Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 mei 2021 van Dexia, met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] , met producties;
- de conclusie van repliek van Dexia, met producties;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] , met producties;
- de rolmededeling van 16 juni 2022;
- de akte van uitlaten jurisprudentie van Dexia, met producties;
- de antwoordakte van 22 december 2022 van [gedaagde] .
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [gedaagde] .
Afwachten ontwikkelingen in de jurisprudentie
In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verledenzijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen. Dexia heeft nog aangevoerd dat er geen stuitingsbrieven ontvangen zijn van [gedaagde] tussen 2007 en 2021. [gedaagde] betwist dit. Ook dit verweer wordt verworpen. Uit de veelheid van eerdere procedures is het aan de rechtbank en (de gemachtigden van) partijen bekend, dat er door Leaseproces, stuitingsbrieven zijn gezonden aan Dexia in 2009, 2012, 2014, 2015, 2016 en 2017. Bij deze brieven hoorden lijsten met contractnummers en namen van afnemers voor wie Leaseproces als gemachtigde optrad/optreedt, zoals [gedaagde] . Zonder verdere uitleg kan Dexia er niet in worden gevolgd dat deze stuitingsbrieven juist niet namens [gedaagde] gezonden zouden zijn. Dexia had het verweer concreter kunnen en moeten onderbouwen.
De factor X staat voor het besteedbare netto-maandinkomen van [gedaagde] . De factor Y betreft de NIBUD-basisnorm voor het betrokken type huishouden. De factor W staat voor de maandelijkse huur-of hypotheeklasten voor de eigen dan wel gehuurde woning voor zover deze het daarvoor door het NIBUD gehanteerde basisbedrag overtreffen. De factor A staat voor de verplichtingen die voortvloeien uit de leaseovereenkomst, factor B staat voor eventuele financiële verplichtingen uit andere, eerder aangegane lease-overeenkomsten. De factor C staat voor eventuele (daadwerkelijk bestaande) rente- en aflossingsverplichtingen uit andersoortige eerdere kredietovereenkomsten.
welhad behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting
weleen onaanvaardbaar zware financiële last op [gedaagde] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter derhalve van oordeel dat de schade aan termijnen voor 1/3 deel voor rekening van [gedaagde] behoort te blijven. Dat betekent dat de eventueel, na aftrek van de in aanmerking te nemen voordelen, resterende schade aan termijnen voor 1/3e deel voor rekening van [gedaagde] blijft en dat deze schade voor 2/3e deel voor rekening van Dexia komt.
5.De beslissing
donderdag 9 maart 2023, waar Dexia zich schriftelijk dient uit te laten omtrent hetgeen in 4.20. is overwogen en een berekening van de eventueel nog te vergoeden schade in het geding te brengen;