Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
NOW Netherlands B.V.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en NOW Netherlands B.V. [eiser] vorderde schorsing van een relatiebeding dat was overeengekomen in een vaststellingsovereenkomst, op grond van onvoorziene omstandigheden zoals bedoeld in artikel 6:258 BW. De kantonrechter oordeelde dat een omstandigheid onvoorzien is indien deze niet in de vaststellingsovereenkomst is verdisconteerd. De kantonrechter concludeerde dat er geen onvoorziene omstandigheden waren, omdat de situatie dat [eiser] een aanbod van IOT had gekregen, niet als onvoorzien kon worden aangemerkt. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] af en oordeelde dat hij gebonden blijft aan het relatiebeding tot 1 december 2023. De proceskosten werden toegewezen aan NOW, omdat [eiser] in het ongelijk werd gesteld.
Het procesverloop begon met de dagvaarding van NOW door [eiser] op 25 oktober 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 november 2022. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de belangen van beide partijen zijn afgewogen. NOW betwistte de vordering van [eiser] en stelde dat er geen onvoorziene omstandigheden waren, aangezien het relatiebeding expliciet in de vaststellingsovereenkomst was opgenomen. De kantonrechter volgde dit standpunt en concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van NOW uitviel.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor werknemers om de gevolgen van hun overeenkomsten te begrijpen en te aanvaarden. De kantonrechter wees erop dat een nieuwe belangenafweging na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst afbreuk zou doen aan de rechtszekerheid. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.