Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (belanghebbende),
de heffingsambtenaar van Cocensus, (de ambtenaar).
Overwegingen
In 2017 is de woning van belanghebbende voorzien van een uitbouw aan de achterzijde van ongeveer 39 m3, is de garage aan de voorzijde van de woning van ongeveer 55 m3 bij de woning getrokken, is een dakkapel van 6 strekkende meter gemaakt en is in de achtertuin een berging geplaatst. Tot het dossier behoort een foto van de gewijzigde voorzijde van de woning. De woning heeft (inclusief de uitbouwen) een inhoud van ongeveer 604 m³ en staat op een kavel ter grootte van ongeveer 282 m².
Naar het oordeel van de rechtbank is in de toelichting bij het taxatieverslag geen toezegging te lezen dat de zogenoemde modelmatige waardering ook in een bezwaar- of beroepsprocedure zou moeten worden toegepast. Belanghebbende kan aan deze tekst dan ook geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat dit wel zou gebeuren. De rechtbank merkt daarbij nog op dat het geen bezwaar ontmoet als in bezwaar en beroep een andere waarderingsmethode wordt gekozen dan bij het vaststellen van de waarde. Een andere waarderingsmethode kan immers juist leiden tot het inzicht dat de eerder gehanteerde methode al dan niet tot de juiste waarde heeft geleid. Dit zou slechts anders zijn als de belanghebbende door het gebruik van een andere methode gedurende een procedure in zijn procesbelangen zou worden geschaad, maar dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is gesteld noch gebleken. Ook ziet de rechtbank in het door belanghebbende gestelde geen aanwijzingen dat de ambtenaar de waarde van zijn woning op willekeurige wijze heeft bepaald.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de ambtenaar tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 333;
- veroordeelt de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 167;
- veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 189,75
- veroordeelt de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 189,75;
- gelast de ambtenaar de helft van het griffierecht, oftewel € 24,50 aan belanghebbende te vergoeden;
- gelast de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid) de helft van het griffierecht, oftewel € 24,50 aan belanghebbende te vergoeden.