzending van de uitspraak van de rechtbank. De beroepen van eisers richten zich ook tegen dit besluit.
De bestreden besluiten
1. Verweerder heeft de lasten onder dwangsom bij de bestreden besluiten gehandhaafd onder verwijzing naar het advies van de vaste commissie van advies voor bezwaarschriften. Verweerder legt aan de bestreden besluiten het volgende ten grondslag. Er is sprake van overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en artikel 6.1, van de Verordening omdat de Stroken grond niet overeenkomstig de bestemming ‘Groen’ gebruikt worden, maar als tuin. De op het perceel van [eiser 1] aangebrachte erfafscheiding is zonder omgevingsvergunning gebouwd en daarmee in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Wie de eigendom van de Stroken grond heeft is daarbij niet van belang. Het gaat om de bestemming van de grond en het gebruik daarvan. Verweerder was dan ook bevoegd om handhavend op te treden en verweerder ziet geen reden om hiervan af te zien.
Omdat het gebruik ook in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan waarin de Stroken grond de bestemming ‘Verkeer’ hadden, mag het strijdig gebruik niet op grond van overgangsrecht voortgezet worden. Niet is gebleken dat de Stroken grond ooit de bestemming ‘Tuin’ hebben gehad. Omdat de door eisers ingediende aanvragen voor een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik buiten behandeling zijn gesteld, is van een concreet zicht op legalisatie geen sprake.
Handhavend optreden is in dit geval niet onevenredig. Er ligt ten minste één leiding in de strook openbare grond. Voor onderhoud en calamiteiten is het nodig om deze snel te kunnen bereiken. Daarnaast is een stuk grond met de bestemming ‘Groen’ in tegenstelling tot een tuin openbaar en dus voor iedereen toegankelijk. Het moeten ontruimen van een strook grond waarvan eisers dachten eigenaar te zijn, is bezwarend voor eisers, maar weegt volgens verweerder minder zwaar.
Er is geen sprake geweest van enige toezegging. Er is alleen niet eerder handhavend opgetreden. Het enkele tijdsverloop kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt op grond waarvan van handhavend optreden moet worden afgezien. Er is dan ook geen strijd met het vertrouwensbeginsel.
Verweerder maakt ook geen misbruik van zijn bevoegdheid. Verweerder mag uitgaan van de juistheid van het Kadaster. Daarin staat dat verweerder eigenaar is van de grond. Bij deze stand van zaken is geen sprake van een eigendomsrecht van eisers dat door het bestreden besluit wordt aangetast.
Van sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel is evenmin sprake. Het is volgens verweerder niet onredelijk om bij het optreden tegen oneigenlijk gebruik van gemeentegrond een signaalgerichte aanpak te volgen en daarbij naar de direct aangrenzende gronden kijkt. Dat in dit geval sprake is van een signaal doordat [eiser 2] een verzoek tot overschrijving van de eigendom van de Strook grond II heeft ingediend, maakt dat tegen het gebruik van beide Stroken grond handhavend is opgetreden. De gevallen verder in de straat zijn, gelet hierop, geen gelijke gevallen. Daarover zijn immer (nog) geen signalen ontvangen.
Van een historische vergissing omdat het bestemmingsplan altijd heeft afgeweken van het feitelijk gebruik is volgens verweerder geen sprake. Eisers hadden kunnen opkomen tegen het bestemmingsplan. Bovendien kunnen eisers en hun voorgangers zich ook hebben vergist in de grootte en de grenzen van het perceel dat zij kochten.
De hoogte van de dwangsom is verder in overeenstemming met de beleidsregels. Er is uitgegaan van het aantal vierkante meters en het verschil in grondprijs van € 400,- per m2.
Verweerder stelt tot slot dat er geen sprake is van een verandering in de feitelijk situatie, de wet of het beleid. Het besluit tot handhavend optreden is dan ook rechtmatig en de overtreding duurt nog steeds voort.
Het besluit van 5 januari 2021
3. Verweerder heeft het verzoek van eisers om de begunstigingstermijn te verlengen tot na de uitspraak van de rechtbank toegekend en deze termijn verlengd tot zes weken na verzending van de uitspraak op de onderhavige beroepen.
Geldende regelgeving
4. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Rijsenhout en omgeving. De toepasselijke wettelijke bepalingen en relevante bepalingen van het geldende bestemmingplan zijn opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling van het geschil
5. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van [eiser 1] zich niet richten tegen de opgelegde last onder dwangsom voor zover die ziet op de erfafscheiding. Het geschil in beide zaken spitst zich toe op de vraag of verweerder in redelijkheid handhavend kan optreden tegen het gebruik door eisers van de Stroken grond als tuin.
6. Niet in geschil is dat op de Stroken grond de bestemming ‘Groen’ rust en dat deze
– in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo en artikel 6.1, van de Verordening – door eisers in gebruik is als tuin. Vast staat dan ook dat sprake is van een overtreding.
7. Uit vaste rechtspraak [3] volgt dat in het geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Is er concreet zicht op legalisering?
8.1.
Volgens eisers is sprake van een concreet zicht op legalisering. Als blijkt dat eisers eigenaar zijn van de Stroken grond dan kunnen zij (opnieuw) een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik indienen. De omstandigheid dat sprake zou zijn van kabels in de grond staat volgens hen aan toekenning van deze vergunning niet in de weg. Het betreft slechts één (zwak)stroom kabel en bovendien heeft dit ook niet in de weg gestaan bij de onderhandelingen over eventuele koop van de Strook grond II. Daarbij komt dat de energieleverancier heeft verklaard geen probleem te hebben met het gebruik van de Stroken grond als tuin, als onderhoud maar mogelijk blijft. Eisers zijn bereid hieraan medewerking te verlenen. Dit geldt ook indien er in de toekomst nieuwe kabels en leidingen moeten worden gelegd.
8.2.
Verweerder stelt dat van een concreet zich op legalisering geen sprake is. De aanvragen van eisers voor een omgevingsvergunning strijdig gebruik zijn buiten behandeling gesteld omdat eisers geen eigenaar zijn van de Stroken grond. Verweerder is als eigenaar van de gronden niet bereid om omgevingsvergunning te verlenen. Ook wanneer eisers in de toekomst wel eigenaar van de Stroken grond zouden blijken te zijn en opnieuw een omgevingsvergunning aanvragen is verweerder niet bereid deze te verlenen. Op de Stroken grond blijft de bestemming ‘Groen’ rusten. Verweerder acht het niet wenselijk in afwijking hiervan de gevraagde vergunning te verlenen wegens de aanwezigheid van kabels in de grond. Ter zitting is daarbij toegelicht dat het niet alleen gaat om de bestaande kabels, maar ook om de mogelijkheid in te toekomst van deze Stroken grond gebruik te kunnen (blijven) maken voor het leggen van nieuwe kabels en leidingen.
8.3.
Uit vaste rechtspraak [4] volgt dat in beginsel het enkele feit dat verweerder niet bereid is gebruik te maken van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen genoeg is voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Tegen het besluit van verweerder om de aanvraag van eisers om een omgevingsvergunning buiten behandeling te stellen hebben eisers geen rechtsmiddelen aangewend. Een nieuwe aanvraag is (nog) niet ingediend. Een besluit tot weigering om gebruik te maken van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning is als zodanig in deze procedure niet aan de orde. De rechterlijke toetsing is dan ook zeer terughoudend.
8.4.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het door verweerder ingenomen standpunt rechtens niet houdbaar is en de benodigde omgevingsvergunning niet zal kunnen worden geweigerd. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat, ook wanneer zou blijken dat niet verweerder maar eisers eigenaar van de Stroken grond zijn, van een concreet zicht op legalisering geen sprake is.
Is handhavend optreden in het geval van eiser onevenredig?
9.
9.1.
Volgens eisers is handhavend optreden in hun geval niet evenredig met het daarmee gediende belang. Zij wijzen daarbij allereerst op de voor hen (grote) financiële gevolgen, bestaande uit de kosten voor ontruiming van de Stroken grond en de waardevermindering van hun huizen door het verlies van een deel van de tuinen. Verder is ook sprake van vermindering van hun woongenot, terwijl zij naar alle waarschijnlijkheid eigenaar zijn van de Stroken grond.
Eisers stellen daarnaast dat slechts sprake is van een geringe overtreding. In dat kader wijzen zij er nogmaals op dat ter plaatse maar één zwakstroomleiding loopt die wordt beheerd door TenneT. Die heeft verklaard er geen moeite mee te hebben als de grond als tuin wordt gebruikt, zolang onderhoud maar mogelijk blijft. Eisers zijn bereid een recht van opstal te vestigen. De bestemmingen ‘Groen’ en ‘Tuin’ zijn daarbij volgens eisers nagenoeg gelijk. Eisers zullen de Stroken grond niet gaan gebruiken voor bebouwing of iets dergelijks. Deze strook zal gewoon blijven bijdragen aan het groene karakter van de straat. Het belang van verweerder om de Stroken grond in overeenstemming met de bestemming te brengen is dan ook gering.
Verder stellen eisers dat de situatie altijd al zo is geweest en dat verweerder hier, ondanks dat hij hiervan op de hoogte was of kon zijn, nooit actie op heeft ondernomen, en de situatie zelfs heeft aanvaard door groen en een stoep rondom de voortuin aan te leggen. Daarmee heeft verweerder zijn bevoegdheid tot handhaving verspeeld. Eisers wijzen ten slotte op de historische en huidige situatie van hun percelen en de daaraan in de loop der tijd toegekende bestemmingen. De werkelijke situatie is nooit in overeenstemming geweest met de plansituatie. Volgens eiser is de bestemming telkens willekeurig en zonder zorgvuldig onderzoek naar de feitelijke situatie vastgesteld of gewijzigd. Eisers spreken in dit verband van een 'historische vergissing'. De Stroken grond zijn altijd in gebruik geweest als tuin en zijn dus nimmer ‘ingepikt’ om als tuin te gebruiken.
9.2.
Verweerder stelt zich onder verwijzing naar het bestreden besluit op het standpunt dat handhaving in het geval van eisers niet onevenredig is. Er is geen sprake van een kleine overtreding. Het gaat om grote stukken grond die als tuin worden gebruikt en dus niet openbaar toegankelijk zijn. Het moeten ontruimen van een strook grond waarvan eisers dachten eigenaar te zijn, is bezwarend voor eisers, maar weegt volgens verweerder minder zwaar. Dat er verder nooit eerder tot handhaving is overgegaan is evenmin reden om nu van handhavend optreden af te zien.
9.3.
De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat handhavend optreden in hun geval zodanig onevenredig is dat verweerder om die reden van handhaving had moeten afzien. Gelet op de aanzienlijke oppervlakte van de Stroken grond die onweersproken in strijd met de bestemming in gebruik zijn, is van een geringe overtreding geen sprake. Verweerder wijst daarbij terecht op het relevante verschil tussen de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Groen’, en verweerder mocht aan het belang van onderhoud aan de in de grond aanwezige en mogelijk in de toekomst te leggen kabels en leidingen gewicht toekennen. Verweerder heeft het belang dat gediend is met handhaving van het bestemmingsplan in dit geval zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van eisers.
9.4 Van een historische fout bij de vaststelling van de bestemmingsplannen lijkt anders dan eisers stellen geen sprake. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder blijkens het Kadaster altijd eigenaar is geweest van de Stroken grond. In lijn hiermee heeft verweerder de Stroken grond dan ook in de loop der jaren steeds ‘publieke bestemmingen’ gegeven. De omstandigheid dat de feitelijke situatie kennelijk altijd al in strijd is geweest met het (destijds) geldende bestemmingsplan en verweerder nooit eerder tot handhaving is overgegaan leidt, hoe onwenselijk dat laatste ook is, niet tot een ander oordeel. Op grond van vaste rechtspraak [5] levert het enkele tijdsverloop voorafgaand aan een besluit tot handhaving, ongeacht de duur daarvan, namelijk geen bijzondere omstandigheid op, op grond waarvan het bestuursorgaan van handhavend optreden behoort af te zien.
Is er strijd met het gelijkheidsbeginsel?
10.
10.1.
Volgens eisers is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat er meerdere huizen in de straat zijn waarvan de voortuin ook tot aan de stoep loopt en waartegen niet handhavend wordt opgetreden. Ter zitting hebben eisers toegelicht dat dit bijvoorbeeld het geval is op nummer [# 1] en nummer [# 2] , [# 3], [# 4], [# 5], en [# 6]. Inmiddels heeft verweerder al ruime tijd signalen over deze adressen ontvangen en nog steeds is daar niet gehandhaafd. Dat sprake is van signaalgerichte aanpak is dus onjuist.
10.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van gelijke gevallen. Verweerder voert sinds 2017 ten aanzien van handhaving van oneigenlijk gebruik van gemeentegronden een beleid dat bestaat uit een signaalgerichte aanpak [6] . Deze signalen kunnen zijn: verzoeken van bewoners om gemeentegrond te mogen kopen, meldingen dat gemeentegrond zonder toestemming in gebruik is genomen en beroepen op verjaring. In het geval van eisers is sprake van zo’n signaal. Reeds omdat ten aanzien van de adressen die eisers genoemd hebben (nog) geen signaal als bedoeld in het beleid is ontvangen is geen sprake van gelijke gevallen.
10.3.
Het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Eisers hebben niet aangetoond dat sprake is van gelijke gevallen. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk geworden of zich op de door eisers genoemde adressen net als in de Stroken grond ook een kabel in de grond bevindt. Daarnaast is, zoals verweerder onweersproken stelt, in het geval van eisers sprake van een signaal zoals genoemd in het handhavingsbeleid en bij de door eisers genoemde adressen niet. Ook in die zin is geen sprake van gelijke gevallen.
De door verweerder gehanteerde signaalgerichte aanpak is toegestaan. Verweerder mag prioriteiten stellen om in het kader van doelmatige handhaving onderscheid te maken in de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak [7] . Verweerder zal bij een handhavingsverzoek van een belanghebbende of ander signaal moeten bezien of hij ondanks de prioritering in dat geval toch moet optreden.
Is er sprake van misbruik van bevoegdheid?
11.
11.1.
Eisers voeren ten slotte tegen de bestreden besluiten aan dat verweerder hen met het opleggen van de last onder dwangsom via de publiekrechtelijke weg alsnog de zeggenschap over de Stroken grond probeert te ontnemen, aangezien er onenigheid is over het eigendom van deze stroken grond. Hiervoor is verweerders bevoegdheid om te handhaven volgens eisers echter niet bedoeld.
11.2.
Volgens verweerder is geen sprake van misbruik van bevoegdheid. Verweerder mag uitgaan van de juistheid van het Kadaster. Hieruit volgt dat hij eigenaar is van de grond. Er kan dan ook geen sprake zijn van aantasting van het eigendomsrecht van eisers door het opleggen van de last onder dwangsom.
11.3.
De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond van eisers zo dat eisers zich 'gestraft' voelen. Nadat [eiser 2] zich (via de notaris) op verjaring had beroepen, heeft verweerder met [eiser 2] onderhandeld over verkoop van de Strook grond II. Verweerder is volgens eisers enkel tot handhaving overgegaan vanwege onmin over het mislukte verkooptraject, maar dit mag volgens hen niet de aanleiding zijn om dan alsnog tot handhaving over te gaan. De rechtbank kan begrijpen dat eisers dit zo ervaren, maar volgt eisers hierin niet. Zoals ook hiervoor is overwogen mag verweerder de zogenoemde signaalgerichte aanpak hanteren. Verweerder hanteert dit beleid sinds 2017. Dat het signaal dat in dit geval tot handhaving heeft geleid het door [eiser 2] gedane beroep op verjaring is, maakt niet dat verweerder op basis hiervan niet handhavend heeft kunnen optreden tegen eisers. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat verweerder eerder onderhandeld heeft over verkoop van de Strook grond II. Verweerder heeft zijn handhavingsbevoegdheid niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven. Van misbruik van bevoegdheid is dan ook geen sprake.
Tussenconclusie
12. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder in dit geval niet van handhaving heeft hoeven afzien. De opgelegde lasten onder dwangsom kunnen stand houden.
Verlenging begunstigingstermijn?
13.1.
Eisers voeren tegen het besluit van 5 januari 2021 aan dat verweerder de begunstigingstermijn dient te verlengen totdat door de civiele rechter is beslist over het eigendom van de Stroken grond. Eisers menen dat indien vast komt te staan dat zij eigenaar zijn van de Strook grond, verweerder niet van zijn bevoegdheid tot handhaving gebruik mag maken.
13.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vraag of eisers door verjaring eigenaar van de grond zijn geworden niet van belang is voor de toepasselijkheid van de voorschriften van een bestemmingsplan en ook niet voor de bestreden besluiten. Er is dan ook geen reden om het einde van de civiele procedure af te wachten. Verweerder verzet zich daarom tegen een langere begunstigingstermijn dan zes weken na verzending van de uitspraak van de rechtbank op de onderhavige beroepen.
13.3.
Gelet op de tussenconclusie hiervoor onder 12 en meer in het bijzonder hetgeen hiervoor onder 8.4 is overwogen, luidt de beslissing op de onderhavige beroepen nu niet anders dan wanneer niet verweerder maar eisers eigenaar zijn van de Stroken grond. Verweerder hoefde de begunstigingstermijn dan ook niet te verlengen totdat de civiele rechter over de eigendom van de Stroken grond heeft beslist.
Slotsom en proceskosten
14. De beroepen gericht tegen de bestreden besluiten zijn ongegrond. De bestreden besluiten en daarmee de lasten onder dwangsom blijven in stand. Ook de beroepen gericht tegen het besluit van 5 januari 2021 zijn ongegrond. Dit besluit blijft eveneens in stand.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat bij deze uitkomst van de procedure geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gericht tegen de bestreden besluiten ongegrond;
- verklaart de beroepen gericht tegen het besluit van 5 januari 2021 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGEDe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Verordening fysiek domein gemeente Haarlemmermeer 2018Artikel 6.1 Voorwerpen op of aan een openbare plaats
1.Het is verboden zonder vergunning een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
(…)
Het Bestemmingsplan Rijsenhout en omgeving

Artikel 25 Tuin

25.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
(…)
25.2
Bouwregels
25.2.2
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
de hoogte van een overslaginstallatie mag niet meer zijn dan 7 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
Artikel 17 Groen
17.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groen;
verkeersontsluitingen ten behoeve van aangrenzende percelen / bestemmingen;
ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ tevens voor een parkeerterrein;
ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ ontvangstinstallatie’ voor een zend-/ ontvangstinstallatie;
met daaraan ondergeschikt:
wandel- en fietspaden;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassins;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
kunstobjecten;
nutsvoorzieningen.
Raadsvoorstel 2017.0036614 ‘aanpak oneigenlijk gebruik gemeentegrond en erfafscheidingen’

(…)Op basis van de evaluatie zijn twee oplossingen uitgewerkt:1. De huidige aanpak wordt alleen toegepast op gebieden met veel aankoopverzoeken en meldingen van oneigenlijk gebruikt. De werkwijze en oplossingen worden gestandaardiseerd. Er wordt minder ruimte geboden voor maatwerk en participatie.2. Alleen signalen over het gebruik van gemeentegrond worden beoordeeld (signaalgerichte aanpak). Dit kunnen zijn verzoeken van bewoners om gemeentegrond te mogen kopen, meldingen dat gemeentegrond zonder toestemming in gebruik is genomen en beroepen op verjaring. De verwachting is dat baten en lasten van deze aanpak (meer) in evenwicht zijn.(…)

Signalen over gebruik van gemeentegrond kunnen zijn:
a. verzoeken van bewoner om gemeentegrond te mogen kopen voor tuinuitbreiding;
b. andere meldingen van oneigenlijk gebruik van gemeentegrond. Deze kunnen afkomstig zijn van inwoners en van de ambtelijke organisatie;
c. beroepen op eigendomsverkrijging door verjaring.
In deze situaties wordt beoordeeld of gemeentegrond kan worden verkocht. Bewoners kunnen gemeentegrond voor tuinuitbreiding kopen tenzij de gemeente de grond nodig heeft voor haar taken of belangen. Dit laatste kan zijn vanwege:
- aanwezigheid van kabels en leidingen;
(…)

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Verordening fysiek domein gemeente Haarlemmermeer 2018.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:1264
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken ECLI:NL:RVS:2019:4363 en ECLI:NL:RVS:2012:BW5267
5.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:1066
6.De tekst van dit beleid is neergelegd in het Raadsvoorstel 2017.0036614
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak ECLI:NL:RVS:2020:1410