In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een WOZ-beschikking. Eiser, die als enkel legataris was aangemerkt, stelde beroep in tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, die zijn bezwaar tegen de WOZ-beschikking ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet gerechtigd was om bezwaar te maken, omdat de WOZ-beschikking niet tot hem was gericht en er geen vermogensbestanddeel van hem was begrepen in het voorwerp van de beschikking. De rechtbank verduidelijkte dat een legaat een vorderingsrecht toekent ten laste van de gezamenlijke erfgenamen en dat eiser als legataris geen erfgenaam was. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk en vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar. Eiser had geen rechtens relevant belang bij de beslissing, waardoor er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.