In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 31 juli 2023, wordt het beroep van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van vier woningen op de bovenverdiepingen van een bestaand pand beoordeeld. De vergunning is van rechtswege verleend op 23 juni 2021, omdat het college van burgemeester en wethouders van Medemblik niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. Eisers, die eigenaar zijn van de appartementen op de begane grond, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, met argumenten over privaatrechtelijke belemmeringen en de goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouders belanghebbenden zijn en dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmeringen zijn die de realisatie van het bouwplan in de weg staan. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning in redelijkheid kon worden verleend, ondanks de bezwaren van eisers. De rechtbank concludeert dat de vergunning voldoet aan de eisen van de goede ruimtelijke ordening en dat de parkeernormen worden nageleefd. Ook wordt er geen strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld, aangezien de eerdere reactie van de gemeente op een principeverzoek niet als bindend kan worden beschouwd.
De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en bepaalt dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers, die op € 1.674,- worden vastgesteld, en het griffierecht van € 365,- dient te worden vergoed.