ECLI:NL:RBNHO:2023:14161

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
C/15/346443 / KG ZA 23-639
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op contact en indienen van Woo-verzoeken door voormalig werknemer van de gemeente Haarlem

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Haarlem en een voormalig werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De Gemeente vorderde een verbod voor [gedaagde] om contact op te nemen met de Gemeente en haar medewerkers, alsook om Woo-verzoeken in te dienen die verband houden met zijn ontslag. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] zich in de periode van mei 2022 tot november 2023 schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen door de Gemeente en haar medewerkers te bestoken met talloze e-mails en verzoeken, die in strijd waren met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De rechtbank legde [gedaagde] een contactverbod op voor de duur van één jaar, evenals een verbod om Woo-verzoeken in te dienen die uitsluitend betrekking hebben op zijn ontslag. Tevens werd [gedaagde] verboden om bedreigende of beledigende uitlatingen te doen over de Gemeente en haar medewerkers in publicaties. De Gemeente werd in het gelijk gesteld en [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van proceskosten en een dwangsom bij overtreding van de opgelegde verboden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/346443 / KG ZA 23-639
Vonnis in kort geding van 22 december 2023
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEM,
zetelend te Haarlem,
eiseres,
advocaat: mr. P.R.M. Berends-Schellens te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde,
advocaat: mr. S.J. Sattler te Haarlem.
Partijen zullen hierna de Gemeente en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 77;
  • de akte vermindering van eis van de Gemeente;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8 van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling van 8 december 2023, waarbij door de Gemeente de eis verder is verminderd en pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
Arbeidsrelatie tussen de Gemeente en [gedaagde]
2.1.
is sinds 25 januari 1999 in dienst geweest bij de Gemeente, laatstelijk in de functie van medewerker servicedesk. De kwaliteit van de werkzaamheden van [gedaagde] is altijd goed geweest.
2.2.
In 2019 heeft een reorganisatie plaatsgevonden op de afdeling waar [gedaagde] werkzaam was (Facilitaire Zaken).
2.3.
Op 23 september 2020 heeft [gedaagde] zich ziek gemeld.
2.4.
De re-integratie van [gedaagde] is begeleid door [betrokkene 1] , een re-integratieadviseur in dienst van de Gemeente.
Verder zijn (onder meer) betrokken geweest:
  • [betrokkene 2] (bedrijfsarts);
  • [betrokkene 3] (voormalig directeur bedrijfsvoering);
  • [betrokkene 4] (destijds directeur bedrijfsvoering);
  • [betrokkene 5] (leidinggevende van [gedaagde] );
  • [betrokkene 6] (jurist);
  • [betrokkene 7] (gemeentesecretaris);
  • [betrokkene 8] (extern coach van Wille Coaching);
  • [betrokkene 9] (extern adviseur van Spaarne Werkt);
  • [betrokkene 10] (externe arbeidsdeskundige).
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 mei 2022 is op verzoek van de Gemeente de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] ontbonden met ingang van 1 juli 2022, omdat sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding.
2.6.
[gedaagde] heeft tegen deze beslissing van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij beschikking van 18 juli 2023 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
2.7.
Op 22 augustus 2022 heeft de Gemeente bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een Ziektewetuitkering aan [gedaagde] , omdat [gedaagde] zijn re-integratieproces zou hebben belemmerd. Tegen de beslissing op bezwaar – zijnde honorering daarvan – is vervolgens beroep ingesteld bij de bestuursrechter van deze rechtbank.
Wob- en Woo-verzoeken
2.8.
In de periode vanaf 18 juni 2021 tot en met 10 november 2023 heeft [gedaagde] 61 verzoeken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), thans de wet Open Overheid (Woo) ingediend bij de Gemeente, alsmede 31 bezwaarschriften.
2.9.
Verschillende verzoeken zijn door de Gemeente buiten behandeling gesteld op grond van de antimisbruikbepaling van de Woo (artikel 4.6), waartegen dan telkens door [gedaagde] bezwaar is aangetekend.
Correspondentie van [gedaagde] met de Gemeente
2.10.
In de periode rondom de beëindiging van zijn arbeidsrelatie met de Gemeente, heeft [gedaagde] daarnaast een aantal betrokkenen (zowel intern bij de Gemeente, als externen) veelvuldig en herhaaldelijk per e-mail benaderd met vragen en zich in sterke bewoordingen kritisch uitgelaten over de gang van zaken binnen de Gemeente. Daarbij heeft hij onder meer meldingen gedaan van grensoverschrijdend gedrag van (met name) [betrokkene 1] . Ook andere medewerkers van de Gemeente heeft hij ervan beschuldigd dat zij hun verantwoordelijkheden in ernstige mate verwaarlozen. In het navolgende worden ter illustratie enkele citaten opgenomen uit de grote hoeveelheid door [gedaagde] verzonden e-mails.
2.11.
Op 13 juni 2022 heeft [gedaagde] aan [betrokkene 4] (destijds Directeur Bedrijfsvoering van de Gemeente) een e-mail gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“Kent u het spreekwoord: ‘Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten’?
Uit ‘uw’ bericht maak ik op dat ‘u’ blijkbaar een groot wantrouwen jegens mij koestert
na mijn bijna 25 jaar trouwe dienstverband, klopt dat?
En u bent hier al 3 maanden werkzaam?
Of is de term ‘angsthazerij’ hier misschien beter op zijn plaats?
Angst van de heer [betrokkene 1] welteverstaan.
Angst voor verdere openbaring van zijn stiekeme en valse praktijken die hem in deze
organisatie blijkbaar geen strobreed in de weg worden gelegd?
(…)
Ik weet dat hij me sinds oktober 2020 al de deur uit wil werken en hij kan blijkbaar geen
dag langer wachten.
Het is al met al een erg trieste vertoning.
Of zou het misschien zo kunnen zijn dat de heer [betrokkene 1] gewoon dringend hulp
nodig heeft voor een mogelijke aandoening van een dissociatieve identiteitsstoornis?”
2.12.
In een e-mail van 28 juli 2022 heeft [betrokkene 4] toegegeven dat [gedaagde] soms lang moet wachten op een antwoord op zijn vele vragen. [gedaagde] heeft [betrokkene 4] op 29 juli 2022 onder meer als volgt geantwoord:
“Bedankt voor je reactie en wacht alsjeblieft nog even met het innemen van die arsenicum tabletten of cyaankali pillen.”
2.13.
Op 6 september 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden op het stadhuis, waarbij [gedaagde] en [betrokkene 4] aanwezig waren. Toen is afgesproken dat [gedaagde] zijn e-mailberichten aan de Gemeente voortaan uitsluitend zal richten aan [betrokkene 4] (met uitzondering van de Woo-verzoeken). [gedaagde] heeft zich aanvankelijk aan deze afspraak gehouden, maar heeft – toen hij niet snel genoeg antwoord kreeg op zijn vragen – vervolgens ook weer andere medewerkers van de Gemeente benaderd.
2.14.
Op 8 september 2022 heeft [gedaagde] onder meer het volgende geschreven aan [betrokkene 4] :
“De reden voor mijn WOO-verzoeken is o.a. om bij U aan te kunnen tonen dat mij hier enorm veel onrecht aangedaan is geworden met een zwaar onterechte ontbinding van mijn arbeidsovereenkomst na bijna 25 jaar trouwe dienst bij de gemeente Haarlem door de heer [betrokkene 1] in samenspan met mw. [betrokkene 6] van Juridische Zaken en geholpen door interim directrice [betrokkene 3] , die hier blijkbaar ook wel even voor te porren was in de korte tijd dat zij hier op de winkel mocht passen.
(…)
Desondanks is het niet de hoofdreden van mijn WOO-verzoeken, om er in eerste instantie een persoonlijk belang mee te kunnen laten dienen, dat ik later mogelijk aan zou kunnen wenden bij het onlangs ingediende hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam, wegens het uitgesproken ontslag per 1 juli 2022. Het is (niet onbelangrijke) bijzaak.
De hoofdreden is, zoals ik tijdens het gesprek van dinsdag al half heb laten doorschemeren, gelegen in de kwestie van de WNRA en de enorme versobering van het ambtenarenrecht dat daar nu het gevolg is. Dit is in potentie een zeer groot probleem voor zo’n 915.000 mensen die in overheidsdienst werkzaam zijn.
Mogelijk leidt mijn ‘onderzoeksjournalistiek’ tot een publicatie, die voor een groter publiek uiterst interessant en relevant zou kunnen zijn. Met name dus voor alle ambtenaren. Omdat ik nu zelf uit eerste hand kan putten wat de consequenties van de WNRA zijn in relatie tot de werkgever c.q. de heer [betrokkene 1] lijkt het nogal persoonlijk, maar het dient dus een veel groter en maatschappelijk doel.”
2.15.
Per e-mail van 22 september 2023 heeft [gedaagde] [betrokkene 4] onder meer het volgende geschreven:

U kunt uw kleinzerige vriendje[bedoeld is: [betrokkene 1] , toevoeging voorzieningenrechter]
feliciteren met zijn opzet om mijn toegezegde opleiding zo lang mogelijk te traineren dat het nu als mosterd na de maaltijd is geworden, aangezien het UWV er na een heroverweging niet mee wil instemmen om mij deze (praktijk)opleiding te laten volgen.
Maar die gevolgtrekking was natuurlijk al lang bekend bij de zogenaamde re-integratieregisseur. Het momentum is immers lang geleden gepasseerd. Een totale veronachtzaming van de WVP van werkgeverszijde dus.”
2.16.
Op 29 november 2022 heeft [gedaagde] aan [betrokkene 4] onder meer het volgende geschreven:

Het grensoverschrijdende gedrag van de heer [betrokkene 1] kenmerkt zich door tal van
valse praktijken, door list en bedrog, door machtsmisbruik en nog veel meer van zulks.
Zo wilt u zelf ook nog altijd geen antwoord geven op mijn zeer frequent herhaalde
vraag over de vals opgetuigde mediation van de heer [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 5]
bij register mediator mw. [betrokkene 11] in [plaats 2] .
De mediation tuchtcommissie zal hierover eerdaags hopelijk wel een zeer stevige
uitspraak doen.
Het zal ongetwijfeld aantonen hoe onvoorstelbaar vals en gemeen deze smerige streek
van de heer [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 5] geweest is om mij er het allerliefst op
staande voet mee ontslagen te kunnen krijgen.”
2.17.
In een brief van 23 december 2022 (en 20 januari 2023) heeft [betrokkene 4] gemeld dat de Gemeente zich vrij voelt de geschriften van [gedaagde] niet meer te beantwoorden. [gedaagde] heeft in een e-mail van 24 januari 2023 hierop onder meer als volgt gereageerd:

U heeft immers ook een morele plicht om ernstige misstanden in de huidige
bedrijfscultuur en -voering aan te pakken. Daar bent u dus ook directeur Bedrijfsvoering voor. Uw huidige labbekakkerige houding zal u weinig goeds brengen, want ik zal u dit
blijven nadragen en u hiervoor t.z.t. ook ter verantwoording roepen indien u alles maar op z’n beloop laat door alsmaar weg te kijken en geen passende maatregelen te nemen. Op deze manier bent u uw functie onwaardig.”
2.18.
In een e-mail van 5 januari 2023 heeft [gedaagde] aan [betrokkene 4] onder meer het volgende geschreven:

U schrijft niet de waarheid in uw brieven en u verlaagt zich hiermee tot het uiterst bedenkelijke niveau van de heer [betrokkene 1] , ‘directeur van de firma List en Bedrog’, die mij na bijna 25 jaar trouwe dienst op een uiterst valse, schandalige, achterbakse, schijnheilige, hypocriete en doortrapte wijze de deur uitgewerkt heeft.”
2.19.
[gedaagde] heeft op 1 februari 2023 enkele oud-collega’s benaderd. Onder meer heeft [gedaagde] het volgende aan hen geschreven:

Misschien vind je het interessant om de zitting bij te wonen, maar ik kan me ook voorstellen dat je vanwege de angst- en afrekencultuur bij de gemeente [betrokkene 1] hier je gezicht liever niet laat zien (met openlijke betrokkenheid bij mijn en jullie zaak).”
2.20.
Op 3 februari 2023 heeft hij hieraan het volgende toegevoegd:

Mocht je op de een of andere manier niet willen / kunnen / mogen reageren op dit
e-mailtje van mij wegens een opgelegd contactverbod vanuit het MT of de Directie,
zou je dat dan misschien kenbaar kunnen maken met een loos/nietszeggend/blanco
Whatsappje op mijn mobiele nummer [telefoonnummer] .
Of op een andere wijze? Door bijvoorbeeld te bellen en na 10 seconden zwijgen met
een kuchje weer op te hangen.”
2.21.
Op 16 februari 2023 heeft [gedaagde] aan enkele oud-collega’s verder het volgende geschreven:

Hieruit mag volgens mij dan gevoeglijk opgemaakt worden dat de gemeente Haarlem jullie jarenlang voor de gek gehouden heeft (door met name [betrokkene 12] , [betrokkene 5] , [betrokkene 13] en [betrokkene 6] ).
Volgens de eigen verklaring van de gemeente Haarlem zijn er dus nooit stukken aan bureau
Leeuwendaal voorgelegd geworden na 2018 nadat de nieuwe functie van facilitair medewerker (NBIC) gestalte gekregen heeft. Het lijkt erop dat jullie dus bij herhaling vreselijk in de maling genomen zijn.
Er heeft blijkbaar geen enkele onafhankelijke toetsing plaatsgevonden. Helemaal geen één dus.
Ik zou jullie willen adviseren om hierover gezamenlijk (en dus ook vooral gezamenlijk ondertekend) een brief op te stellen en deze aan de Directie èn OR tegelijk te sturen om opheldering te krijgen over dit schokkende voorval waarmee jullie meest waarschijnlijk enorm financieel benadeeld zijn geworden.”
2.22.
In de periode van 11 februari 2023 tot en met 29 maart 2023 heeft [gedaagde] een oud-collega ( [betrokkene 14] ) tien nagenoeg gelijkluidende e-mails gestuurd, waarin onder meer het volgende is vermeld:

Wat weet jij allemaal van de valse praktijken en het zwaar grensoverschrijdend gedrag
dat jouw directe collega [betrokkene 1] naar mij toe bezigt (en eerder gebezigd
heeft)?
Ben jij daar soms ook partij in?”
2.23.
In zijn e-mail van 29 maart 2023 aan [betrokkene 14] heeft [gedaagde] daaraan het volgende toegevoegd:
“Ik vind jouw optreden bijzonder onprofessioneel te noemen.
(…)
Je bent NOLOc gecertificeerd, maar dit is allesbehalve professioneel te noemen voor een
Loopbaanprofessional.
Indien je geen enkele reactie wil geven, dan zal ik daar mijn beklag over gaan doen bij de NOLOC.”
2.24.
In een re-integratietraject van Spaarne Werkt heeft [gedaagde] richting de betrokken adviseur ( [betrokkene 9] ) op 10 maart 2023 de hoop geuit dat [betrokkene 9] zich niet “
gaat gedragen als een van de vele Marionetten van de gemeente [betrokkene 1]”. Op 13 maart 2023 schreef hij aan [betrokkene 9] :

Ik begin hier toch wel een beetje een wrange nasmaak aan over te houden. Zijn de nieuwe orders van jouw opdrachtgever, de gemeente [betrokkene 1] , om mij te frustreren zodat het een mooie volgende aanvulling op zijn onophoudelijke hetze tegen mij kan gaan worden, met jouw negatieve verslaglegging die daaraan bijdraagt.”
2.25.
[gedaagde] heeft onder meer tegen arbeidsdeskundige [betrokkene 10] en mediator [betrokkene 11] klachten ingediend bij de tuchtrechtelijke instanties. De klachten zijn in juni 2023 gegrond verklaard, met oplegging van een maatregel.
2.26.
In het kader van één van de bezwaarprocedures over een Woo-verzoek van [gedaagde] , heeft [gedaagde] aan de betrokken gemeentefunctionarissen op 7 september 2023 het volgende geschreven:

Wanneer de Adviescommissie uitsluitend oren en ogen heeft voor verzinsels, leugens en lasterpraat van de gemeente [betrokkene 1] (en haar handlangers) om daarmee het aanzien van het ambtenarenapparaat van de gemeente Haarlem hoog te houden, dan valt de adviescommissie duidelijk niet onafhankelijk te noemen. Ik krijg bij de adviescommissie bezwaarzaken zo meer het gevoel van een poppenkast en een schijndemocratie.
De afdelingen HRM en JZ produceren een hoop onzin tegen mij en de zogenaamde onafhankelijke adviescommissie neemt dit klakkeloos 1 op 1 over, waarop het college van B&W dit ‘advies’ op haar beurt ook weer 1 op 1 klakkeloos overneemt (en terug
legt).
Uiteindelijk zijn de commissie Bezwaarzaken en het college van B&W slechts 2 tussentijdse schijnvertoningen in de bezwaarprocedure waarbij het aanvankelijk giftige brouwsel van [betrokkene 1] gewoonweg terugkeert als vals en smerig eindproduct.”
2.27.
Op 9 september 2023 heeft [gedaagde] daaraan nog het volgende toegevoegd:

Met de toezending van uw kennisgeving beslissing op bezwaar (JZ12022/1815241) heeft de gemeente Haarlem wederom eens en te meer aangetoond wat een vies, smerig, doortrapt, achterbaks en corrupt zooitje ambtenaren hier nu de dienst uitmaakt en wat een enorme farce de proceduregang via de commissie bezwaarzaken is.
De gelijkenis met een autocratisch en/of totalitair regime is hier niet zo ver te zoeken.
Bovendien is het ook vreselijk zielig dat een regulier Woo-verzoek van 16 april 2022 niet fatsoenlijk beantwoord kan worden en dat het ruim anderhalf jaar later geheel weggemoffeld moet worden op grond van valse argumenten.
Misleiding, list, bedrog, leugens, verduistering, achterhouding, handjeklap, vriendjespolitiek, belangenverstrengeling en corruptie vieren hoogtij (m.n. bij de afdeling [betrokkene 1] c.q. HRM) waarbij dit alles natuurlijk geheel onder de pet moet blijven.
Wat een dieptrieste vertoning dat het aanzien van de gemeente Haarlem anno 2023 nu zo ver afgegleden is.
Sic transit gloria mundi.”
2.28.
[betrokkene 4] heeft per 1 september 2023 een nieuwe baan aanvaard bij Schiphol. In een e-mail van 21 juli 2023 heeft [gedaagde] daarover het volgende geschreven aan [betrokkene 4] :
“(…)
En wie kan ik straks nog verantwoordelijk houden voor de vele valse en doortrapte
praktijken met zeer ernstig grensoverschrijdend gedrag van de gemeente [betrokkene 1]
waar ook jij een zekere medeverantwoordelijkheid voor draagt, wanneer je op- en
overgevlogen bent naar Schiphol?
Zou je misschien nog iets willen verklaren over de huidige verrotte bedrijfscultuur bij de
gemeente Haarlem? Of iets willen verklaren over het walgelijke personeelsbeleid?”
2.29.
Aan burgemeester [betrokkene 15] heeft [gedaagde] op 10 juli 2023, en daarna nog vier keer, het volgende geschreven:
“(…) Zal het niet zo zijn dat hij[ [betrokkene 4] , toevoeging voorzieningenrechter]
geen enkele verantwoordelijkheid kan/durft/wil nemen voor de verrotte bedrijfscultuur bij de gemeente Haarlem en dan in het bijzonder die van de gemeente [betrokkene 1] (een
klein gehucht binnen de gemeente Haarlem waarin de firma List & Bedrog hoogtij viert, doch zich er angstvallig schuil houdt)?
Een verrotte bedrijfscultuur waar je zelf ook maar al te graag voor wegkijkt (of anderszins probeert te verhullen). Zoals bijvoorbeeld met de RvS uitspraken tot 3x toe te negeren, een verre van integer Meldpunt Integriteit (gemeentesecretaris [betrokkene 7] ) volledig ongemoeid laten, zeer ernstig grensoverschrijdend gedrag hij de afdelingen HRM en JZ ongemoeid te laten, corrupte ambtenaren met nauwe connecties bij de directie geheel ongemoeid te laten.
En al het andere onwelgevallige snel onder het tapijt willen schuiven in de enorme doofpotcultuur van de gemeente Haarlem.
Duidelijk een burgemeester die zelf ook geen eigen verantwoordelijkheid durft te nemen.(…).”
2.30.
Aan de gemeentesecretaris ( [betrokkene 7] ) heeft [gedaagde] in de periode 10 juli 2023 tot 4 augustus 2023 – zevenmaal – e-mails gestuurd met nagenoeg dezelfde strekking.
2.31.
In een bezwaarschrift gericht aan het UWV van 28 juli 2023 heeft [gedaagde] onder meer het volgende vermeld:
“Hij[de betrokkene vanuit het UWV, toevoeging voorzieningenrechter]
wil ook niets begrijpen van de vieze, smerige, valse, achterbakse en doortrapte praktijken van de heer [betrokkene 1] bij de gemeente Haarlem, van zijn hetze jegens mijn persoon om mij helemaal kapot te maken, van het vele en zeer ernstige grensoverschrijdend gedrag dat hierbij heeft plaatsgevonden, van de daarbij naar mij toe uitgelokte verstoorde arbeidsverhouding om mij het liefst op staande voet ontslagen te kunnen krijgen met sarren en provoceren, van de valse regie op de bedrijfsarts, van de valse regie op zijn malafide arbeidsdeskundige, van de valse regie op psycholoog [betrokkene 16] , van de valse regie op [bedrijf] en van de valse regie op de registermediator (waartegen thans een aangifte bij de politie ligt), van de vele valse praktijken met o.a. een valse aangifte jegens mijn persoon voor smaad en laster terwijl het omgekeerde juist waar is en waartoe eerdaags ook aangifte van opgenomen gaat worden, van valsheid in geschrifte en van de valse bespelingen (manipulatie en indoctrinatie) van zowel het UWV als de kantonrechter.”
2.32.
In het kader van de beroepsprocedure over de Ziektewetuitkering heeft [gedaagde] eind mei 2023 beschikking gekregen over e-mails van 25 januari 2021 en 10 maart 2021. In een e-mail van 31 juli 2023 aan [betrokkene 1] , burgemeester [betrokkene 15] en gemeentesecretaris [betrokkene 7] , heeft [gedaagde] hierover het volgende geschreven:
“In oktober 2020 had jij in select gezelschap al geroepen dat je mij de deur ging uitwerken (met je smerige en achterbakse praktijken), zo had bedrijfsarts [betrokkene 2] zich destijds ook al per ongeluk naar mij toe laten ontvallen.
In een e-mailbericht van jou d.d. 10 maart 2021 blijkt dit valse voornemen van jou nogmaals ontegenzeglijk.”
2.33.
Op 7 augustus 2023 heeft [gedaagde] aan burgemeester [betrokkene 15] , gemeentesecretaris [betrokkene 7] en [betrokkene 4] het volgende geschreven:

Op een dag heb je het; je wordt... (freelance) onderzoeksjournalist bij het Haarlems Dagblad of de NRC en je neemt een karrenvracht aan eigen werk mee om brisante artikelen mee te publiceren die later mooi gebundeld kunnen worden in het boek: “Operatie werk [gedaagde] de deur uit. Zwartboek van een ongewenste medewerker” (…)”.
.
2.34.
Op 28 augustus 2023 heeft [gedaagde] aan burgemeester [betrokkene 15] onder meer het volgende geschreven:
“Dit is een oprechte waarschuwing om mijn verzoek met een vaststellingsovereenkomst, waarmee tot een nette afhandeling gekomen kan worden n.a.v. het extreem valselijk opgetuigde ontslag naar mij toe (na bijna 25 jaar trouwe dienst bij de gemeente Haarlem), te aanvaarden. De gegevens hiertoe zijn eerder door mijn advocaat bekend gemaakt geworden bij het advocatenkantoor Capra in Den Haag.
[betrokkene 7] en [betrokkene 1] kennen de details ongetwijfeld.
Ik stel een ultimatum in - tot morgenochtend 10.00 uur op dinsdag 29 augustus 2023 - om hierop positief te reageren.
Bij het uitblijven hiervan zie ik mij genoodzaakt om mijn besmeurde goede naam en mijn besmeurde onberispelijke reputatie grondig te gaan zuiveren via alle mogelijke denkbare kanalen, zoals traditionele media, social media, de politiek (onze gemeenteraadsleden), onderzoeksbureaus en Politie & Justitie.
Ik zal mij hierbij dan niet beperken tot alleen mijn schandalig aangesmeerde ontslag, maar ik zal het veel grotere plaatje schetsen van de verrotte en corrupte bedrijfscultuur die dit allemaal mogelijk gemaakt heeft en waar jij net zo veel debet aan bent èn er de verantwoordelijkheid voor draagt.
Wees alsjeblieft verstandig en handel deze smerige kwestie naar mij toe correct en fatsoenlijk af.”
2.35.
[gedaagde] is bedrijfsarts [betrokkene 2] tegengekomen in een winkel op 2 september 2023. Daarover heeft [betrokkene 2] het volgende geschreven:

Sedert een jaar (denk ik) stuurt hij iedere week een mail waarin hij [betrokkene 1] , [betrokkene 10] en mij beticht van slecht handelen. Ik heb hem eerder een uitgebreide uitleg gestuurd hoe het proces gegaan is, waarom probleemanalyse, FML etc gedaan zijn en heb hem aangegeven dat hij het met deze uitleg moet doen. Ook was aangeboden een afspraak te
maken maar dat wilde hij niet. Heeft hij klachten dan moet hij een officieel klacht indienen zodat het dan ook goed begeleid behandeld kon worden. Ik heb daarna niet meer gereageerd op de wekelijkse mails. Ook in de winkel heb ik hem aangegeven niet meer te gaan reageren op zijn mails.”
2.36.
[gedaagde] heeft arbeidsdeskundige [betrokkene 10] op 3 september 2023 thuis opgezocht. Op vordering van de politie is [gedaagde] daar vertrokken.
2.37.
[gedaagde] heeft aan [betrokkene 1] op 6 september 2023 (de verjaardag van [betrokkene 1] ) een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:

Wat mij betreft ben je dus nog lang niet jarig.
En onthoud één ding heel goed: What goes around .... comes around!
2.38.
Op 12 september 2023 heeft [gedaagde] onder meer aan de afdeling Juridische Zaken van de Gemeente, de burgemeester ( [betrokkene 15] ), de gemeentesecretaris ( [betrokkene 7] ) en [betrokkene 4] , een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:

Ik eis dat de afhandeling met een dwangsom op mijn ingediende ingebrekestelling d.d. 31 juli 2023 z.s.m. uitgevoerd wordt.
En wat een stelletje smerige achterbakse onderkruipsels van de firma [betrokkene 1] en co is hier achter de schermen weer bezig geweest om mijn Woo-verzoek van 16 april 2022 en de
daaropvolgende bezwaarzaak meer dan anderhalf jaar op alle mogelijke manieren te dwarsbomen en te traineren omdat de eerder gebezigde vieze valse oplichtingspraktijken niet aan het licht mogen komen.
Ook wordt het advies van de commissie bezwaarzaken d.d. 27juni 2023 meer dan 2 maanden heimelijk achtergehouden door de vakafdeling [betrokkene 1] (HRM) om zich uiteindelijk met een valse uitweg van deze zaak te kunnen ontdoen door zichzelf te beroepen op artikel 4.6 van de Woo, zijnde een antimisbruikbepaling, waarmee het indirect schuld bekent.
Wat een doortrapt zooitje, wat een schijndemocratie en wat een autocratie viert hier nu hoogtij bij dit corrupte ambtenarenapparaat van de gemeente Haarlem.”
2.39.
Op 14 oktober 2023 heeft de politie op verzoek van de Gemeente met [gedaagde] een zogenaamd stop-gesprek gevoerd.
2.40.
In een bezwaarschrift gericht aan de Gemeente van 23 oktober 2023 heeft [gedaagde] zijn eerder ingenomen stellingen herhaald en daaraan onder andere het volgende toegevoegd:

Niet geheel onbelangrijk om hierbij te vermelden is dat de partner van mijn (voormalige)
leidinggevende mw. [betrokkene 5] bij de gemeente Haarlem een partner heeft die werkzaam is bij de politie Eenheid Noord-Holland. Onthoud a.u.b. ook even dat burgemeester [betrokkene 15] vanuit zijn rol in de lokale driehoek tussen gemeente, politie en OM hier het nodige aan zijn invloed kan laten gelden, waarover verderop meer.
De manipulatieve gemeente [betrokkene 1] kan met al zijn machtsspelletjes en machtsmiddelen (en onbeperkte financiële middelen) ongemoeid als representant van de werkgever, zijnde de gemeente Haarlem, dus alles ongehinderd blijven uitvreten.”
2.41.
Op 19 november 2023 heeft [gedaagde] in een bezwaarschrift gericht aan het UWV, het volgende vermeld:

U heeft ondertussen alle tijd en gelegenheid gehad om de laaghartige oplichters van de gemeente [betrokkene 1] bij mijn bezwaarzaak te betrekken (…)
Waarom kan [betrokkene 1] en co. met zijn trieste hufterpraktijken niet gewoon terecht bij het UWV regiokantoren in Amsterdam, Almere of Alkmaar (…)”

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert - na de akte vermindering van eis en de eisverminderingen ter zitting - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] verbiedt om per de datum van deze uitspraak gedurende drie jaar, op enigerlei wijze contact op te nemen met de Gemeente en/of daar werkzame ambtenaren of met voormalig ambtenaren, dit, met uitzondering van uitsluitend functionele contacten met de Gemeente op basis van het inwonerschap van [gedaagde] van de Gemeente (zoals bijvoorbeeld het aanvragen van een paspoort), in welke functionele contacten het voor [gedaagde] verboden is om intimiderende, grievende, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende uitlatingen te doen, persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel via internet, per post of enig ander berichtenverkeer naar of over (voormalig) medewerkers van) de Gemeente en/of betrokkenen bij het conflict van [gedaagde] met de Gemeente en dat betrekking heeft op de voormalige arbeidsrelatie van [gedaagde] met de Gemeente;
[gedaagde] verbiedt om per de datum van deze uitspraak, gedurende drie jaar, Woo-verzoeken in te dienen, dan wel in te laten dienen, welke verzoeken verband houden met het conflict van [gedaagde] met de Gemeente en dat betrekking heeft op de voormalige arbeidsrelatie van [gedaagde] met de Gemeente;
[gedaagde] , in welke hoedanigheid dan ook, gebiedt zich in het kader van enige publicatie in welk medium dan ook, te onthouden van intimiderende, grievende, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende uitlatingen, over ((voormalig) medewerkers van) de Gemeente;
[gedaagde] gebiedt om zich per de datum van deze uitspraak in het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit het Eigenrisicodragerschap van de Gemeente voor de Werkloosheidswet te onthouden van intimiderende, grievende, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende uitlatingen, persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel via internet, per post of enig ander berichtenverkeer naar of over (voormalig) medewerkers van) de Gemeente;
[gedaagde] gebiedt zich in een procedure van welke aard dan ook te onthouden van intimiderende, grievende, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende uitlatingen persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel via internet, per post of enig ander berichtenverkeer naar of over (voormalig) medewerkers van) de Gemeente;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 500,- per overtreding van de veroordelingen genoemd in punten 1 tot en met 5, met een maximum van € 200.000,-;
[gedaagde] gebiedt binnen zeven dagen na de betekening van dit vonnis aan de Gemeente de navolgende verklaring te zenden, welke verklaring de Gemeente intern en extern kan gebruiken voor zover de Gemeente dit noodzakelijk acht om haar beschadigde reputatie, die van haar (voormalig) ambtenaren, en die van al dan niet door haar ingeschakelde deskundigen, te (doen) herstellen;
"Op last van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland verklaar ik, [gedaagde] , voormalig ambtenaar bij de gemeente Haarlem, tijdens mijn dienstverband en daarna niet de juiste keuzes te hebben gemaakt in de bejegening van diegenen die bij mijn arbeidsovereenkomst waren betrokken. Vanaf nu zal ik mij redelijk en fatsoenlijk opstellen.
dagtekening, 202.
.....
w.g. [gedaagde] "
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag met een maximum van € 20.000,-;
een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
De Gemeente legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de aantijgingen van [gedaagde] aan het adres van (de medewerkers van) de Gemeente ongegrond zijn en een onevenredig grote belasting vormen voor de Gemeente. Daarmee handelt [gedaagde] in strijd met hetgeen op van grond van (ongeschreven) regels in het maatschappelijk verkeer betamelijk is, waardoor de Gemeente schade lijdt. Als goed werkgever wenst de Gemeente haar medewerkers te vrijwaren tegen het gedrag van [gedaagde] . Ook wil zij haar reputatie beschermen. Met het indienen van de vele Woo-verzoeken maakt [gedaagde] bovendien misbruik van recht, aldus nog steeds het betoog van de Gemeente.
3.3.
[gedaagde] betwist de vorderingen van de Gemeente en voert daartoe - verkort weergegeven - het volgende aan. Er is geen sprake van onrechtmatig handelen. [gedaagde] wil met zijn correspondentie en Woo-verzoeken misstanden binnen de Gemeente aan het licht brengen en de Gemeente moet als overheidsorgaan - in de context van een arbeidsgeschil waarin de gemoedere hoog oplopen - bestand zijn tegen ongezouten kritiek. Bovendien heeft de Gemeente zelf olie op het vuur gegooid. In de dagvaarding zijn de gestelde onrechtmatige uitlatingen onvoldoende gespecificeerd. Daarnaast ontbreekt het spoedeisend belang, omdat [gedaagde] sinds september 2023 zich niet meer heeft gewend tot de Gemeente, met uitzondering van de commissie bezwaarzaken.
Toewijzing van de vorderingen zou volgens [gedaagde] bovendien een schending opleveren van de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en het censuurverbod. Het verbod op het indienen van Woo-verzoeken is in strijd met de wet en de jurisprudentie van de Raad van State, aldus nog steeds het betoog van [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat de vorderingen van de Gemeente in dit kort geding gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komen en licht dit als volgt toe.
Onrechtmatigheid handelwijze periode mei 2022 tot en met november 2023
4.2.
Vooropgesteld wordt dat een ex-medewerker van de Gemeente, die door de Gemeente is ontslagen, de mogelijkheid moet hebben opheldering te vragen over de gang van zaken. Daarbij is het de ex-werknemer ook niet verboden zich kritisch uit te laten en vermeende misstanden aan de orde te stellen.
4.3.
Of (alle) aantijgingen die [gedaagde] aan het adres van de Gemeente maakt, terecht zijn, hoeft (en kan) niet in deze procedure worden vastgesteld. Zelfs indien inderdaad, zoals [gedaagde] meent, sprake is van aantoonbare en ernstige misstanden binnen de Gemeente en/of er onjuist is gehandeld door de Gemeente rondom het ontslag van [gedaagde] , is de vrijheid van [gedaagde] om die vermeende misstanden aan de orde te stellen namelijk niet onbegrensd.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Gemeente met het overleggen van de in nummers 2.8 tot en met 2.41 van dit vonnis genoemde correspondentie voldoende aannemelijk gemaakt dat die grens in de periode vanaf mei 2022 tot en met november 2023 door [gedaagde] is overschreden. In die periode heeft [gedaagde] de Gemeente en haar medewerkers bestookt met talloze e-mails, verzoeken en bezwaren. Gelet op de toon, de inhoud en de frequentie daarvan, zijn deze uitlatingen van [gedaagde] , bezien in onderlinge samenhang, in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.5.
Bij deze beoordeling weegt de voorzieningenrechter ook mee dat het aannemelijk is dat de handelwijze van [gedaagde] tot een grote belasting leidt van de Gemeente en haar medewerkers. Dat geldt niet alleen voor de afhandeling van de Woo-verzoeken, maar ook voor de overige correspondentie van [gedaagde] . De medewerkers van de Gemeente worden daarin herhaaldelijk en in onnodige schofferende bewoordingen door [gedaagde] door het slijk gehaald. De voorzieningenrechter acht het daarom aannemelijk dat die belasting van de Gemeente niet alleen bestaat uit de tijd die het kost om die omvangrijke correspondentie beantwoorden, maar óók uit de onrust die de correspondentie binnen de organisatie van de Gemeente (en bij de medewerkers persoonlijk) veroorzaakt.
In dit kader acht de voorzieningenrechter ook relevant dat [gedaagde] kennelijk zijn voormalig collega’s heeft proberen te betrekken bij zijn beschuldigingen aan het adres van de Gemeente. Verwezen wordt naar de in nummers 2.19 tot en met 2.23 aangehaalde emails, waarin [gedaagde] bovendien een voormalig collega een klacht bij haar beroepsvereniging in het vooruitzicht heeft gesteld, indien zij niet zou reageren op de vele berichten van [gedaagde] .
4.6.
De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet in zijn betoog dat de gestelde onrechtmatige uitlatingen in de dagvaarding onvoldoende zijn gespecificeerd. De in nummers 2.10 tot en met 2.41 aangehaalde correspondentie is ook in de dagvaarding geciteerd. Het was voor [gedaagde] daarom voldoende duidelijk dat de Gemeente haar vorderingen op die uitlatingen baseerde. Anders dan [gedaagde] meent, is voorzieningenrechter van oordeel dat het niet noodzakelijk is dat de Gemeente één uitlating van [gedaagde] aanwijst die op zichzelf bezien onrechtmatig is. De onrechtmatigheid is in dit geval juist gelegen in het samenstel van het handelen van [gedaagde] tegenover de Gemeente, en de gevolgen daarvan voor de Gemeente.
4.7.
[gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat de voorzieningenrechter geen goed oordeel kan vormen over de onrechtmatigheid van de uitlatingen van [gedaagde] , zonder kennis te hebben genomen van de volledige context en alles wat vooraf is gaan aan die uitlatingen. Het had echter op de weg van [gedaagde] gelegen om dit verweer te onderbouwen, hetgeen hij niet, of in ieder geval onvoldoende, heeft gedaan. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter zich moeilijk een voorstelling kan maken van een context die de door [gedaagde] gekozen bewoordingen (bijvoorbeeld: “
wacht alsjeblieft nog even met het innemen van die arsenicum tabletten of cyaankali pillen”en “
heeft de gemeente Haarlem wederom eens en te meer aangetoond wat een vies, smerig, doortrapt, achterbaks en corrupt zooitje ambtenaren hier nu de dienst uitmaakt” en
“stelletje smerige achterbakse onderkruipsels”, zie nrs. 2.13, 2.27 en 2.38 van dit vonnis) kan rechtvaardigen.
4.8.
Volgens [gedaagde] moet de Gemeente als overheidsorgaan bestand zijn tegen kritiek op haar functioneren. Daarmee gaat hij er echter ten onrechte aan voorbij dat zijn kritiek zich (met grote frequentie en op onnodig schofferende wijze) richt op (en aan) de medewerkers van de Gemeente persoonlijk. In dat kader weegt ook mee dat de Gemeente (onder meer) in september 2022 heeft geprobeerd afspraken te maken met [gedaagde] , inhoudende dat hij zijn correspondentie voortaan alleen zou richten aan [betrokkene 4] , maar dat [gedaagde] ter zitting heeft erkend dat hij zich niet aan die afspraak heeft gehouden.
4.9.
De berichten van [gedaagde] lijken bovendien, in toenemende mate, een dreigende ondertoon te krijgen, hetgeen de onrechtmatigheid van de handelwijze van [gedaagde] onderstreept. Gewezen wordt, bij wijze van voorbeeld, op de “
oprechte waarschuwing” aan de burgemeester van 28 augustus 2023 (nummer 2.34), het verjaardagsbericht aan [betrokkene 1] van 6 september 2023 (“
Wat mij betreft ben je dus nog lang niet jarig”, nummer 2.37) en het (door [gedaagde] niet weersproken) bezoek van [gedaagde] aan het woonadres van arbeidsdeskundige [betrokkene 10] op 3 september 2023, waar hij pas vertrok op vordering van de ter plekke gearriveerde politie (zie nummer 2.36).
4.10.
[gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord en ter zitting aangevoerd dat hij zich sinds september 2023 rustig(er) houdt. Dat standpunt is echter niet te rijmen met de inhoud van de hiervoor geciteerde e-mail van 12 september 2023 (“
stelletje smerige achterbakse onderkruipsels van de firma [betrokkene 1] en co” en “
Wat een doortrapt zooitje, wat een schijndemocratie en wat een autocratie viert hier nu hoogtij bij dit corrupte ambtenarenapparaat van de gemeente Haarlem”, nummer 2.38) en de inhoud van het bezwaarschrift van 19 november 2023 (“
de laaghartige oplichters van de gemeente [betrokkene 1]” en “
trieste hufterpraktijken”, nr. 2.41). Die uitlatingen lijken eerder te wijzen op een onveranderd vijandige houding van [gedaagde] jegens de Gemeente.
4.11.
De discussie over de omvang van de schade van de Gemeente kan in deze procedure in het midden blijven (volgens de Gemeente benaderen de kosten van het behandelen van de Wob- en Woo-verzoeken van [gedaagde] € 110.000,-, hetgeen [gedaagde] heeft weersproken). De Gemeente vordert immers geen (voorschot op) vergoeding van de schade. Voor beantwoording van de vraag of sprake is van een onrechtmatig daad (in de zin van artikel 6:162 BW) is relevant óf de Gemeente enige schade heeft geleden. Dat daarvan sprake is, is voldoende aannemelijk gemaakt.
Spoedeisend belang
4.12.
Het voorgaande betekent ook dat [gedaagde] niet wordt gevolgd in zijn betoog dat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. De Gemeente heeft met het overleggen van de hiervoor aangehaalde correspondentie voldoende onderbouwd dat [gedaagde] in ieder geval tot het uitbrengen van de dagvaarding op 24 november 2023 onrechtmatig heeft gehandeld. De Gemeente heeft daarom een spoedeisend belang bij haar vorderingen, die tot doel hebben dat [gedaagde] zijn onrechtmatig handelen staakt. Van de Gemeente kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
Bespreking van de vorderingen
Vorderingen 1, 4 en 5 – contactverbod en verbod beledigende/bedreigende uitlatingen
4.13.
Vordering 1 (het contactverbod) zal gezien het voorgaande worden toegewezen. Het oordeel van de voorzieningenrechter dat de handelwijze van [gedaagde] tegenover de Gemeente tot op heden als onrechtmatig moet worden aangemerkt, betekent ook dat de Gemeente een gerechtvaardigd belang heeft bij een voorziening die dergelijk onrechtmatig handelen van [gedaagde] in de toekomst beoogt te voorkomen. Bij de beoordeling heeft de voorzieningenrechter meegewogen dat ter zitting namens [gedaagde] is onderkend dat verdere correspondentie met de ambtenaren van de Gemeente geen nieuwe antwoorden meer gaat opleveren voor [gedaagde] . [gedaagde] heeft bij die stand van zaken onvoldoende toegelicht dat zijn belangen worden geschaad door de toewijzing van het gevorderde contactverbod. Daarom laat de voorzieningenrechter het evidente belang van de Gemeente bij toewijzing van vordering 1 zwaarder wegen.
4.14.
De duur van het gevorderde contactverbod zal worden beperkt tot één jaar, omdat de Gemeente haar belang bij een langere duur niet heeft toegelicht.
4.15.
Mede teneinde de door [gedaagde] gevreesde executiegeschillen (zo veel als mogelijk) te voorkomen, zal ten aanzien van de “functionele contacten” zoals genoemd in vordering 1, uitsluitend worden bepaald dat [gedaagde] zich niet bedreigend of beledigend mag uitlaten, nu dit begrippen zijn die in de wet zijn genoemd en in de jurisprudentie nader zijn ingekaderd. De overige in vordering 1 genoemde kwalificaties (intimiderende, grievende, vijandige, vernederende of kwetsende) zullen niet worden overgenomen, omdat [gedaagde] terecht heeft aangevoerd dat deze kwalificaties (te) subjectief zijn.
4.16.
Het moet voor [gedaagde] mogelijk blijven om in procedures en in het kader van het Eigenrisicodragerschap van de Gemeente, stellingen in te nemen en verweer te voeren, óók indien die stellingen betrekking hebben op het arbeidsconflict of de vermeende misstanden binnen de Gemeente. Maar ook in die procedures dient [gedaagde] zich te onthouden van beledigende of bedreigende uitlatingen over de Gemeente. In deze zin zullen vorderingen 4 en 5 worden toegewezen.
Vordering 2 – Woo-verzoeken
4.17.
De Gemeente vordert verder dat [gedaagde] wordt beperkt in zijn mogelijkheden tot het indienen van Woo-verzoeken bij de Gemeente.
4.18.
[gedaagde] heeft zich er op beroepen dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, elke Woo-aanvraag afzonderlijk beoordeeld moet worden. Volgens [gedaagde] wordt met het gevorderde algemene verbod inbreuk gemaakt op het recht op toegang tot de rechter (artikel 6 EVRM).
4.19.
Vooropgesteld wordt dat de Gemeente geen algeheel verbod vordert tot het doen van Woo-verzoeken, maar enkel ten aanzien van verzoeken die “
verband houden met het conflict van [gedaagde] met de gemeente en dat betrekking heeft op de voormalige arbeidsrelatie van [gedaagde] met de gemeente”. Ook wordt vooropgesteld dat de bevoegdheden uit de Woo niet gebruikt kunnen worden om een procedure over een onherroepelijk vaststaand ontslag weer over te doen (vgl. ABRvS 6 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3754).
4.20.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de bevoegdheid van de burger om bij de overheid aanvragen en verzoeken in te dienen, kan worden misbruikt, en dat het daarom mogelijk is dergelijk misbruik, als zijnde een onrechtmatige daad, in kort geding te verbieden. Wel dient de rechter daarbij (mede gelet op fundamentele karakter van artikel 6 EVRM) terughoudendheid te betrachten (vgl. Hof Den Haag 14 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:75).
4.21.
Vaststaat dat [gedaagde] 61 Wob- dan wel Woo-verzoeken heeft ingediend in de periode rondom zijn ontslag bij de Gemeente. Ook is duidelijk dat in ieder geval een aanzienlijk deel van die verzoeken betrekking had op (de financiering van) het re-integratietraject van [gedaagde] en het daaropvolgende ontslag. Verder staat buiten twijfel dat de afhandeling van de vele Woo-verzoeken van [gedaagde] een grote belasting vormt voor de Gemeente.
4.22.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat nieuwe Woo-verzoeken van [gedaagde] die uitsluitend en rechtstreeks betrekking hebben op het ontslag van [gedaagde] , als misbruik van recht en daarom onrechtmatig moeten worden aangemerkt, zodat het gevorderde verbod tot het indienen van dergelijk verzoeken toewijsbaar is, voor een duur van één jaar. [gedaagde] heeft ter zitting ook toegelicht dat alle voor hem in dit kader relevante vragen nu gesteld zijn, zodat de belangen van [gedaagde] door dit verbod niet onevenredig worden geschaad.
4.23.
Voor het overige zal vordering 3 worden afgewezen. [gedaagde] heeft namelijk aangevoerd dat hij met de Woo-verzoeken met name beoogt om misstanden voor een groter publiek aan de orde te stellen. Dat doel valt in beginsel binnen het bereik van de Woo. Gelet hierop kan daarom niet bij voorbaat worden gezegd dat de Woo-verzoeken van [gedaagde] die niet uitsluitend en rechtstreeks betrekking hebben op zijn ontslag, onrechtmatig zijn.
Vordering 3 – publicaties
4.24.
De Gemeente vordert dat [gedaagde] ook wordt beperkt in zijn mogelijkheden om in publicaties uitlatingen te doen over (de medewerkers van) de Gemeente.
4.25.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Gemeente voldoende grond voor de vrees dat [gedaagde] naar de media zal stappen. [gedaagde] heeft dat meerdere keren (en met een dreigende ondertoon) aangekondigd. Verwezen wordt naar de correspondentie die is geciteerd in nummers 2.14, 2.33 en 2.34 van dit vonnis.
4.26.
[gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat hem niet (bij voorbaat) kan worden verboden (via publicaties) ruchtbaarheid te geven aan vermeende misstanden. Het zal immers van de omstandigheden van het geval afhangen of een dergelijke publicatie onrechtmatig is tegenover de Gemeente. Wel zal [gedaagde] reeds op voorhand worden verboden zich in enige publicatie bedreigend uit te laten over (de medewerkers van) de Gemeente, omdat dat in alle gevallen ontoelaatbaar is. Gezien de onrechtmatige handelwijze van [gedaagde] tegenover de Gemeente tot op heden, acht de voorzieningenrechter een dergelijke beperkte inperking van de persvrijheid en van de vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd.
Het verbod tot het doen van intimiderende, grievende, beledigende, vijandige, vernederende of kwetsende uitlatingen in (pers-)publicaties is echter niet toewijsbaar, mede gelet op hetgeen hierover in 4.15 is overwogen. Een algeheel verbod om zich in enige publicatie beledigend uit te laten acht de voorzieningenrechter in dit stadium een te grote inperking.
Vordering 4 - dwangsom
4.27.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de gevorderde dwangsom toe te wijzen. De dwangsom zal worden gematigd op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
Vordering 5 - rectificatie
4.28.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Gemeente onvoldoende toegelicht welk belang zij er bij heeft dat [gedaagde] in een algemene rectificatie verklaart dat hij niet de juiste keuzes heeft gemaakt in de bejegening en dat hij zich vanaf heden redelijk en fatsoenlijk zal opstellen. Het enkele betoog van de Gemeente dat sprake is van een afbreukrisico is daarvoor onvoldoende. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.29.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Gemeente tot op heden worden begroot op € 1.861,73, waarvan € 106,73 aan dagvaardingskosten, € 676,- aan griffierechten en € 1.079,- aan salaris advocaat. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
4.30.
Een kostenveroordeling levert ook voor de nakosten een executoriale titel op (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). De voorzieningenrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] om per heden gedurende één jaar op enigerlei wijze contact op te nemen met de Gemeente en/of daar werkzame ambtenaren of met voormalig ambtenaren, dit met uitzondering van uitsluitend functionele contacten met de Gemeente op basis van het inwonerschap van [gedaagde] van de Gemeente (zoals bijvoorbeeld het aanvragen van een paspoort), in welke functionele contacten het voor [gedaagde] verboden is om bedreigende of beledigende uitlatingen te doen, persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel via internet, per post of enig ander berichtenverkeer naar of over ((voormalig) medewerkers van) de Gemeente en dat betrekking heeft op de voormalige arbeidsrelatie van [gedaagde] met de Gemeente;
5.2.
verbiedt [gedaagde] om per heden gedurende één jaar Woo-verzoeken in te dienen, dan wel in te laten dienen, voor zover die verzoeken uitsluitend en rechtstreeks betrekking hebben op het ontslag van [gedaagde] door de Gemeente;
5.3.
gebiedt [gedaagde] , in welke hoedanigheid dan ook, zich in het kader van enige publicatie in welk medium dan ook, te onthouden van bedreigende uitlatingen over ((voormalig) medewerkers van) de Gemeente;
5.4.
gebiedt [gedaagde] om zich per heden in het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit het Eigenrisicodragerschap van de Gemeente voor de Werkloosheidswet te onthouden van bedreigende of beledigende uitlatingen, persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel via internet, per post of enig ander berichtenverkeer naar of over (voormalig) medewerkers van) de Gemeente;
5.5.
gebiedt [gedaagde] zich in een procedure van welke aard dan ook te onthouden van bedreigende of beledigende uitlatingen persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel via internet, per post of enig ander berichtenverkeer naar of over (voormalig) medewerkers van de Gemeente;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom aan de Gemeente van € 500,- per overtreding van de veroordelingen genoemd in nummers 5.1 tot en 5.5 van dit vonnis, met een maximum van in totaal € 25.000,-;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de zijde van de Gemeente tot op heden worden begroot op € 1.861,73, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1538