ECLI:NL:RBNHO:2022:5954

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
HAA 22/955 en HAA 22/956
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen besluiten op bezwaar inzake omgevingsvergunning voor bouwplannen zonder toestemming van de VvE

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, worden de beroepen van eisers tegen de besluiten op bezwaar van 28 december 2020 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouder, McDonald's Nederland B.V., geen belanghebbende is bij het verzoek om een omgevingsvergunning, omdat hij geen toestemming van de Vereniging van Eigenaars (VvE) heeft verkregen. De rechtbank vernietigt de besluiten van 28 december 2020 en herroept het primaire besluit van 24 augustus 2020, waarin de vergunninghouder een omgevingsvergunning was verleend voor het wijzigen van de gevels en het verbouwen van de begane grond op de locatie Gustav Mahlerlaan 9 en 27 in Amsterdam.

De rechtbank stelt vast dat de vergunninghouder, als huurder van de desbetreffende ruimten, niet automatisch als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de vergunninghouder ten onrechte is ontvangen in zijn verzoek, omdat zijn aanvraag niet voldoet aan de vereisten van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de weigering van de VvE om toestemming te verlenen terecht is, en dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de rechtmatigheid van deze weigering.

De rechtbank bepaalt dat de uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten en dat de verweerder het griffierecht en proceskosten aan de eisers moet vergoeden. De proceskostenvergoeding bedraagt voor eiser 1 € 1.518,- en voor eisers 2 € 2.600,-. De uitspraak is gedaan op 7 juni 2022 door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/955 en HAA 22/956
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2022 in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser 1,

gemachtigde: mr. M.A. de Boer,
[eisers 2] en anderen, uit [woonplaats] , eisers 2,
gemachtigde: mr. N.S. Commijs,
samen als eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder,
gemachtigde: mr. R van der Keur.
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: McDonald's Nederland B.V., gevestigd in Amsterdam, vergunninghouder,
gemachtigde: mr. A.P. IJkelenstam.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de besluiten op bezwaar van 28 december 2020 (de bestreden besluiten). In deze besluiten heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het besluit van 24 augustus 2020 (het primaire besluit) ongegrond verklaard. In het primaire besluit heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de gevels, het verbouwen van de begane grond en het plaatsen van handelsreclames op de locatie Gustav Mahlerlaan 9 en 27 in Amsterdam.
1.1.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

Zitting

2. De rechtbank heeft de beroepen van eisers tegen de bestreden besluiten gezamenlijk op 7 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser 1 en zijn gemachtigde, [naam 1] en [naam 2] namens eisers 2 en mr. J.J. van Heijningen als waarnemer van de gemachtigde van eisers 2, de gemachtigde van verweerder, [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] namens de vergunninghouder, en de gemachtigde van de vergunninghouder.
2.1.
Op de zitting is vastgesteld dat het beroep van eisers 2, anders dan in hun aanvullend beroepschrift van 6 april 2021 is vermeld, niet mede namens de Vereniging van Eigenaars [VvE] (de VvE) is ingesteld.
2.2
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 28 december 2020;
- herroept het besluit van 24 augustus 2020;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser 1 moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eisers 2 moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiser 1.
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.600,- aan proceskosten aan eisers 2.

Motivering van de beslissing

3. De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De primaire beroepsgrond van alle eisers behelst de volgende rechtsvraag.
Is de vergunninghouder belanghebbende bij de verzochte omgevingsvergunning?
3.1.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend om de volgende redenen.
3.2
De hoofdregel is dat degene die om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk verzoekt, in beginsel wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op zijn verzoek. Dit is anders als aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Die situatie doet zich voor als het verzoek betrekking heeft op gronden die bij een ander in eigendom zijn of waarop een ander zakelijke rechten heeft en de rechthebbende zich tegen het bouwplan verzet. [1]
3.3
Hieruit volgt dat het enkele feit dat de vergunninghouder huurder is van de desbetreffende ruimten op de locatie Gustav Mahlerlaan 9 en 27 in Amsterdam op zichzelf onvoldoende is om hem als belanghebbende aan te merken. [2]
3.4
Niet in geschil is dat de vergunninghouder voor het bouwplan toestemming van de VvE behoeft en dat toestemming op 28 september 2020 geweigerd is. In beginsel is het aan de civiele rechter om te beoordelen of die weigering terecht is en is voor de bestuursrechter de weigering om toestemming te verlenen een gegeven. [3] Dit is alleen anders als er evidente redenen zijn om te twijfelen aan de rechtmatigheid van die weigering. [4] Daarvoor zijn geen aanknopingspunten, mede gelet op de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2021 [5] , waarin is geoordeeld dat de VvE in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen en dat voor een vervangende toestemming van de kantonrechter geen aanleiding bestaat. Dat deze na de bestreden besluiten gewezen beschikking in dit beroep in aanmerking wordt genomen, doet geen afbreuk aan de ex tunc toets die de bestuursrechter dient te verrichten, omdat de procedure bij de kantonrechter al liep ten tijde van het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit.
3.5
Dat de kantonrechter in de beschikking van 28 april 2021 ten overvloede heeft overwogen dat het door vergunninghouder gewenste gebruik van de desbetreffende ruimten als restaurant en opslagruimte op zich niet in strijd is met de splitsingsakte, neemt niet weg dat voor het bouwplan toestemming van de VvE is vereist en dat er geen concreet zicht op is dat die alsnog verkregen zal worden.
3.6
Het voorgaande betekent dat de vergunninghouder ten onrechte is ontvangen in zijn verzoek, omdat zijn verzoek om een omgevingsvergunning geen aanvraag is als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. [6]

Conclusie en gevolgen

4. De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten in strijd zijn met artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Dit betekent dat verweerder de bezwaren van eisers ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten.
4.1
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en verklaart de bezwaren alsnog gegrond, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten.
4.2
Omdat de beroepen gegrond zijn moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen.
De proceskostenvergoeding bedraagt voor eiser 1 € 1.518,- in verband met beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dat is 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bedraagt 1 punt voor professionele bijstand in beroep € 759,-. Eiser 1 komt niet in aanmerking voor een proceskostenvergoeding in bezwaar, omdat hij toen niet werd bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener.
Voor eisers 2 bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.600,- in verband met beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dat is 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar. 1 punt voor professionele bijstand in bezwaar bedraagt € 541,-.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2022 door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1090.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:663.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:208.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:198.
6.Algemene wet bestuursrecht.