Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Studiefinanciering Curaçao
1.Het procesverloop
2.De beoordeling
ARTIKEL 11.4
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 10 augustus 2022 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de Stichting Studiefinanciering Curaçao en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een studielening van € 5.744,21, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De overeenkomst van studielening was op 3 oktober 2006 aangegaan, en de eisende partij stelde dat de gedaagde partij in gebreke was gebleven met de terugbetaling.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij gevestigd is op Curaçao en de gedaagde partij in Nederland woont, wat leidt tot een geschil van interregionale aard. De rechter heeft ambtshalve de rechtsmacht getoetst en geconcludeerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I Bis). De kantonrechter heeft ook de toepasselijkheid van het recht van de voormalige Nederlandse Antillen vastgesteld, nu partijen een rechtskeuze hebben gemaakt in de algemene voorwaarden van de studiefinanciering.
De kantonrechter heeft de contractuele rente gematigd tot de wettelijke rente, omdat de eisende partij niet tijdig heeft gesommeerd en er een lange periode is verstreken voordat de vordering is ingesteld. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis benadrukt de noodzaak van redelijkheid en billijkheid bij het toepassen van contractuele bepalingen, vooral in het geval van studieleningen van (semi-)overheidslichamen aan particulieren.