ECLI:NL:RBNHO:2022:11354

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
9924168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in een civiele procedure over betaling van abonnementskosten en toesteltermijnen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen T-Mobile Netherlands B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, T-Mobile, heeft de gedaagde gedagvaard en vorderde betaling van € 219,10, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 mei 2022, alsook veroordeling in de proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor data- en telecommunicatiediensten en een kredietovereenkomst voor de aanschaf van een Huawei MediaPad T5, die door T-Mobile op 4 augustus 2021 is ontbonden wegens wanbetaling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. De rechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst rechtsgeldig is en dat de vordering tot betaling van de abonnementskosten en toesteltermijnen toewijsbaar is. De kantonrechter heeft ook de schadevergoeding wegens ontbinding van de overeenkomst toegewezen, berekend op basis van de resterende abonnementstermijnen.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hij de proceskosten vastgesteld. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9924168 \ CV EXPL 22-3398
Uitspraakdatum: 14 december 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
T-Mobile Netherlands B.V.
gevestigd te 's-Gravenhage
de eisende partij
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij heeft gevorderd de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van
€ 219,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (resterende) hoofdsom vanaf 31 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De eisende partij stelt dat zij op 8 december 2020 in een van haar winkels met de gedaagde partij een overeenkomst met betrekking tot data- en/of telecommunicatiediensten en een kredietovereenkomst voor de aanschaf van een Huawei MediaPad T5 10inch Zwart heeft gesloten. De eisende partij heeft de overeenkomst wegens wanbetaling op 4 augustus 2021 ontbonden. De eisende partij vordert nakoming van de overeenkomst en schadevergoeding wegens de ontbinding daarvan.
(Pre)contractuele informatieplichten ten aanzien van de abonnementskosten
2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is binnen de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat aan voornoemde informatieplichten is voldaan.
2.5.
Dit betekent dat een bedrag van
€ 19,33aan abonnementstermijnen toewijsbaar is.
Openstaand bedrag toestelkredietovereenkomst
2.6.
Verder vordert de eisende partij betaling van
€ 10,00aan niet betaalde toesteltermijnen en
€ 39,95aan resterende termijnen van het toestelkrediet.
2.7.
De Hoge Raad heeft in de arresten van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1385) en 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) – kort gezegd – het volgende beslist. In een overeenkomst vergelijkbaar met de onderhavige moet, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang is van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Aan die eis is in dit geval voldaan. In de overeenkomst staat namelijk dat het totaalbedrag voor het toestel € 60,00 bedraagt en dat dit bedrag wordt afgelost in 24 maandelijkse termijnen van € 2,50. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige toestelkredietovereenkomst rechtsgeldig is.
2.8.
Voorts is niet gebleken dat de eisende partij andere kosten en/of rente over de toestelprijs in rekening heeft gebracht, zodat sprake is van een zogenoemd zacht krediet. De wettelijke bepalingen over consumentenkrediet overeenkomsten missen derhalve toepassing. De (resterende) termijnen die zien op de toestelovereenkomst zijn dan ook toewijsbaar.
Ontbindingsschade
2.9.
De eisende partij vordert op grond van artikel 6:277 lid 1 BW een bedrag van
€ 149,82aan (schade)vergoeding voor de resterende abonnementstermijnen wegens de voortijdige ontbinding van de overeenkomst. De eisende partij stelt dat zij het schadebedrag heeft berekend door de na ontbinding resterende loopduur van de overeenkomst (in maanden) te vermenigvuldigen met 50% van de maandprijs van de goedkoopste bundel die de gedaagde partij had kunnen kiezen. Dit is in lijn met rapport Ambtshalve Toetsing III, zodat ook dit bedrag toewijsbaar is.
Conclusie
2.10.
Gelet op het voorgaande is de gevorderde hoofdsom van
€ 219,10toewijsbaar.
2.11.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 219,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag van 31 mei 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,22 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 37,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter