ECLI:NL:RBNHO:2023:4189

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
10403729
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake vorderingen van T-Mobile Netherlands B.V. en T-Mobile Netherlands Finance B.V. tegen gedaagde partij met betrekking tot betalingsverplichtingen en ontbinding van overeenkomsten

In deze zaak hebben de eisende partijen, T-Mobile Netherlands B.V. en T-Mobile Netherlands Finance B.V., de gedaagde partij gedagvaard wegens het niet nakomen van betalingsverplichtingen voortvloeiend uit een overeenkomst voor telecommunicatiediensten en een kredietovereenkomst voor de aanschaf van een Apple iPhone. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partijen vorderen in totaal € 1.142,24, bestaande uit verschillende bedragen voor abonnementskosten en toesteltermijnen, alsook schadevergoeding wegens ontbinding van de overeenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partijen voldoende hebben aangetoond dat zij aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten hebben voldaan. De kantonrechter heeft een bedrag van € 180,00 aan abonnementsgelden en € 123,56 aan schadevergoeding toegewezen. Daarnaast zijn de vorderingen van de eisende partij sub 2, T-Mobile Netherlands Finance B.V., voor de toesteltermijnen van € 249,00 en € 619,43 eveneens toegewezen, omdat de overeenkomst rechtsgeldig is en aan de wettelijke eisen voldoet.

De kantonrechter heeft echter ook ambtshalve onderzoek gedaan naar de algemene voorwaarden van de eisende partijen, in het bijzonder naar de eerlijkheid van de bedingen ten opzichte van de consument. Er zijn twijfels gerezen over de eerlijkheid van een beding met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten, wat kan afwijken van de wettelijke regeling. De eisende partij sub 1 is opgedragen om nadere toelichting te geven over dit beding. De kantonrechter heeft verdere beslissingen aangehouden tot deze toelichting is verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10403729 \ CV EXPL 23-1635
Uitspraakdatum: 10 mei 2023
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.de besloten vennootschapT-Mobile Netherlands B.V.

2. de besloten vennootschap
T-Mobile Netherlands Finance B.V.
beiden gevestigd te 's-Gravenhage
de eisende partijen
gemachtigde: Groenendaal & van Krijl Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij sub 1 en de eisende partij sub 2 (hierna: de eisende partijen) hebben de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij sub 1 heeft gevorderd de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 343,81. De eisende partij sub 2 heeft gevorderd de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 798,43. Daarnaast vorderen de eisende partijen tezamen veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De eisende partijen hebben gesteld dat zij op 20 december 2019 in een van hun winkels met de gedaagde partij een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot data- en/of telecommunicatiediensten en een kredietovereenkomst voor de aanschaf van een Apple iPhone 11 Pro Max 64 GB. De gedaagde partij is de overeenkomsten niet nagekomen en daarom hebben de eisende partijen de overeenkomsten ontbonden. De eisende partijen hebben nakoming van de overeenkomst gevorderd en schadevergoeding wegens de ontbinding daarvan.
2.3.
De eisende partijen hebben ter onderbouwing van hun vordering verschillende facturen overgelegd. In de factuur van 22 juli 2020 wordt een bedrag van € 0,25 aan ‘Gebruikskosten buiten bundel Go’ genoemd. De eisende partijen hebben niet toegelicht wat de grondslag is van dit deel van de vordering. De kantonrechter wijst dit gedeelte van de vordering dan ook af.
(Pre)contractuele informatieplichten ten aanzien van de abonnementskosten
2.4.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is binnen de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij sub 1 voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat aan voornoemde informatieplichten is voldaan.
2.6.
Dit betekent dat een bedrag van € 180,00 ‬(6 x € 30,00) aan abonnementsgelden toewijsbaar is.
Openstaand bedrag toestelkredietovereenkomst
2.7.
Verder vordert de eisende partij sub 2 betaling van € 249,00
aan niet betaalde toesteltermijnen en € 619,43 aan resterende termijnen van het toestelkrediet.
2.8.
De Hoge Raad heeft in de arresten van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1385) en 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) – kort gezegd – het volgende beslist. In een overeenkomst vergelijkbaar met de onderhavige moet, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang is van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Aan die eis is in dit geval voldaan. In de overeenkomst staat namelijk dat het totaalbedrag voor het toestel € 996,00 bedraagt en dat dit bedrag wordt afgelost in 24 maandelijkse termijnen van € 41,50. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige toestelkredietovereenkomst rechtsgeldig is.
2.9.
Voorts is niet gebleken dat de eisende partij sub 2 andere kosten en/of rente over de toestelprijs in rekening heeft gebracht, zodat sprake is van een zogenoemd zacht krediet. De wettelijke bepalingen over consumentenkrediet overeenkomsten missen derhalve toepassing. De (resterende) termijnen die zien op de toestelovereenkomst zijn dan ook toewijsbaar.
Ontbindingsschade
2.10.
De eisende partij sub 1 vordert op grond van artikel 6:277 lid 1 BW (schade)vergoeding voor de resterende abonnementstermijnen wegens de voortijdige ontbinding van de overeenkomst. De eisende partij sub 1 stelt dat de schade is geschat op maximaal 50% van de resterende maandtermijnen, (laagst mogelijke kosten (basisbedrag) x datum disconnectie tot einddatum contract -/- BTW/2), te weten een bedrag van € 123,56. Dit is in lijn met rapport Ambtshalve Toetsing III, zodat ook dit bedrag toewijsbaar is. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat de eisende partij sub 1 heeft nagelaten om een toelichting te geven op de hoogte van het laagst mogelijke basisbedrag. De kantonrechter zou het op prijs stellen als zij dat in het vervolg wel zou doen.
Conclusie ten aanzien van de gevorderde hoofdsommen
2.11.
Gelet op het voorgaande is de vordering van de
eisende partij sub 1toewijsbaar tot een bedrag van
€ 303,56‬aan hoofdsom (€ 180,00 + € 123,56).
2.12.
Ten aanzien van de vordering van de
eisende partij sub 2is het volgende van belang. De gedaagde partij heeft op 28 april 2022 en 27 mei 2022 twee deelbetalingen gedaan bij de eisende partij sub 2 voor een totaalbedrag van € 70,00. De eisende partij sub 2 heeft geen buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voornoemd bedrag strekt dan ook in mindering op de aan haar toewijsbare hoofdsom van € 868,43 (€ 249,00 + € 619,43), zodat thans voor toewijzing gereed ligt een bedrag van
€ 798,43.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.13.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van de eisende partijen van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest van het Hof van Justitie van 27 januari 2021, gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2.14.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen of de eisende partij zichzelf contractueel de mogelijkheid heeft voorbehouden om desgewenst, in of buiten rechte, aanspraak te maken op een contractueel bedongen vergoeding – en vervolgens ambtshalve te toetsen of het betreffende contractuele beding oneerlijk is en vernietigd moet worden. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.15.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.16.
De eisende partij sub 1 maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 11 van de algemene voorwaarden is daarover het volgende beding opgenomen:
“Je zult begrijpen dat wij onze diensten alleen kunnen aanbieden als jij op tijd je betalingsverplichtingen nakomt. Bij niet tijdige betaling behouden wij ons al onze wettelijke rechten voor. Zo kunnen wij bijvoorbeeld de levering van onze diensten opschorten, buitengerechtelijke incassokosten in rekening brengen en de vordering overdragen aan een incassobureau.”
2.17.
Het is aan de kantonrechter om te beoordelen of het genoemde artikel in de algemene voorwaarden oneerlijk is ten opzichte van de gedaagde partij. Op grond van de wet is een consument pas een incassokostenvergoeding verschuldigd als hij een veertiendagenbrief heeft ontvangen die aan alle in artikel 6:96 lid 6 BW genoemde eisen voldoet. Een dergelijke brief is blijkens de overgelegde stukken op 8 juni 2021 aan de gedaagde partij verzonden. De kantonrechter merkt op dat de eisende partij sub 1 reeds voorafgaand aan het versturen van voornoemde veertiendagenbrief, namelijk op 22 september 2020, een bedrag van € 15,00 aan buitengerechtelijke incassokosten bij de gedaagde partij in rekening heeft gebracht. Gesteld noch gebleken is dat voorafgaand aan deze factuur een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW is verstuurd. Hoewel de eisende partij sub 1 dit bedrag niet vordert, heeft de kantonrechter door het eerder in rekening brengen van dat bedrag wel het vermoeden dat het beding in artikel 11 van de algemene voorwaarden ten nadele van consumenten aanzienlijk afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij sub 1 zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover uit te laten.
2.18.
Indien de eisende partij sub 1 aan deze opdracht niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.19.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij sub 1 om bij akte op de rol van
7 juni 2023de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor onder 2.18 is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter