ECLI:NL:RBNHO:2023:13872

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/15/346398 / HA ZA 23-653
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging kansspelovereenkomst en toewijzing vordering tot terugbetaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.Z. Loonstein, en de naamloze vennootschap PLAY LOGIA N.V., gevestigd te Willemstad, Curaçao, die niet verschenen was. De rechtbank heeft zich eerst gebogen over de rechtsmacht en de toepasselijkheid van het recht. Aangezien de gedaagde in het buitenland is gevestigd, diende de rechtbank de bevoegdheid te bepalen aan de hand van de regels van het internationaal privaatrecht. De rechtbank concludeerde dat zij bevoegd was op basis van artikel 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt in Nederland moet worden uitgevoerd.

Vervolgens heeft de rechtbank het toepasselijk recht vastgesteld aan de hand van de Verordening Rome I. De rechtbank oordeelde dat het Nederlands recht van toepassing is, omdat de eiser in Nederland woont en de overeenkomst met de gedaagde tot stand is gekomen met betrekking tot de Nederlandse markt. De eiser vorderde primair te verklaren dat de kansspelovereenkomst nietig is, maar de rechtbank oordeelde dat de overeenkomst niet nietig is, maar wel vernietigbaar. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat de kansspelovereenkomst in strijd is met dwingende wetsbepalingen, maar niet met de fundamentele rechtsorde.

De rechtbank heeft de kansspelovereenkomst vernietigd en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 128.415,76 aan de eiser, alsook in de proceskosten. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over het toegewezen bedrag. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/346398 / HA ZA 23-653
Vonnis van 27 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
PLAY LOGIA N.V.,
gevestigd te Willemstad, Curaçao,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 en 2
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Rechtsmacht

2.1.
De rechtbank stelt voorop dat gedaagde in Willemstad, Curaçao, gevestigd is, zodat het geschil daarmee een interregionaal karakter heeft. Omdat geschreven regels ter bepaling van de interregionale bevoegdheid ontbreken, dient de Nederlandse rechter bij het bepalen van zijn bevoegdheid zo veel mogelijk aansluiting te zoeken bij de geldende regels van internationaal privaatrecht (HR 25 november 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0528 en HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0663). In dit verband is van belang dat de rechter, mede gelet op de voorrang van verdragen en EU-verordeningen ten opzichte van het nationale recht, gehouden is om eerst te onderzoeken of overeenkomstige toepassing kan worden gegeven aan de in verdragen en EU-verordeningen neergelegde bevoegdheidsbepalingen. Indien blijkt dat dergelijke verdragsrechtelijke of Unierechtelijke bevoegdheidsbepalingen ontbreken of zich niet voor overeenkomstige toepassing lenen, dient de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht te bepalen met overeenkomstige toepassing van de artikelen 1 t/m 14 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) (HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063).
2.2.
In de onderhavige zaak komen geen verdragen of verordeningen voor overeenkomstige toepassing in aanmerking, zodat de bevoegdheid moet worden bepaald met analoge toepassing van de artikelen 1 tot en met 14 Rv. Nu gedaagde gevestigd is op Curaçao, kan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet worden gebaseerd op de hoofdregel van artikel 2 Rv. Dat betekent dat onderzocht moet worden of de bevoegdheid kan worden gebaseerd op een van de aanvullende gronden van artikel 6 Rv.
2.3.
In artikel 6 onder a Rv is bepaald dat in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst de Nederlandse rechter eveneens rechtsmacht heeft indien de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt moet worden uitgevoerd, moet daarbij worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat op deze verbintenis van toepassing is. Met toepassing van artikel 6 Rv, waarin is bepaald dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst, indien de verbintenis die aan de eis of het verzoek ten grondslag ligt in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd, acht de rechtbank zich in onderhavige zaak bevoegd.
Toepasselijk recht
2.4.
De vraag naar het toepasselijk recht moet worden beantwoord aan de hand van de regels die daarvoor zijn gegeven in de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I Vo). Eiser heeft immers een overeenkomst met gedaagde gesloten en zijn primaire vorderingen zien op nietigheid c.q. vernietiging van die overeenkomst en terugbetaling van de door hem betaalde bedragen. De vordering van eiser heeft daarmee duidelijk een contractuele grondslag, ook al baseert eiser deze vorderingen mede op de stelling dat gedaagde zich bij de totstandkoming en de uitvoering van die overeenkomst heeft bediend van oneerlijke handelspraktijken, wat naar Nederlands recht een vorm is van onrechtmatig handelen. De overige vorderingen zijn ook onlosmakelijk verbonden met de overeenkomst die eiser sloot met gedaagde. Naar het oordeel van de rechtbank is hier dan ook sprake van een zaak die betrekking heeft op een of meer verbintenissen uit overeenkomst als bedoeld in Rome I Vo.
2.5.
Volgens de hoofdregel van artikel 3 van Rome I Vo wordt een overeenkomst beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. Eiser heeft de overeenkomst gesloten als consument. Voor consumentenovereenkomsten zijn in artikel 6 van Rome I Vo echter bijzondere regels gegeven.
2.6.
Volgens de hoofdregel van het eerste lid van artikel 6 van Rome I Vo wordt de overeenkomst tussen gedaagde en eiser beheerst door Nederlands recht, kort gezegd omdat eiser in Nederland woont en gedaagde zich richt op de Nederlandse markt en in dat verband de overeenkomst met eiser ook tot stand is gekomen.
Het Nederlandse recht is daarom het toepasselijke recht.
Inhoudelijke beoordeling
2.7.
Eiser vordert primair te verklaren voor recht dat de kansspelovereenkomst die is gesloten tussen eiser en gedaagde nietig is en/of de kansspelovereenkomst te vernietigen.
Artikel 3:40 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde nietig is.
Artikel 3:40 lid 2 BW bepaalt vervolgens dat strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van de rechtshandeling, doch, indien de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van één van de partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, slechts tot vernietigbaarheid, een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit.
2.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is de tussen eiser en gedaagde gesloten kansspelovereenkomst niet nietig, maar wel vernietigbaar. Dit wordt hierna toegelicht.
2.9.
Allereerst zal beoordeeld worden of sprake is van nietigheid. Daarvoor moet vastgesteld worden of sprake is van strijd met fundamentele beginselen van de rechtsorde of algemene belangen van fundamentele aard. Vast staat dat het op grond van artikel 1 lid 1 onder a van de Wet op de Kansspelen (hierna: WOK) verboden is gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge de WOK een vergunning is verleend. De omstandigheid dat voor het aanbieden van kansspelen een vergunning kan worden verkregen brengt met zich dat de rechtshandeling an sich geen strijd oplevert met de goede zeden of de openbare orde. Weliswaar is het belang van controle op organisaties die kansspelen aanbieden duidelijk, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van dusdanige fundamentele aard, dat dit kan leiden tot nietigheid.
2.10.
Vervolgens moet beoordeeld worden of de kansspelovereenkomst vernietigbaar is.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtshandeling, het aanbieden van een kansspel zonder vergunning, in strijd met een dwingende wetsbepaling (artikel 1 WOK). De wet beoogt enkel de belangen van de consument te beschermen, waaronder gokverslaving en de onevenwichtigheid in voorwaarden en transparantie. In de Memorie van Toelichting heeft de wetgever de maatschappelijke onwenselijkheid van illegale kansspelen (her)bevestigd. Weliswaar heeft voornoemde wettelijke bepaling mede tot doel het tegengaan van criminaliteit, een kwestie van openbare orde, maar het betreft niet de fundamentele rechtsorde. Een aanbieder van kansspelen kan immers dezelfde rechtshandeling verrichten indien hij beschikt over een vergunning, zonder dat dit strijd met de openbare orde oplevert. Dit heeft tot gevolg dat de kansspelovereenkomst slechts vernietigbaar is.
2.11.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de tussen eiser en gedaagde gesloten kansspelovereenkomst vernietigen. Het gevorderde bedrag zal als onweersproken worden toegewezen. De rechtbank komt niet meer toe aan de beoordeling van de door eiser (meer) subsidiair ingestelde vorderingen.
Proceskosten
2.12.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht 86,00
- salaris advocaat
1.880,00(1,0 punt × tarief € 1.880,00)
Totaal € 2.095,14
2.13.
Eiser vordert daarnaast veroordeling van gedaagde in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
vernietigt de kansspelovereenkomst die is gesloten tussen eiser en gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 128.415,76 (éénhonderd achtentwintigduizend vierhonderdvijftien euro en zesenzeventig eurocent), zijnde het totaal van de door gedaagde van eiser ontvangen bedragen na aftrek van de aan eiser uitbetaalde bedragen, en deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW steeds met ingang van de datum van storting tot aan de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 2.095,14, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589