Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 augustus 2021;
- het proces-verbaal van plaatsopneming van 11 oktober 2021;
- het definitief deskundigenrapport van 18 februari 2022 dat op 21 februari 2022 onder nummer 3/2022 bij de griffie van de rechtbank is gedeponeerd;
- het proces-verbaal van de op 14 april 2022 gehouden pleidooizitting;
- producties 10 tot en met 15 inhoudende opgave kosten artikel 50 Onteigeningswet (hierna: Ow) van de zijde van [gedaagde 1] c.s.;
- vervangende productie 12 (inclusief specificatie) van de zijde van [gedaagde 1] c.s.;
- de reactie van de Provincie op de vervangende productie (inclusief specificatie).
2.De verdere beoordeling
Het vonnis van 18 augustus 2021 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers op 5 november 2021, zodat die datum als peildatum geldt.
€ 34.301,00.
De deskundigen hebben deze vraag bevestigend beantwoord. Zij zijn meegegaan in de opvatting van [gedaagde 1] c.s. dat het onteigende het beste deel van de grond is en dat het overblijvende (vooral vanwege vernatting) minder aantrekkelijk is dan het totale perceel inclusief het onteigende. Door het verlies van dit beste deel zal de waarde van het overblijvende dalen. Het gebruik blijft weliswaar gelijk, maar er is relatief sprake van iets meer veen en de gemiddelde hoogteligging is iets lager. De omstandigheden van het overblijvende blijven echter hetzelfde na onteigening. Dat leidt volgens de deskundigen tot een beperkte waardevermindering die zij begroten op € 0,25 per m2, derhalve € 13.715,00 (54.858 m2 x € 0,25, afgerond). De rechtbank is van oordeel dat de door de deskundigen gegeven begroting van de waardevermindering van het overblijvende hiermee voldoende overtuigend is gemotiveerd.
€ 13.715,00.
€ 12.100,00(inclusief btw) te begroten voor bijkomende schade voor de reconstructie van de kopakker. Partijen hebben dat niet betwist en de rechtbank neemt dat advies over, zodat dit bedrag zal worden meegenomen in de vaststelling van de schadeloosstelling.
€ 2.500,00inclusief btw als bijkomende schade aan [gedaagde 1] c.s. te vergoeden.
€ 62.616,00.Het voorschot is in het onteigeningsvonnis van 18 augustus 2021 bepaald op €
39.954,00, rechtstreeks te betalen aan [gedaagde 1] c.s. De rechtbank zal de Provincie veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] c.s. van het verschil tussen de totale schadeloosstelling en het voorschot. Dat komt neer op een bedrag van
€ 22.662,00.
0,5% rente(samengesteld per jaar) over het bedrag van € 22.662,00 vanaf de peildatum van 5 november 2021 tot de dag van dit vonnis. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is verschuldigd over genoemd bedrag van € 22.662,00 en de hiervoor genoemde rente van 0,5% vanaf de dag van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening (artikel 55 lid 3 Ow).
- de kosten voor juridische bijstand ter hoogte van € 24.206,50 inclusief btw en griffierechten;
- de kosten van de deskundige [betrokkene 2] ter hoogte van € 3.478,75 inclusief btw;
- de kosten van adviseur [betrokkene 3] ter hoogte van € 1.089,- inclusief btw;
- de kosten van deskundige [bedrijf 2] van € 302,50 inclusief btw.