ECLI:NL:RBNHO:2022:6847

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
9817884
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake studielening met interregionale rechtsmacht en matiging van contractuele rente

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 10 augustus 2022 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de Stichting Studiefinanciering Curaçao en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een studielening van € 5.744,21, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De overeenkomst van studielening was op 3 oktober 2006 aangegaan, en de eisende partij stelde dat de gedaagde partij in gebreke was gebleven met de terugbetaling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij gevestigd is op Curaçao en de gedaagde partij in Nederland woont, wat leidt tot een geschil van interregionale aard. De rechter heeft ambtshalve de rechtsmacht getoetst en geconcludeerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I Bis). De kantonrechter heeft ook de toepasselijkheid van het recht van de voormalige Nederlandse Antillen vastgesteld, nu partijen een rechtskeuze hebben gemaakt in de algemene voorwaarden van de studiefinanciering.

De kantonrechter heeft de contractuele rente gematigd tot de wettelijke rente, omdat de eisende partij niet tijdig heeft gesommeerd en er een lange periode is verstreken voordat de vordering is ingesteld. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis benadrukt de noodzaak van redelijkheid en billijkheid bij het toepassen van contractuele bepalingen, vooral in het geval van studieleningen van (semi-)overheidslichamen aan particulieren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9817884 \ CV EXPL 22-2011
Uitspraakdatum: 10 augustus 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Studiefinanciering Curaçao
gevestigd te Curaçao
de eisende partij
gemachtigde: J. Heijkoop
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij heeft gesteld dat zij op 3 oktober 2006 een overeenkomst van studielening met de gedaagde partij is aangegaan. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij met tijdige en/of volledige terugbetaling in gebreke is gebleven. De eisende partij vordert de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 5.744,21, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
Rechtsmacht
2.2.
De eisende partij is gevestigd op Curaçao en de gedaagde partij is woonachtig in Nederland. Dit zijn verschillende landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Daarmee is sprake van een geschil van interregionale aard. De Nederlandse rechter is daarom ambtshalve gehouden om te toetsen of hem rechtsmacht toekomt. Er bestaat geen aparte regeling ter bepaling van de rechterlijke bevoegdheid in privaatrechtelijke zaken van interregionale aard. De Nederlandse rechter dient daarom te onderzoeken of toepassing kan worden gegeven aan de in verdragen en EU-verordeningen neergelegde bevoegdheidsbepalingen, en zo nee, of dan aansluiting kan worden gezocht bij de artikelen 1 t/m 10 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) (zie HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063).
2.3.
Omdat de gedaagde partij woonplaats heeft in een lidstaat, is Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I Bis) van toepassing.
2.4.
In de toepasselijke algemene voorwaarden ‘Algemene voorwaarden Studiefinancieringsregeling geldend vanaf het studiejaar 2006/2007’ (Algemene Voorwaarden) staat onder meer:

ARTIKEL 11.4
Rechts- en Forumkeuze
Op de overeenkomst tot studiefinanciering en deze Algemene Voorwaarden Studiefinanciering is, met uitsluiting van elk ander recht, het recht van de Nederlandse Antillen toepasselijk. Elk daaruit voortvloeiend geschil tussen partijen zal, behoudens Hoger Beroep en Cassatie, voorgelegd worden aan het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, Zittingsplaats Curaçao
2.5.
Gelet op dit artikel hebben partijen bij het aangaan van de overeenkomst een forumkeuze gemaakt voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao. Op dat moment was de gedaagde partij woonachtig op Curaçao, maar inmiddels woont de gedaagde partij in Nederland. De gedaagde partij – die niet is verschenen – heeft geen beroep gedaan op de forumkeuze en zich ook niet beroepen op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. Uit het feit dat de eisende partij de vordering tegen de gedaagde partij bij de Nederlandse rechter heeft ingesteld begrijpt de kantonrechter dat ook de eisende partij in dit geval geen beroep wil doen op de forumkeuze. Nu de gedaagde partij woonplaats heeft in Nederland is de Nederlandse rechter in elk geval op grond van artikel 4 lid 1 van Brussel I Bis bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Op grond van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland de relatief bevoegde rechter. De kantonrechter acht zich daarom bevoegd in deze zaak.
Toepasselijk recht
2.6.
Vervolgens moet worden beoordeeld welk recht van toepassing is op de overeenkomst. De eisende partij stelt zelf weliswaar dat in de overeenkomst geen rechtskeuze is opgenomen maar dat is niet juist. In artikel 11.4 van de Algemene Voorwaarden, zoals hiervoor geciteerd, hebben partijen een rechtskeuze gedaan voor het recht van de Nederlandse Antillen.
2.7.
De overeenkomst is gesloten op 3 oktober 2006, zodat daarop van toepassing is het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO). Gezien de uitdrukkelijke rechtskeuze voor het recht van de Nederlandse Antillen, wordt de overeenkomst door dat recht beheerst, zo vloeit voort uit artikel 3 lid 1 EVO. In navolging van het gerechtshof Den Haag in haar uitspraak van 2 december 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:3812) overweegt de kantonrechter verder als volgt ten aanzien van het toepasselijke recht. Per 10 oktober 2010 zijn de Nederlandse Antillen opgehouden te bestaan en is het eiland Curaçao een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden geworden. De voormalige civiele wetgeving van de Nederlandse Antillen van vóór 10 oktober 2010 is blijven gelden. Dit betekent dat de overeenkomst tussen partijen wordt beheerst door het recht van de voormalige Nederlandse Antillen. Dat recht is, voor zover van belang, gelijkluidend aan het huidige recht van Curaçao.
Inhoudelijke beoordeling
2.8.
De hoofdsom bestaat uit het bedrag van de lening van ANG 6.996,00 en is vermeerderd met rente over de periode 1 september 2007 tot en met 20 februari 2018. Volgens de eisende partij was op 20 februari 2018 ANG 2.821,53 aan rente verschuldigd. De eisende partij heeft de hoofdsom vermeerderd met de rente vervolgens gevorderd in Euro’s. Verder vordert de eisende partij een bedrag van € 745,21 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw. De grondslag voor de buitengerechtelijke incassokosten is artikel 7.12 van de Algemene Voorwaarden, aldus de eisende partij.
2.9.
In artikel 7.12 van de Algemene Voorwaarden staat dat de incassokosten 15% van de hoofdsom bedragen ter vergoeding van de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten. De eisende partij heeft niet toegelicht op welke wijze zij het gevorderde bedrag van € 745,21 heeft berekend en ook niet het bedrag in Antilliaanse guldens genoemd dat hiermee overeenkomt. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat dit bedrag overeenkomt met 15% van de hoofdsom. Gegeven de hoofdsom van ANG 6.996,00 is een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar van ANG 1.049,40.
2.10.
De eisende partij vordert rente van 6% over de hoofdsom vanaf 1 september 2007 tot 1 januari 2014 en vanaf 1 januari 2014 vordert zij 4% rente over de hoofdsom. Naar het toepasselijke Curaçaose recht kan de rechter ambtshalve de bedongen contractuele rente matigen op de grond dat toepassing van het beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Uit het dossier maakt de kantonrechter op dat de gedaagde partij de studie al in 2008 heeft gestaakt. De eisende partij heeft de gedaagde partij vervolgens pas bij brief van 13 maart 2018 gesommeerd om over te gaan tot terugbetaling in maandelijkse termijnen vanaf 1 mei 2018. De eisende partij heeft niet gesteld waarom zij pas vanaf mei 2018 aanspraak maakt op terugbetaling van de lening en vervolgens pas op 7 april 2022 is overgegaan tot dagvaarding. Uit de gang van zaken blijkt in elk geval dat zeer lange tijd is verstreken voordat de eisende partij is overgegaan tot sommaties en dagvaarding. Als gevolg daarvan is het rentebedrag sterk opgelopen. Daarbij mede in aanmerking genomen dat het hier een studielening betreft van een (semi-)overheidslichaam aan een particulier ziet de kantonrechter aanleiding om de contractuele rente te matigen tot de op Curaçao geldende wettelijke rente vanaf 1 september 2007.
2.11.
In de dagvaarding staat dat de gedaagde partij eind november 2021 een bedrag van € 100,00 heeft afbetaald. Uit de dagvaarding kan de kantonrechter niet opmaken waarop dit in mindering is gebracht. Op grond van artikel 44 van Burgerlijk Wetboek boek 6 van het Burgerlijk recht van Curaçao (BWC) strekt een betaling in de eerste plaats in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en tenslotte in mindering van de hoofdsom en lopende rente. Op 30 november 2021 kwam € 100,00 overeen met een bedrag van ANG 203,40. Dit bedrag komt daarom in mindering op de toe te wijzen buitengerechtelijke incassokosten, zodat daarvan nog ANG 846,00 zal worden toegewezen.
2.12.
De gedaagde partij zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van ANG 6.996,00, althans dit bedrag in Euro’s tegen de omrekenkoers van de dag waarop de betaling plaatsvindt, vermeerderd met de op Curaçao geldende rente vanaf 1 september 2007 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van ANG 846,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans dit bedrag in Euro’s tegen de omrekenkoers van de dag waarop de betaling plaatsvindt,
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 129,13 wegens dagvaardingskosten,
€ 514,00 wegens griffierecht en
€ 249,00 wegens salaris gemachtigde;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter